Na jarenlang aan de biografie van de Nederlandse man gewerkt te hebben, waarbij ze wat mij betreft de wisselbeker voor de meest pakkende titels inmiddels wel mag houden, heeft Yvonne Kroonenberg zich nu op het Nederlandse varken gestort. Je vraagt je dan gelijk af of dat een heel grote stap was, maar flauwe grappen daarover laat ik hier achterwege.
Op voorhand is een boek als dit, en ook
Dieren eten van Foer, natuurlijk een beetje sneu: het is een preek voor eigen parochie.
Het wordt voornamelijk gelezen door mensen die hun gelijk nog weer eens bevestigd willen zien.
Zelf had ik ook het idee dat de hele varkenshouderij één grote
schweinerei was, maar na lezing van dit boek heb ik toch een iets reëler beeld.
Tijdens zijn korte leven bevindt een vleesvarken zich in een stal, op een vrachtwagen of in een slachterij. Over die laatste instelling zegt een pr-meneer:
We maken hier varkens dood. Dat is wat we hier doen.
En veel leuker kunnen ze het natuurlijk ook niet maken.
Toch lijken de slachterijen, samen met het bonafide gedeelte van de transporteurs, het deel van de sector te zijn dat z’n zaakjes het beste op orde heeft; de meeste misstanden trof Kroonenberg in de stallen aan.
Zij hoopt dat mensen na lezing van haar boek
eerbied zullen voelen voor het leven dat aan hun maaltijd voorafging en dat ze beseffen dat ze invloed hebben op de omstandigheden waarin een varken leeft en sterft.
Het lijken mij overwegingen die elk weldenkend mens zou moeten onderschrijven.