menu

Hier kun je zien welke berichten misterfool als persoonlijke mening of recensie heeft gemarkeerd.

Machiavellians: Defenders of Freedom, The - James Burnham (1943)

4,0
The Machiavellians vind ik een bijzonder intrigerend werkje. James Burnham pleit hier voor het verklaren van machtsverhoudingen op eenzelfde wijze als Niccolò Machiavelli dat in de renaissance deed. Burnham wijst hierbij op het anti-formalistisch karakter van Il Principe; hetgeen betekent dat het verklaarde doel niet (diepgravend) verschilt van het achterliggende materiele doel. Dit in tegenstelling tot een schrijver als Danté die (in “De Monarchia”) achter religieuze argumenten ideologisch wensdenken verstopt. Daarnaast acht Burnham Machiavelli’s werk welhaast wetenschappelijk, omdat het een amorele analyse biedt van sociale feiten.

Burnham ziet deze houding terug in een viertal intellectuelen. Ten eerste Geatano Mosca. HIj wijst op het bestaan van politieke formules die een welhaast Darwiniaanse drang naar sociale status legitimeren. Ten tweede, George Sorel die constateert dat maatschappelijke verhoudingen gedicteerd worden door mythen en geweld. Ten derde, Robert Michels. Hij observeert dat elk politiek systeem beweegt naar een aristocratie. Binnen een democratie gebeurt dit middels de systematiek van representatie. Ten vierde, Vilfredo Pareto, die wijst op het bestaan van bepaalde tijdsbestendige waarden (residuen) en de tijdsgebonden interpretaties van deze waarden (derivaties). De beschouwingen van deze heren vond ik i.i.g steeds verhelderend en genuanceerd. Eigenlijk verdient elk van deze heren een uitgebreide bespreking, maar dat is voer voor later.

Daarentegen is er wel wat af te dingen op de centrale these van dit boek. Il Principe heeft bijvoorbeeld wel degelijk satirische onderlagen, hetgeen afdoet aan de anti-formalistische natuur van het werk. Daarenboven moet gewaakt worden dat een Machiavelliaanse analyse niet opbouwt naar een rechtvaardiging voor onrecht. Desalniettemin zijn de theorieën van voornoemde vier intellectuelen inderdaad verfrissend omdat ze een duidelijk onderscheid maken tussen de observatie van sociale feiten en de moraliteit van deze feiten. Zeker in de roerige tijden waarin we ons bevinden, is The Machiavellians een interessant werk dat ik in het achterhoofd hou.

Mañana en la Batalla Piensa en Mí - Javier Marías (1994)

Alternatieve titel: Denk Morgen op het Slagveld aan Mij

4,0
Een toevallige kringlooptreffer bleek een prachtvondst, nadat Een "Hart Zo Blank" mij tevreden achterliet. Op leesgenot hoefde ik niet lang te wachten. De sublieme openingsscène, waarin het hoofdpersonage (Victor Francés) wordt geconfronteerd met het onverwachte overlijden van zijn aspirant-bedgenoot (Marta Téllez), grijpt direct de aandacht. Deze centrale gebeurtenis vormt vervolgens de kapstok voor meanderende melancholie rond een obsessieve intrige.
-
Obsessief omdat een soort voyeurisme als een rode draad door het boek loopt. Zo infiltreert het hoofdpersonage stilaan het leven van de nabestaanden van Marta Téllez. Zijn beroep Als Ghost Writer komt hierbij van pas, aangezien hij zo geleidelijk met deze familie vertrouwd raakt. Dit doet hij overigens niet eens onder zijn eigen naam, maar onder die van een collega. Geen punt! Uit hoofde van zijn functie moet hij wel vaker onder andermans naam werken. Victor Francés is hierdoor echter functioneel naamloos, of zoals het personage zichzelf noemt: "een niemand". Zijn rol wordt gaandeweg vergeten. Dat past goed bij het centrale thema van het boek.
-
Javier Marias speelt hier namelijk met de gedachte dat ná de dood slechts de herinneringen en de naam resteren. Vervolgens stelt de herinnering niet eens zo veel voor. Het weinige dat onthouden wordt, vormt slechts een subjectief beeld. Daarenboven staat de gedachte, naar mate de tijd verstrijkt, steeds verder van een persoon af. Een nagedachtenis blijkt daardoor onbetrouwbaar en ongrijpbaar. In het ergste geval is het slechts een kwelgeest die tijdens de moeilijkste momenten naar boven komt.

Hoewel ik de voornoemde thematiek interessant vind, heb ik wat moeite met de narratief. De (weliswaar vermakelijke) scéne met de prostitué hangt bijvoorbeeld van de toevalligheden aan elkaar. Tevens komen de reacties van bepaalde personages (Luisa) ongeloofwaardig over. Hoewel je zo de hand van de schrijver al te veel voelt, ben ik wel onder de indruk van de totaalcompositie. Pas gedurende de climax vallen de puzzelstukjes prettig op hun plaats. Tezamen met de cynische thematiek resulteert dit in een memorabel verhaal. Ik kijk hierdoor al uit naar de "Jouw Gezicht Morgen"-trilogie.

Miss Lonelyhearts - Nathanael West (1933)

Alternatieve titel: Juffrouw Hartzeer

4,5
Dit boek doet denken aan het werk van Flannery O’Conner. Het is eveneens een cynisch verhaal met christelijke thematiek. Het hoofdpersonage schrijft, aanvankelijk als een soort grap , een adviescolumn onder het pseudoniem Miss Lonelyhearts. Door de brieven die de lezers insturen, ervaart het hoofdpersonage het ondragelijk leed van de Great Depression. Dit leed drijft het hoofdpersonage tot een existentiële crisis. Er bestaat geen verlossing; niet voor zijn lezers en niet voor hemzelf. Op alle wanhopige vragen kan hij enkel antwoorden met nietszeggende clichés. Zijn baas - Shrike - berust zich in het uitzichtloze, maatschappelijke leed en maakt er zelfs cynisch misbruik van. In een memorabele monoloog betoogt hij dat elke manier waarop men het lijden wil verlichten - o.a. hedonisme, kunst en religie – gedoemd is te mislukken. Het hoofdpersonage verzet zich tegen dit nihilisme, en ervaart zelfs een religieuze conversie. Binnen de context van het verhaal is dit echter een stijlbreuk; het is al even clichématig als de antwoorden die hij geeft aan de lezers van zijn adviescolumn. Nathanael West legt hiermee een dubbele laag in het verhaal. Alle waarden waarmee de mens haar pijn wil ontstijgen, zijn wellicht niets meer dan radeloos vluchtgedrag. Door de versnelde informatievoorziening van het internet en de veelvuldigheid waarmee we worden geconfronteerd met treurnis buiten onze invloedssfeer, denderen de existentiële twijfels van dit boek steeds luidruchtiger voort. Indrukwekkend leesvoer!

Müdigkeitsgesellschaft - Byung-Chul Han (2010)

Alternatieve titel: De Vermoeide Samenleving

2,5
Laat het aan filosofen over om langdradig en gewichtig te doen over wat in wezen een gangbare gedachtegang is. Dit boek zegt (volgens mij) eigenlijk het volgende: de wereld is na het einde van de koude oorlog toegankelijker geworden. Meer dan eens staan alle mogelijkheden voor ons open. Wat de ander doet, staat niet los van ons, het is iets wat we zelf hadden kunnen bereiken. Het resultaat is een focus op (over)productiviteit. Productiviteit meet je af aan een reeds bestaande maatstaf. Als je te productief wilt zijn, binnen een te kort tijdsbestek, schakel je bovendien als een opgejaagd beest tussen verscheidene aandachtsgebieden. Dit staat haaks op vernieuwing, wat juist volgt uit doelbewuste contemplatie. Rusteloosheid heel je bovendien door je doelbewust van impulsen af te wenden. Hier wordt ook mooi aangehaakt bij Nietzsche die zijn supermens de kracht tot uitsluiting toebedeelt. Tot zo ver vind ik het betoog van Chul-Han goed navolgbaar.

Ik erger me niettemin aan de woordspelletjes die worden ingezet om vrijheid zo te herinterpreteren dat het antoniem er ook onder valt. Met een referentie naar Foucault stelt Chul-han dat de negatieve, externe repressie ("je mag niet") van vroeger is veranderd naar een positieve geïnternaliseerde dwang ("je zult"). Echte vrijheid zou beperkingen veronderstelllen. In wezen is dit weer het idee van positieve vrijheid met zijn inherente autoritaire implicaties. Verder voel ik mij ongemakkelijk bij de filosofische invulling van begrippen als depressie (“Depression is melancholia plus equality, the perfect disorder of the democratic human being.”), ADHD en burn-out (negation plays no role in contemporary psychic maladies such as depression, burnout, and ADHD instead, they indicate an excess of positivity) Dat zijn medische termen die gediagnosticeerd moeten worden door een arts. Maatschappelijke ontwikkelingen beïnvloeden weliswaar psychisch leed, maar als je daarover een punt wil maken moet je ook aan neurologisch onderzoek referen. Tot slot zijn er wat opmerkingen naar mijn idee onjuist. Zo merkt Chul-han op dat de positivisering van de samenleving leidt tot de-ideologisatie, waardoor conflicten vaker tussen individuen dan tussen groepen zullen plaatsvinden. We hebben echter juist te maken met een beklemmend tribalisme waarin een individu wordt aangevallen als hij afwijkt van de groepsideologie (denk aan termen als: rino, grifter, shill, en plant).

Ik kan niet zeggen dat ik positief ben over de Vermoeide Samenleving. De steekhoudende observaties zijn naar mijn oordeel niet nieuw of verrassend. De filosofische invulling van deze observaties voelt te vaak aan als doelredenatie of associatief natte vingerwerk.

Mythe de Sisyphe, Le - Albert Camus (1942)

Alternatieve titel: De Mythe van Sisyphus

4,5
Camus bewijst in dit boek een meesterlijk denker te zijn. Dit blijkt al uit de nauwkeurige probleemstelling: de centrale kwestie van dit boek is niet wat de zin van het leven is, maar of het zin heeft om te leven. Bij die eerste vraag wordt als uitgangspunt genomen dat het universum geen (evidente) zin heeft, maar dat de mens wel zo'n zingeving aan de wereld wil opleggen. Er is dus een mismatch tussen de mens en de wereld waarin hij wordt gegooid. Deze mismatch noemt Camus het absurde.
-
Menig denker- Camus noemt onder meer Kierkegaard- probeert die mismatch op te heffen door zich te vereenzelvigen met een eenheid; zoals een goddelijke. Net als een zelfmoord veronderstelt dit een einde van het individu, zei het bij het ene letterlijk en bij het andere figuurlijk. Zo zou het soms fijn zijn om het zinloze kwaad van het universum te ontkennen door te ontsnappen via een kosmische rechtvaardiging, maar dit veronderstelt een sprong waarin de kritische menselijke geest te pletter slaat. Camus wijst zo'n toevlucht af. Hij verkiest een menselijk verzet tegen de zinloosheid, zelfs al brengt je dit tot de rand van de gekte. Camus vindt daarom Ivan Karamazov een absurde held. Dit personage verdedigt tot het bittere eind zijn gevoel voor rechtvaardigheid tegen de onredelijkheid van de wereld.
-
Een oppervlakkige lezing van het absurdisme zou wellicht tot melancholie leiden, maar het boek biedt daarentegen juist een realistisch optimisme. Er is namelijk grote schoonheid en rust te vinden in de acceptatie van de absurditeit van het leven. Grote kunst, zoals de hiervoor aangehaalde "De Gebroeders Karamazov", haalt dit naar voren. Kunst vormt daarmee een manier om het lijden van een doel te voorzien. We kunnen de zinloosheid van het leven weliswaar niet overwinnen, maar er zit een zekere geruststelling in de gedachte dat dit ook niet hoeft. We hoeven ons enkel tegen de zinloosheid te verzetten, onder meer door het maken en consumeren van goede kunst.
-
De Mythe van Sissyphus vond ik kortom een sterk boek; activerend en positief ondanks de zware thema's die worden besproken. Ik moest om die reden denken aan The Laughing Heart
van Bukowski. Dit gedicht vangt mijns inziens het absurdisme perfect: inclusief de warme, activerende onderstroom.

"you can’t beat death but
you can beat death in life, sometimes."