menu

Hier kun je zien welke berichten JJ_D als persoonlijke mening of recensie heeft gemarkeerd.

White Noise - Don DeLillo (1984)

Alternatieve titel: Witte Ruis

3,0
‘White noise’.
Witte ruis.
De ruis van intermenselijke afstand, de ruis veroorzaakt door reclame en consumentisme, de ruis afkomstig van een existentiële (doods)angst, de ruis eigen aan het knip- en plakwerk van eclecticisme en postmodernisme.
Ruis, ruis, ruis en nog eens ruis.

Wie anders dan Don DeLillo doet de pagina’s willens en wetens ruisen? In wat ‘s mans grote literaire doorbraak zou blijken, houdt de auteur zijn publiek heel bewust op afstand. In een tijdperk dat allen tot een gevoel van eenzame verlatenheid veroordeeld heeft opdat men de leegte zou opvullen met de valse belofte van geluk via consumptie (hetzij van goederen, hetzij van een medicijn), kan en mag de lezer niet intens meevoelen met protagonist Jack Gladney - de inhoud van het boek staat als het ware in de weg. Flarden radio en televisie verhinderen dan ook dat de roman werkelijk opslokt. De schrijver meent afstand nodig te hebben om ideeën te kunnen formuleren, bij de gratie van hilarische karakters als zoonlief Heydrich of academicus Murray Jay Siskind. Behoorlijk ostentatief allemaal, maar niettemin komisch.

Een graad in de Hitlerkunde, wetenschappelijk onderzoek naar verpakkingen van huishoudelijke producten of auto-ongelukken in films, een zogenaamd ‘zwevend gifgebeuren’ en ga zo maar door: DeLillo balanceert tussen het abstracte en het groteske, in een plot die het midden houdt tussen avontuurlijke thriller en maatschappijkritisch portret. Met opzettelijke banaliteiten, unheimliche dialogen waarin personages bovenal naast elkaar heen praten en absurde plottwists is ‘Witte ruis’ bovenal een bizar boek, dat evenwel niet meer de impact kan hebben die het bij zijn verschijnen vermoedelijk gehad heeft. Profetisch blijkt DeLillo’s visie op de link tussen sociale isolatie en koopzucht, of zijn voorspelling dat een geneeskundige doctrine de mens niet bevrijdt van pathologie, maar integendeel eeuwig tot patiënt en dus tot potentieel zieke maakt.

Als zeg maar technisch experiment heeft ‘Witte ruis’ de tijd deels doorstaan, als abstracte reflectie op de toekomst van het Westen heeft de roman slechts in beperkte mate aan kracht verloren, maar vormelijk ontroert het boek niet meer, en wel omdat het schijnbaar improvisatorische omgaan met een losmazige plot en weinig uitgewerkte karakters niet resoneert met wat de lezer vandaag verlangt.

2,75*

Wij Waren onder de Betovering - Ramsey Nasr (2022)

Alternatieve titel: Wij Waren Helemaal onder de Betovering Geraakt

3,0
Zoals het een acteur betaamt: spreken met de woorden van een ander. Ramsey Nasr las de brieven van Vincent Van Gogh en verknipte tientallen zinsneden tot een nieuw geheel. Het is vrije poëzie, creatief geassembleerd, eigenlijk zodanig uit elkaar gerafeld dat de schilder niet of nauwelijks zelf aan het woord lijkt te komen, hoewel de gedichten wel degelijk in ’s mans hoofd kruipen.

Wat Van Gogh ziet is een ondragelijk mooi en immer veranderlijk landschap, zij het weerspannig – het geeft zich niet gewonnen, net zomin als de mensen die dat landschap doorkruisen. In het licht van de huidige klimaatfarce is de bundel zeker actueel, hoewel Nasr het louter ecologische overstijgt en zich tegelijk toelegt op een summier onderzoek naar de kunstenaarsziel.

De resultante (overigens het poëzieweekgeschenk 2022) is een fijne bundel, die zonder grootste vondsten toch uitnodigt tot veelvuldig herlezen.

3*

Wij Zijn het Klimaat: Een Brief aan Iedereen - Kyra Gantois e.a. (2019)

3,0
mjk87 schreef:
En ik ben allicht wat cynisch maar ik kan kinderen hierin niet heel serieus nemen.

Nee? Nochtans: hoed af voor hun engagement, en voor hun doorzettingsvermogen. Als je bijvoorbeeld leest wat Anuna De Wever via sociale media over zich heen krijgt van bagger...

Wat 'Wij zijn het klimaat' betreft: we moeten ons goed realiseren wat het duo voor ogen had met hun zogenaamde pamflet. Het moest vooral een beginselverklaring zijn van waar Youth for the Climate voor staat. Slim dus om in te zetten op verbinding, om te benadrukken dat het een initiatief wil zijn dat via een breed draagvlak wil aanklagen en wil mee zoeken naar oplossingen - zonder die oplossingen zelf aan te reiken. Wat zou het ook: worden tieners verondersteld om de troep van decennia kapitalisme en liberalisme in een handomdraai op te lossen? Vrijwaren we ons eigen geweten echt zo gemakkelijk?

Nee dus. Alle respect voor 'Wij zijn het klimaat', dat er zowel inhoudelijk als stilistisch - met dank aan Jeroen Olyslaegers - staat. Geen boekje met Het Grote Antwoord Waar Iedereen Op Zit Te Wachten of Het Deus Ex Machina Voor De Toekomst, maar een realistisch perspectief, een fundering van protest waarop gebouwd kan worden, een uitnodiging tot constructief nadenken en tot dialoog. Ik herhaal: hoed af voor een maturiteit waarvan we ons moeten afvragen of we ons daar zelf op konden beroepen, toen we zo oud (wat zeg ik? jong!) waren als Anuna en Kyra...

3,25*

Wolf Hall - Hilary Mantel (2009)

Alternatieve titel: Thomas Cromwell Trilogy #1

3,5
Woorden, woorden, niets dan woorden.

Maar wat voor woorden…!

Wat blijft er over van feiten, van historische personages, behalve dan een vage suggestie van hun daden en hun denken, een schilderij misschien, en natuurlijk een verhalende traditie. Het is in die traditie dat Hilary Mantel zich inschrijft, zij het op een unieke manier. In haar historische fictie is de absolute waarheidsgedachte voorbijgestreefd - juist, ze stierf ergens in de 20ste eeuw? We kunnen de psychologie van karakters niet meer achterhalen, dus laat ons – weliswaar zo getrouw mogelijk – proberen om via de verbeelding de leemte van het verleden op te vullen. En dus? Dus veinst Mantel gesprekken, gedachten, gekonkel, herinneringen…met als resultante: een Cromwell wiens veelzijdige vernuft, wiens intellectuele scherpte, wiens talig genie van de pagina’s spat. Juist? Geloofwaardig? Historisch accuraat? Alleszins genoeg gedocumenteerd om het tijdskader voor waarachtig te accepteren. En ook: vrij genoeg om een bezwerend ritme te vinden dat alleen de kunst en dus de fictie vermag.

Mantels historische fictie - heeft ze een patent op dat genre? - is geen zwaktebod, geen poging tot reconstructie omdat het verleden nu eenmaal is gaan vliegen. Integendeel! Mantel verbindt immers het beste van twee werelden: een tijd die als het ware uit zijn hengsels wordt gelicht, geportretteerd met de flair eigen aan grenzeloze creativiteit, of nog: artistieke vrijheid. Dat de Engelsen dit stuk geschiedenis en vermoedelijk een groot deel van haar figuranten als hun broekzak kennen, maakt het voor de modale niet-Angelsaksische lezer niet altijd evident. Wie is wie, hoe verhoudt A zich tot B, welke belangen spelen er tussen C en D, en hoe past Cromwell dan weer in dat plaatje? Mantel laat na om het allemaal uit te leggen – de lezer pikt mee wat ‘ie kan meepikken, en net het ontbreken van elk belerend karakter laat toe dat ‘Wolf Hall’ zijn cadans nergens verliest. De puls die van scène naar scène en van dialoog naar dialoog voert is haast niet te weerstaan, en toch boetseert de auteur een ruimte voor de tijdloze schoonheid van taal, wat ze concreet doet via zinderende landschapsevocaties, of middels beschrijvingen van het gegons van het leven vroeg in de 16e eeuw - mysterieus, én menselijk.

Bovendien – en allicht is dat de grootste verdienste – is Mantels opzet groter dan louter het hedendaags hervertellen van eeuwenoude anekdotiek. In de marge floreert immers een tijdperk waarin de burgerij het overneemt van de feodale orde, de handel de nieuwe ethiek uitmaakt, merite boven genealogie wordt geplaatst, kerk en staat zich in een nieuwe verstandhouding worstelen en wetenschap haar plaats in de realiteit opeist. Niet de gelijkmatige geboorte van een moderniteit, maar een vrijzinnigheid van denken die zich trappelend, bonkend, ongedurig aandient – met vallen en opstaan. Meer dan de paleizen, de coulissen van de macht, de heimelijke vertrekken, de balzalen, de Theems, ... is dit het eigenlijke decor: een tijdperk dat zich in het hier en nu van de vertelde tijd omwentelt. Dàt voelbaar maken, is dat geen grote prestatie – ook al houdt Mantel ruim zeshonderd bladzijden aan eenzelfde (weliswaar eigengereid!) stilistisch stramien vast?

3,5*

Woman Who Walked into Doors, The - Roddy Doyle (1996)

Alternatieve titel: De Vrouw Die tegen de Deur aan Liep

4,0
Zeker weten een buitgengewone ontdekking, deze Roddy Doyle. Ik kwam voor het eerst met ‘The Woman Who Walked into Doors’ in aanraking via de gelijknamige opera van Kris Defoort, die aan het begin van dit decennium een overweldigend succes werd. Bovendien hoorde ik in een interview met de auteur zelf dat hij maar liefst 7 jaar heeft gezocht naar “de juiste woorden” om deze gebroken en ongeschoolde vrouw gestalte te geven. “Uiteindelijk zijn het mijn woorden geworden”, voegt Doyle er stoïcijns aan toe. Reden genoeg dus om meteen aan het lezen te slaan, en even later dit schokkende relaas terug dicht te klappen.

Hoe Roddy Doyle het precies doet, is niet duidelijk. Feit is dat hoofdpersonage Paula Spencer in een mum van tijd een levend wezen wordt, een karakter dat niet weet welke houding ze zich moet aanmeten ten opzichte van haar verleden. Het boek is een soort zoektocht naar het al dan niet schuldig zijn van haar ego, naar verklaringen voor het onrecht dat haar is aangedaan, naar het waarom van haar bestaan...
Dat klinkt zwaar op de hand, maar Doyle verpakt zijn verhaal op de juiste manier, en tracht ook helemaal geen universele antwoorden te formuleren. We lezen over mens in een verwoed gevecht met het verleden, een vrouw die worstelt met chronologie, met oorzaak en gevolg…om uiteindelijk vast te stellen dat ze de eighties gemist heeft. “Aan die periode heb ik geen herinneringen. Geen enkele.”

Roddy Doyle bouwt, zonder dat de lezer er erg in heeft, op naar een verschroeiende finale, waarin zijn bizarre stijl vol herhalingen, met flarden tussengevoegde regels, een haast ondragelijke impact heeft. “Een leesbaar voorbeeld van de Joyceaans ‘stream-of-consciousness’-techniek”, schrijft het NRC Handelsblad over ‘Paddy Clarke Ha Ha Ha’, en dat gaat ook op voor ‘De vrouw die tegen de deur aan liep’: juist het spontane uiten van allerhande gevoelens en gedachten culmineert in een slot van bikkelharde eerlijkheid. Met een aantal sluitende puzzelstukjes (die op het einde naar boven komen) wordt plots duidelijk wat voor een vreselijk portret Doyle getekend heeft.
Vreselijk Prachtig.
3,75*

Wuthering Heights - Emily Brontë (1847)

Alternatieve titel: Woeste Hoogten

3,0
Wat Raskolnikov zegt: de raamvertelling is in die mate doorzichtig opgezet, dat ze de plot dient doch daarvoor min of meer overbodige personages opvoert. Lockwood is geestig en trekt de lezer in de vertelling, doch wie is hij? En waarom is hij er, afgezien van zijn rol als spreekwoordelijke ceremoniemeester van het verhaal? Dat Nelly als verteller optreedt vanuit alwetende anekdotiek, doet bovendien gekunsteld aan, zeker wanneer zij ineens briefwisseling uit het hoofd lijkt te gaan citeren – inderdaad met bizarre accenten en dialogen incluis. Dat onvolmaakte perspectief op het narratief maakt het lastig tot zelfs onmogelijk om helemaal in de handeling te worden gezogen.

Nog een euvel punt: Emily Brontë brengt het negatieve in de mens wel heel erg naar de voorgrond. Zowat ieder personage is uit evenwicht: ofwel door en door slecht, of op z’n minst manipulatief, ofwel goed maar eerder zwak – zodoende zijn de personages nergens levensecht, toch niet in die mate dat identificatie mogelijk wordt. Noem het een keuze eigen aan de gothic novel – akkoord, maar het neemt niet weg dat er literair potentieel mee verloren gaat.

Tot slot doet de vertaling veel, heel veel zelfs. Die van Akkie de Jong (gelezen!) kabbelt aardig weg, doch de editie van Frans Kellendonk lijkt wat moderner en dichter bij de grimmige sfeer te zitten – te meer omdat de Jong de dynamische interpunctie (toch een wezenlijk stijlmiddel dat Brontë’s roman voortstuwt?) om onduidelijke redenen achterwege heeft gelaten. Ook zo trouwens voor de vertaling van Frans van Oldenburg Ermke, die formeler en stijver aandoet, en daarmee de intuïtief-duistere kracht van Brontë geen eer aandoet.

Kortom, aardig om lezen, maar wat mij betreft het epitheton “meesterwerk” niet waard. Hoewel ondergetekende het boek over pakweg anderhalf decennium nog eens in de vertaling van Frans Kellendonk zou willen herlezen.

3,25*