menu

Hier kun je zien welke berichten JJ_D als persoonlijke mening of recensie heeft gemarkeerd.

Geleende Levens - Bernlef (2010)

Een baggerboek. Geen enkel interessant idee of mooie zin te bespeuren... Op maat van puberende lezers ofzo.

Uitgebreide recensie.

Georg Faust: Libretto voor een Opera van Konrad Boehmer - Hugo Claus (1985)

2,5
Wat als Faust niet moet kiezen tussen God en Satan…want wat als het diabolische wordt belichaamd door diegenen die doorgaan voor de hoeders van Het Goede? Hugo Claus vond er inderdaad niets beters op dan Mefistofeles te hullen in de kleren van de clerus. Het Kwaad zijn dus de papen, die met hun aflaten en hun hele cultus het volk arm en dom houden. Fausts redder (Goethe’s homunculus!) keert hier terug als niemand minder dan ene Hans, die voorwaar een volksopstand veroorzaakt. Ondertussen ligt Faust niet alleen overhoop met zijn verlangen naar onbegrensde kennis, maar ook naar ongebreidelde lust onder de vorm van homoseksualiteit.

In de tachtiger jaren was deze ‘Georg Faust’ allicht relevant. Vandaag doet de bolwassing van de kerk en van de heteroseksuele zedenpolitie een beetje oubollig aan. Bovendien zapt Claus nogal jolig van scène naar scène – allicht het eclectische van ‘Faust II’ indachtig – zonder zijn beste rijmen bij elkaar te schrijven. Kortom, afgezien van de muziek (nooit gehoord): niet zo heel veel aan te beleven, los van het destijds allicht actuele en originele concept.

2,5*

Gevleugelde, De - Arthur Japin (2015)

3,5
Wederom een aandoenlijk portret van een man geboren in het verkeerde tijdsgewricht. Zijn geaardheid stuit op weerzin, maar zijn genie stuwt de tijdsgeest vooruit. Uiteindelijk geraakt hij, zoals zovelen, verstrikt in de wispelturige maatschappelijke perceptie, die zijn seksuele voorkeuren, zijn persoon en zijn werk langzamerhand niet meer uit elkaar weet te houden.

Opgevat als een stemmenkast (denk aan ‘Vaslav’) leert de lezer/luisteraar Alberto Santos-Dumont beetje bij beetje kennen als een verfijnde, onverschrokken, tragische visionair. Het milieu waarin hij toeft, ’s mans eenzaamheid, het engagement voor de lagere klassen: Japin tekent het allemaal met ontzettend veel liefde op, in een roman waarvan de raamvertelling (anders dan bij bijvoorbeeld ‘Kolja’ of ‘Een schitterend gebrek’) een beetje tegenwringt, maar ook weer niet heus. Want zeg nu zelf: een hart dat jarenlang op de dool is voor het een bestemming vindt, hoe mooi is dat als metafoor voor Alberto's leven?

Maakt de auteur, zoals De Volkskrant beweert, van de vliegenier een “jankerige nicht”? Absoluut niet. Anders dan wat Donkerwoud beweert, wordt Japin bovendien nergens al te expliciet over Santos-Dumonts gendervoorkeuren. Integendeel wordt het personage niet afgeschilderd als man hunkerend naar andere mannen, maar als iemand die twijfelt aan zijn eigen lichaam, alsof zijn seksualiteit ook voor hemzelf verborgen blijft. Omfloerst aangepakt dus, met aandacht voor de historische lacunes in wat er vandaag wel en niet over de man geweten is.

Tot slot trapt Japin niet in de val om Santos-Dumonts einde af te doen als het gevolg van zijn veroordeling tot geheimen omtrent zijn privéleven. ‘De gevleugelde’ gaat ten onder om wat men van zijn nimmer gepatenteerde, voor de vooruitgang der mensheid ontwikkelde uitvindingen gemaakt heeft: oorlogstuig. Ondergetekende kreeg er een krop in de keel van – te meer omdat Japin ook deze roman weer fantastisch heeft ingesproken.

3,5*

Giardino dei Finzi-Contini, Il - Giorgio Bassani (1962)

Alternatieve titel: De Tuin van de Finzi-Contini's

3,5
Een liefdesdrama in een landschap van mist. Hoezo? De nevelen van een opkomend fascisme, een haatcampagne waar de Italiaanse joden (overwegend) met open ogen inlopen. Ze zijn nota bene lid van de partij! Behalve enkelingen, zoals de voltallige clan der erudiete Finzi-Contini’s. Vanuit hun aristocratische ivoren toren hebben zij misschien een glimp opgevangen van wat er zit aan te komen. Toch doen ze het enige wat ze kunnen doen als individu in het aanschijn van zo een grote tragedie: ze plooien zich terug op hun religie, openen hun deuren niettemin voor de buitenwereld, en proberen zich waardig naar het graf te begeven. Al dansend naar de afgrond?

En hoe zit het dan precies met Micòl? Een enigma is zij zeker: volgens sommigen een vrouw vol maturiteit die al vroeg aanvoelt dat ze de kalverliefde protagonist zal moeten teleurstellen, volgens anderen een voor de wereld verborgen gehouden parel die haar eigen seksualiteit gaandeweg moet zien te ontdekken, en zodoende de verkeerde signalen uitstuurt. Hoe dan ook: het drijft de verteller tot een haast psychotische beleving van zijn gefnuikte liefde, insinuaties van verborgen affaires incluis. Wat is waar, wat onwaar? En op welke interpretatie is de schrijver precies uit? Giorgio Bassani verstaat de kunst der subtiliteit. In sobere zinnen – een nuchter beschrijvend stijl – blikt hij terug op de spreekwoordelijke dood van de protagonist. Sterven als vorm van Bildung – kennen we dat ten slotte niet allemaal?

Geen feilloos geweven roman waarin alle losse eindjes uiteindelijk aan elkaar te knopen zijn, maar een psychologisch portret tegen een schetsmatig decor waarin een regelrechte catastrofe zich aftekent. Tegelijk universeel-menselijk als historisch document dus. Ja, graag gelezen – al mogen karakters (wat gaat er in Alberto om? hoe verhoudt Malnate zich tot de feiten? is Micòl in wezen goed of kwaad?) wat mij betreft met meer welomlijnde contouren getekend worden. Niettemin, qua nuance grandioos in vergelijking met de nochtans veelgeprezen verfilming.

3,5*

Giovanni's Room - James Baldwin (1956)

Alternatieve titel: Giovanni's Kamer

4,0
‘Giovanni’s room’. Giovanni’s kamer. Een kamer die meer is dan louter een fysieke plaats. Ze is immers ook de mentale ruimte waar de homoseksualiteit van de protagonist betekenis en gestalte krijgt. Van zodra hij die paar vierkante meter verlaat, houdt zijn seksualiteit op. Of nee, dat doet ze niet – dat kan ze ook niet. In de buitenwereld ontkent hij ze echter, hij verzet zich ertegen, hij probeert zich – tegen beter weten in en doordrongen van het besef hoe onmogelijk dat is – desalniettemin in te schrijven in de heteroseksuele logica die het dominante verhaal van het toenmalige (en het huidige, daar moeten we niet onnozel over doen) tijdskader uitmaakt(e).

James Baldwin beschrijft dat alles met een bijna ondraaglijke economie van middelen. De taal, de stijl, de opbouw, de dialogen zijn van een vanzelfsprekende eenvoud, die de verschrikking van de hele situatie net des te dieper in de huid van de lezer kerft. Er is immers geen literaire wolk waarachter men zich comfortabel kan nestelen, geen vat van esthetisch genoegen dat soelaas biedt voor het hele debacle. Er is slechts: dit. Dit verhaal, deze personages, deze context. Op uitzonderlijk indringende wijze tot een geheel gesmeed door een auteur waarvan we het belang nog steeds collectief onderschatten. Laat dit dan ook een pleidooi zijn om massaal Baldwins oeuvre van onder het stof te halen - akkoord?

4*

God of Small Things, The - Arundhati Roy (1997)

Alternatieve titel: De God van Kleine Dingen

2,5
Kleine woorden voor grote gruwel. Verschrikking gezien door de ogen van een sensitief-naïeve verteller, die waar het kan in de huid van haar kinderlijke protagonisten kruipt. Des te meer schrijnend wordt de teloorgang van hun onschuld, hun te koesteren onwetendheid vormgegeven. Tegen de achtergrond van een door een door de tijd achterhaald kastensysteem, kan niemand echter onbekommerd opgroeien.

Mooi is de manier waarop Roy haar maatschappelijke kritiek vanuit het decor van het boek voedt. Haar politieke agenda staat niet op de voorgrond, wel haar verhaal, dat slechts met mondjesmaat zijn geheimen prijsgeeft. De omvang van de gruwel blijkt uiteindelijk veel groter dan verwacht - de anticipatie op de eigenlijke ontrafeling is voor de lezer echter een beproeving.

En over beproevingen gesproken: vooral de zeemzoeterige stijl zit de roman in de weg. Ja, het boek bevat prachtige passages, maar Roys leidmotieven en haar neiging om voortdurend metaforen op te zoeken, is ronduit irritant. Die metaforen zijn immers van een zodanige zwaarte vervuld (o.a. door de vergezochte referaten naar de natuur, die op den duur vermoeiend worden), dat ze na verloop van tijd ophouden iets wezenlijk bij te dragen.

Heb er dus niet van genoten, al zie ik de kwaliteiten van het boek wel in. Het Indiase karakter doet authentiek aan (de "couleur locale" waarvan hierboven reeds sprake), er zitten romige beschrijvingen in die je zou willen bewaren, hier en daar komt Roy tot een inzicht, en de onderliggende kritiek stijgt vanzelfsprekend uit de plot op. Maar dat alles, hoe verdienstelijk ook, volstaat niet als de stijl tegenzit.
2,5*

Godverdomse Dagen op een Godverdomse Bol - Dimitri Verhulst (2008)

3,0
Om deze nieuwe Verhulst is jongstleden heel wat te doen geweest: niet iedereen bejubelde het gegeven dat ‘Godverdomse dagen op een godverdomse bol’ gratis bij Humo werd geleverd, en niet in het minst de boekhandelaren. Is al die commotie echter wel gerechtvaardigd bij dit boek? Ja en nee: Verhulst mag als rasverteller zeker wat vaker in de spotlight komen te staan, maar wat ik me van ‘De helaasheid der dingen’ kan herinneren was oneindig veel fijngevoeliger dan dit. De meester van de micro-biotoop (‘s mans handelsmerk) zoekt tegenwoordig wijdere oorden op – hoe loopt dat af?

‘Godverdomse dagen op een godverdomse bol’ is, zoals de titel al zonder omwegen doet vermoeden, een absoluut misantropische kijk op de geschiedenis van de mensheid. Verhulst introduceert een onzijdig karakter, ’t genaamd, als hoofdpersonage. Dit naamloze wezen zou voor iedereen herkenbaar moeten zijn, maar Verhulst gaat zodanig ver in de karikatuur (aangedikt met een overdaad aan vulgariteiten), dat het personage (voor zover er al sprake kan zijn van een literair ‘personage’) absoluut geen universele waarde heeft. Bovendien doet hij zodanig zijn best om historische figuren niet met naam en toenaam te noemen, dat het onzijdige ’t al snel gaat irriteren. Op voortdurende terugkerende zinsconstructies raakt een mens nu eenmaal snel uitgekeken.

Toch heeft ‘Godverdomse dagen op een godverdomse bol’ zo nu en dan zijn grappige passages. Verhulst rekent af en toe zodanig lyrisch af met de mensheid en haar zogeheten “menselijkheid”, dat je wilt gaan gieren van de pret. Ja, hier is de auteur van ‘De helaasheid der dingen’ aan het werk.
Helaas mist ‘Godverdomse dagen op een godverdomse bol’ opbouw en samenhang om die fragmenten te laten overheersen. De finale indruk is verrassend ledig: de sporadische verveling afgewisseld met enkele vlottere passages smaakt verrassend smakeloos. Een kleine ontgoocheling dus…
2,75*

Gogo no Eiko - Yukio Mishima (1963)

Alternatieve titel: Een Zeeman door de Zee Verstoten

3,0
Kijk, een land in transitie: vaders zijn van huis omdat ze ofwel gestorven zijn voor het vaderland, dan wel zich te pletter werken, dan wel fanatici zijn zoals er altijd fanatici zullen zijn, of gewoon dronkaards zoals ook die altijd en overal zullen blijven opduiken. Het landschap draagt ondertussen de littekens van een pijnlijke Amerikaanse passage en de sporen van een liberale bouwwoede die een volk dat altijd in termen van strikte hiërarchie heeft gedacht en geleefd, acuut ontheemd heeft. Vrijheid: de baarlijke duivel!

Kijk, dit is het Japan in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog, een land waar een resem kinderen opgroeit zonder moraal, zonder ethisch kompas, zonder voeling met autoriteit. Terugvallend op oude tradities – de meest primitieve aller reflexen, is dat in onze huidige democratie niet overduidelijk? – verheerlijken ze een cultuur van onderdrukking. Seksualiteit, empathie, mededogen: ze moeten uitgebannen worden, omdat ze een construct zijn van een volwassenheid die het door haar inherente zwakte consequent laat afweten. Nou? Welkom, Noburu.

Kijk, een haast 19e-eeuws dwepen met eeuwige roem, met de ideale liefde onder de vorm van een vrouw en met de dood als ultieme bekroning van de twee voorgaande aspecten. Klinkt als een Wagneriaanse saus, niet? Mishima overgiet er zijn Riuyi mee, een zeeman die zich tot het eigenlijke leven laat bekeren. Ook in zijn verhouding tot Fusako is onderdrukking trouwens de norm: naaktheid wordt bedekt, het liefdesspel moet ongezien blijven, want alleen in de onzichtbaarheid behoudt ze haar onweerstaanbare aantrekkingskracht. Verlangen zal verhuld zijn, of niet zijn. Is dit wat de drie personages uiteindelijk verbindt, in een Japan waar iedereen en niemand uiteindelijk thuis is? Want ook het voyeurisme waarmee Noburu het eerste hoofdstuk opent, mag het daglicht niet zien. Het einde van het gluren, het dictaat van een pril vaderschap!

Kijk, de stijl sleept mee, maar is bijwijlen te barok, te sentimenteel, te romantisch. De plot heeft ook last van de leeftijd van Noburu, die met ocharme dertien jaren op de teller natuurlijk niet kan denken zoals hij denkt. (En ouder mag hij niet zijn, want dan zou er al een zekere ethische maturiteit moeten opgedoken zijn.) Afgezien van die significante (al zeg ik het zelf) kanttekening blijft van ‘Een zeeman door de zee verstoten' vooral ze kracht van het narratief bij, het effect waarbij de lezer langzaam maar zeker in de thriller wordt gezogen. Niet slecht, voor een boek dat grotendeels uit bordkartonnen figuren bestaat, mensjes met weinig ziel, naampjes zonder dieptepsychologie. Maar om deze roman aan te bevelen? Nee, niet onmiddellijk.

3,25*

Golii God - Boris Pilnjak (1922)

Alternatieve titel: Het Naakte Jaar

2,0
Een tergende leeservaring.

Hoezo?
Misschien omdat ‘Het naakte jaar’ zowel vormtechnisch als inhoudelijk antiwesters geconcipieerd is – althans zo omschrijft vertaler Arthur Langeveld in het beknopte nawoord Pilnjaks grote doorbraak. Dit maakt dat er geen personages zijn die psychologisch evolueren, geen coherente handeling ontstaat en dus geen doorlopend narratief ontkiemt. Wat overblijft: de roman als idee, de roman als klankkast waarbinnen stemmen van de revolutie opklinken, doch zij vormen geen gecomponeerd koor, zij dragen conceptueel niets uit, zij weerklinken alleen. Een bewuste keuze van de auteur, die al het menselijke als triviaal-vergankelijk neerzet, en dit plaatst tegenover de grootsheid en onafwendbaarheid van de natuur, de getijden, het klimaat…sfeerbepalende factoren waar de schrijver inderdaad poëtisch ruimte voor vrijmaakt. Zij het dat Pilnjak soms te ver doorschiet in wat gekunstelde metaforen zijn.

Maar hoezo, tergend?
Omdat Pilnjak voortdurend terugvalt op een Russisch referentiekader op basis van parabels en sagen, volksliederen, verbasterde accenten, enzovoort. Het is voor de modale lezer niet alleen verdwalen in dubbele namen (door Pilnjak expliciet gekozen om – stel je voor, beste academici! – de chaos van de revolutie intellectueel te integreren in zijn boek) en een volslagen onbekende geografie, maar ook verloren lopen in het doolhof van de Russische overlevering. Daarnaast zijn de dialogen doelbewust warrig en dikwijls ronduit nietszeggend. Tot zover hoe Pilnjak het door hem verheerlijkte platteland wil typeren...als zijnde naïef, primitief, een voorbeeld van het oer-Rusland omdat de laag Westers vernis hier nooit is doorgedrongen?

Enfin, voor de gemiddelde lezer zonder een obsessie voor of een grote kennis van het Rusland van de 20ste eeuw, is ‘Het naakte jaar’ een boek waarin slechts sporadisch een sprankel bevattelijke humor of een rake beschrijving opduikt. Afgezien daarvan is het tegen wil en dank ploeteren in de kakofonie van Pilnjaks bolsjewistisch putsch.

1,75*

Goodbye to Berlin - Christopher Isherwood (1939)

Alternatieve titel: Afscheid van Berlijn

3,0
Op en top Engels is de afstandelijk-eloquent-geraffineerde stijl, waarmee de auteur zijn omgeving in zich opneemt. Dat levert een intrigerend boekje op dat nimmer tot weerstand leidt, te meer gezien de opkomst van het nazisme zich insidieus doch onloochenbaar aandient. Vraag is dan: hoeveel merkte Isherwood aan het begin van de dertiger jaren al op, en hoeveel voegde hij anno 1939 (het jaar van publicatie) nog toe? We zullen het allicht nimmer aan de weet komen.

Hoe dan ook hulde voor Isherwoods socio-maatschappelijke voelsprieten - per slot van rekening was de Tweede Wereldoorlog nog niet uitgebroken toen de schrijver de bui al voelde hangen. Des te vreemder is het dat zijn protagonist nauwelijks betrokken lijkt bij wat hem overkomt. Gaandeweg leest ‘Afscheid van Berlijn’ in toenemende mate als een ontregelend objectief verslag van schijnbaar toevallige ontmoetingen, die elkaar zonder duidelijke focus opvolgen. Die collage boetseert geen roman, omdat transformatie (Bildung, m’n waarde!) ontbreekt. Evenwel zijn de afzonderlijke kapittels niet sterk genoeg om op zichzelf te staan.

Dus leest ‘Goodbye to Berlin’ als een proeve van literair talent, met prettige franjes. Desondanks kan eigenlijk niets van dit boek echt bijblijven: geen psychologie, geen personages, geen ontwikkeling, geen ideële eruditie.

3*

Gyertyák Csonkig Égnek, A - Sándor Márai (1942)

Alternatieve titel: Gloed

4,0
Om de draad gelijk op te pikken waar schiIdpad hem heeft laten liggen: wat verklaart Konráds zwijgen? Is het instemming, een schuldbekentenis, misschien zelfs boetedoening, hoe hij het verhaal van diegene die eens zijn kameraad was lijdzaam ondergaat, uitzit, tot het laatste woord? Of kunnen (lees: moeten?) we verder durven kijken dan wat er staat: is Konráds uitblijven van een wederwoord het grootste geschenk dat hij de generaal kan doen, door diens gedurende maar liefst vier decennia geduldig opgebouwde wereldbeeld – de funderingen waar zijn werkelijkheid hier en nu op berusten! – intact te laten, en dus in te stemmen met zogenaamde feiten die helemaal geen feiten zijn?

Is het immers toeval dat de generaal Konrád onderbreekt wanneer deze hem van repliek wil dienen? Is het triviaal dat de generaal het schrift – een poort naar de door hem zogezegd fel begeerde waarheid! – ongelezen in het vuur gooit? Nee, het zijn signalen dat de generaal vooral bevestiging wil voor zijn versie van de gebeurtenissen, en wel omdat hij er genadeloos naar gehandeld heeft. Hij is zijn vrouw nooit meer onder ogen gekomen, vanuit het idee (door de jaren heen getransformeerd naar: de stellige zekerheid) van verraad. Gesteld dat dit alles op een misverstand zou berusten, kan de generaal dan nog verder leven? Wat dan met zijn eer, zijn ijdelheid – de etiquette die het laatste houvast van zijn bestaan vormt, een leven dat zich in het heden voltrekt maar integraal in het verleden afspeelt? Wat als dat verleden een complete misrekening blijkt?

Maar hoezo, "misverstand"? Laat Sándor Márai andere pistes open? Wat mij betreft wel. Wat als Konrád zijn vertrek niet heeft durven melden aan de generaal, omdat hij wist dat die het als een persoonlijke belediging zou zien, hem zou proberen te overhalen om te blijven? Of wat als Konrád inderdaad moest vertrekken omwille van een liefdesmotief, en wel van homoseksuele strekking, ten aanzien van Henrik? Ook dat zou Henriks wederhelft "laf" kunnen noemen, nietwaar? Wat kortom als Konrád nooit zijn wapen op de generaal heeft gericht, maar post-hoc wel die intentie wordt aangemeten? Hoe tragisch: als vriend komen, en als vermeend verrader en quasi moordenaar moeten vertrekken!

Vergezocht? Misschien. En toch. Toch licht ‘Gloed’ doelbewust bepaalde aspecten niet uit. In het onuitgesprokene blijft de suggestie onverminderd voortbestaan. Zeker in de epische (zeg gerust: mythische) schriftuur van Márai, waarin het Oostenrijk-Hongarije van voor de Eerste Wereldoorlog overigens herleeft als een onwrikbaar monument. Met evenveel trefzekerheid schildert de auteur decors als psychologische portretten. De ideeën zijn misschien een beetje te stellig, hier en daar wat pedant. Maar steeds interessant, en dankzij de vaart van het narratief (in eindeloze afwachting van de opheldering van het mysterie) werkt de verwevenheid tussen concrete plot en abstracties wonderwel.

Zeker een bijzonder boek dus. En hoewel ik dacht dat ik luisterboeken levenslang zou verketteren, moet me van het hart dat Eric Schneider de luisteraar formidabel in het verhaal zuigt. Kortom, zes volle uren in opperste concentratie en vol genoegen geluisterd – voorwaar, ik zou het onding bestaande uit zes cd's zelfs durven aanraden!

3,75*