menu

Hier kun je zien welke berichten misterfool als persoonlijke mening of recensie heeft gemarkeerd.

Kinkaku-ji - Yukio Mishima (1956)

Alternatieve titel: Het Gouden Paviljoen

4,0
Een ideaal veronderstelt een eenheid. Het heeft zelfs welhaast de structuur van een perfecte piramide die opbouwt naar een (onhaalbaar) eindpunt. Het Gouden Paviljoen staat symbool voor deze ideallistische eenheid. Het is een eeuwenoude, welhaast perfecte pagode die het pronkstuk vormt van de bijbehorende boeddhistische tempel. Hoofdpersonage Mizoguchi lijkt voorbestemd om hoofdpriester te worden in deze tempel, maar desondanks keert hij zich af van het boeddhistische ideaal.

Boeddhisme belooft immers dat orde ontstaat door schijnbare tegenstellingen met elkaar in overeenstemming te brengen. Die belofte oogt echter potsierlijk in de ronduit schizofrene wereld van naoorlogs Japan. Wat is immers de waarde van goed en kwaad als deze begrippen samensmelten? Hoe moeten we bijvoorbeeld denken over de voorheen vijandige Amerikanen die nu de Japanse cultuur corrumperen? Hoe te denken over de hypocrisie van de huidige hoofdpriester die gemeenschapsgeld inzet voor vraatzucht en hoerenloperij? Ook de eigen ‘mismaaktheid’ blijkt een doorn in het oog. Een stotteraar ervaart immers onverbiddelijk dat zijn gedachten en spraak verre van een eenheid vormen.

Het ordelijke boeddhistische ideaal lijkt kortom praktisch gezien onmenselijk te zijn. Mizoguchi wil daarom het symbool van dit ideaal vernietigen. Deze actie heeft echter weer iets paradoxaals. Probeer je niet zo het ideaal en de werkelijkheid in overeenstemming te brengen. Creëer je niet zo weer een eenheid? Heeft de architect van het Gouden Paviljoen bovendien niet doelbewust imperfecties geïntroduceerd om te suggereren dat een ideaal gezie moeten worden als een streven en niet als een haalbare eindbestemming? Ach, het is al te laat voor nuance. De lucifer is aangestoken. Het hoogtepunt van de Japanse eenheidscultuur moet branden. Het vuur vormt vervolgens de grootst mogelijke middelvinger naar de kortzichtige, zwakke huichelarij die Mizoguchi consequent ervaart.

Wat Mishima goed doet, is een smeulende razernij voelbaar maken onder de anders taaie, filosofische overwegingen. Mizoguchi is namelijk een ideologisch bezeten hoofdpersonage. Zijn gedachten voelen derhalve beklemmend, eenzaam en tragisch aan. Desalniettemin weet Mishima ook sympathie op te wekken. Wie is immers niet pijnlijk bekend met zijn eigen mankementen. Ook de meer cerebrale overwegingen zijn echter interessant. Indien je een westerse blik op dit werk werpt, zou je het ‘Gouden Paviljoen’ kunnen interpreteren als een existentialistische kritiek op het synthese-denken van bijvoorbeeld een Hegel. De mens verwacht immers dat de werkelijkheid eenheid als essentie heeft, maar wie zegt ons niet dat de werkelijkheid even imperfect, paradoxaal en onbegrijpelijk is als onszelf?

In ieder geval is het eerste boek van dit jaar mij goed bevallen. Yukio Mishima is een uitstekend auteur met een onverbiddelijke, nauwgezette schrijfstijl. Ook de filosofische thematiek onderzoekt hij diepgravend. Ik verwacht maar zo dat zijn werk mij vaker goed zal bevallen.

Koperen Tuin, De - Simon Vestdijk (1950)

4,5
Inmiddels heb ik behoorlijk wat boeken van Vestdijk in huis. Desondanks is dit pas het derde verhaal dat ik van hem lees. Ik trek klaarblijkelijk Vestdijk’s boeken niet snel uit de boekenkast. Hoewel zijn schrijfstijl geenszins moeilijk is, leent de ijkhouten taal zich beter voor korte, aandachtige lees-sessies. Dit boek bevat bovendien een bedachtzame opbouw gevuld met muzikale beschrijvingen die ietwat lastig leesbaar blijken voor de minder muzikaal onderlegde lezer. Ik moest er kortom even inkomen.

Niettemin creëert Vestdijk in ‘De Koperen Tuin’ een aangrijpend liefdesdrama. De achtergrondthematiek is verder goed uitgewerkt. De artistieke, impulsieve aspiraties van de kunstenaar botsen hier met de rechtlijnige burgermoraal. In wezen wordt een negatieve spiraal beschreven: authentiek doch buitenissig gedrag resulteert in opstootjes, hetgeen resulteert in een roddel- en uitsluitingscultuur, hetgeen weer leidt tot zelfdestructief gedrag. Vestdijk beschrijft dit procedé evenwichtig. Het helpt dat hij niet enkel de kortzichtigheid van de burgerij ter kwestie stelt, maar ook de idealisering binnen de kunstwereld. Het roemruchtig ten ondergaan binnen een operavoorstelling wordt hier bijvoorbeeld afgezet tegen de stille aftakeling in de werkelijkheid. Al met al sloeg ik, door dit soort overwegingen, het boek voldaan dicht. Een van de betere verhalen van Nederlandse bodem!