menu

Hier kun je zien welke berichten slowgaze als persoonlijke mening of recensie heeft gemarkeerd.

Dichter in Antwerpen en Andere Gedichten, Een - Leonard Nolens (2005)

3,5
Bij mijn vier sterren moet ik even wat aantekenen: het is omhoog afgerond en eigenlijk zou er 3,75 moeten staan. Er zijn namelijk veel bezwaren tegen deze bundel: de discongruentie van wederkerende werkwoorden lijkt soms nogal wat effectbejag, de gedichten blijven teveel in dezelfde sfeer, thematiek en zelfs woordkeuze en formulering hangen (zo kan ik de Bres-gedichten er echt niet uitpikken hoor) en af en toe lijkt het alsof Lennie een hoop valse lucht opblaast tot een gedicht.
Het is echter een prettige gedichtenbundel, surrealistisch zonder belachelijk te worden, verheven zonder pathetisch te zijn. Hier is iemand bezig die gewoon dichter wil zijn en dat eigenlijk wel iets elitairs vindt hebben, niet dat moppen-vertellen-in-vrij-vers ("en kijk mij toch een leuke, originele kijk op de wereld hebben!") waar poëzie tegenwoordig vaak in verzandt. Dat geeft de gedichten net wat meer mee en dat levert toch wel fijne parlando-gedichten op waar genoeg opmerklijke dingen in gebeuren.
(En Lennie is bij mij aan het slijmen merk ik, Rimbaud-namecheck, Lorca-citaat en Van Ostaijen-verwijzing.)

Dorst - Esther Gerritsen (2012)

1,5
Dorst is voor mij onderdeel van een vak over literatuurkritiek geweest. De bedoeling was dat iedereen een recensie van 750 woorden schreef, op de groep die de receptie van het boek in kaart bracht na. Wie mijn bespreking wil lezen moet me maar even een privéberichtje sturen, dan stuur ik ‘m je op. Afijn, uit het receptieonderzoek bleek dat Dorst positief tot zeer positief ontvangen is in de dagbladpers (vijf sterren zelfs in de Volkskrant) en ook op internetsites vrij positief ontvangen is. Daarom was het ook zo opvallend dat de helft van mijn klas het een enorm rotboek vond (ik sta aan die kant) en de andere helft gematigd tot erg positief was. Hoe cliché het ook klinkt, het is blijkbaar een ‘love it or hate it’-casus.

Nu wil ik Dorst echt graag een goed boek vinden, want het schemert duidelijk door wat het voor een boek moet zijn: het verhaal over een slechte relatie tussen moeder en dochter, waarbij vorm en inhoud knap samenvallen en de slechte relatie goed verbeeld wordt door ongemakkelijk hakkelende dialogen en compleet onaangename personages.

In de praktijk levert dat voor mij vooral heel veel ergernis op. De dialogen gaan compleet nergens over, zitten vol nutteloze herhalingen en non-informatie. De koffiescene is tekenend en ook veel klasgenoten hebben dit stuk aangehaald (waarbij sommigen het overigens ook juist een knappe passage vonden, juist vanwege dat langs elkaar op praten):

‘Wil jij nou koffie?’
‘Koffie?’
‘Is dat zo’n moeilijke vraag?’
‘Heb je al gezet?’
‘Hoezo?’
‘Ga je koffiezetten?’
‘Als jij koffie wilt.’
‘Wil je koffiedrinken ...? Samen?’
‘Wíl jij koffie?’
‘Ik wil best koffie, maar ik zit te studeren. Maar
als je hebt of als je toch ging zetten ...’
‘Nou ja, dan zet ik wel, als jij koffie wilt.’

Kan ik inkomen hoor, dat het goed en invoelbaar miscommunicatie weergeeft, maar jeetje, wat erger ik me hieraan. De roman zit vol met zulke dialogen waar ik gewoon kriebelig van word. Bovendien zijn die ingebed in een soort naar lichtbizar sfeertje waarin moeilijke gesprekken bij de Chinees plaatsvinden, ziek zijn gewoon pardoes op straat verteld wordt en de barman onder zijn werk, maar natuurlijk netjes achter de bar, pijpen.

Daarnaast vind ik de personages gewoon zo ergerlijk (het moeten nare personages zijn, begrijp ik echt hoor) dat ik absoluut niet met ze mee kan leven. In een roman over terminale ziekte is zoiets gewoon echt jammer. Nee, de personages worden zo ergerlijk dat ik het gewoon vervelend begin te vinden om verder te lezen. Nu is dat natuurlijk geen legitieme ‘objectieve’ reden om een boek af te schrijven, of zo is mij dat verteld, maar toch: een personages als Elmer uit Werther Nieland, of Frits Egters om bij Reve te blijven, zijn ook ontzettend onaangename personen, maar met hen voel ik me wel betrokken. Dit is dus vooral een heel subjectief iets, mijn onmogelijkheid om om de personages in Dorst te geven, maar het doet er niets aan af dat ze mij de lust tot lezen wel behoorlijk ontnemen.

Dan zijn er nog wat kunstgrepen die ik nauwelijks wat toe vind voegen. Dat de moeder andere personages met dieren vergelijkt, en die het hele boek door aangehouden vergelijking tussen dochter Coco en een vis, vind ik vrijwel niets toevoegen. Het draagt alleen maar bij aan dat ‘lekker gek doen’ en zorgt ervoor dat het boek als een nogal kunstmatig wereldje aanvoelt.

Eerlijk is eerlijk: ik weet nog steeds niet of Dorst nu ‘objectief’ een heel goed of een heel slecht boek is. Het moet duidelijk één van die twee zijn, een middenweg bestaat hier echt niet. Ik vind het in elk geval tegen het onleesbare aanzitten, maar dat is dus grotendeels puur subjectief. Ik kan me goed voorstellen dat anderen dit echt een goed boek vinden en ik wil het zelf ook graag een goed boek vinden, maar ik erger me er kapot aan. In deze conclusie met een overmatige hoeveelheid van het woord ‘ik’ vind ik dat zelf eigenlijk wel verantwoording genoeg.

Dvenadtsat - Aleksandr Blok (1918)

Alternatieve titel: De Twaalf

4,0
Bloks "De Twaalf" is een behoorlijk directe, maar gelaagde beschrijving van een groep soldaten die door de stad lopen. De toon is zoals gezegd direct, zonder veel saus, hoewel, dat lijkt zo. De religieuze symboliek wordt bij vlagen erg subtiel er doorheen geweefd, hoewel natuurlijk de overeenkomst tussen de apostelen en de twaalf soldaten duidelijk is. Dat Jezus aan het einde ook nog even komt kijken is niet vreemd.

De sfeer wordt ruw neergezet, de stad lijkt uit puur zelfkant te bestaan en er is natuurlijk behoorijk wat bloed vergoten. Dit lijkt bijna aan te sluiten bij rappers als Nas die ook zo een overzicht van hun leven in de stad kunnen geven, maar het afwisselen met duidelijk symbolistische lagen (kleuren, religie, enkele zaken uit Russisch (bij)geloof; het is handig om noten er bij te hebben) geven het toch al indrukwekkende verhaal een interessante extra laag. Ik moet zeggen dat het wel uitdagen is, omdat je soms heel dicht op de tekst moet gaan zitten om metaforen te ontdekken, maar dat is ook wel uitdagend natuurlijk. Een mooi gedicht is het zeker.

Hoewel, mooi? Het is desolaat en uitzichtloos, hoewel het einde natuurlijk verlossing kan betekenen, maar daar geloof ik niet veel van, de soldaten blijven maar deprimerend doorlopen, al komt J.C. langsfladderen. Pijnlijk, zwaarmoedig en lelijk is die tekst, maar daar schuilt vaak de meest bijzondere vorm van schoonheid in.

Overigens is de hele tekst van de Engelsche vertaling hier terug te vinden, inclusief aantekeningen en achtergrondinformatie, ook m.b.t. de historische context: Russia's Great War and Revolution - russiasgreatwar.org

Energy of Slaves, The - Leonard Cohen (1972)

4,5
De satire van "Flowers for Hitler" lijkt zich doorgezet te hebben in "The Energy of Slaves". Werd in eerstgenoemde bundel de lyriek pijnlijk gestript tot surrealistische slogans, kunnen we hier inmiddels spreken van welhaast anti-poëzie. De gedichten worden hier nog verder uitgekleed tot er meestal maar weinig literair aandoende, maar wel degelijk gelaagde spreektaal overblijft.

Qua sfeer is de Beat Generation nog steeds niet ver weg, maar Cohen lijkt soms zelfs wel Bukowski, zo kaal en direct. Af en toe komen er wat abstracte formuleringen bij kijken, maar meestal blijft Cohen hier het belezen broertje van Bukowski. Dankzij, of misschien juist ondanks, het gebrek aan opsmuk blijven de gedichten interessant en als het geheel met een flinke ironie gekruid wordt, doet dat de gedichten veel goeds.

Ter afsluiting nog dit gedicht:

"I did not know
until you walked away
you had the perfect ass
Forgive me
for not falling in love
with your face or your conversation"

Flowers for Hitler - Leonard Cohen (1964)

4,5
"Flowers for Hitler" is een opmerkelijke gedichtenbundel. Ten eerste is er de link met de Tweede Wereldoorlog, die al evident wordt in de titel en het namechecken van Goebbels en Eichmann. Cohen stamt uit '34, dus hij was tien of elf toen die Wereldoorlog eindigde. Dat hij het zelf vrij bewust mee heeft gemaakt, is dus onwaarschijnlijk. Canada's relatief afgelegen positie t.o.v. de grote conflicten dragen hier ook aan bij. Cohen is hier zich van bewust: vlak voorin de bundel vertelt hij ons dat het boek o.a. "Walls for Genghis Kahn" of "Sunshine for Napoleon" had kunnen heten, als het eerder geschreven werd. De thematiek van kwaad is dus iets universeels, lijkt er hiermee gezegd te worden.

De sfeer van de gedichten lijkt ook meer de kant van de nasleep op te gaan. Nu ben ik nog Joods nog Canadees, dus hoe het er in Joods-Canadese kringen aan toe gaat is mij onbekend. Nu kan ik me voorstellen hoe dit als een trauma bij oudere mensen is en de jongeren er ook mee "opzadelen". Het satirische karakter van de gedichten lijkt dit te bevestigen: Cohen pakt de Nazi's niet zacht aan en beschimpt ze flink, als een puberzoon die tegen zijn ouders schreeuwt dat het eens afgelopen moet zijn met "die eeuwige Holocaust van jullie".

Dit zwart-humoristische trekt zich door in zowel de hele bundel, die ook typische Cohen-thema's als depressie, religie en vrouwen behandelt. Lyrische beschrijvingen zijn er nog steeds, maar die worden vaak bondig samengevat tot surrealistisch overkomende slogans. Op deze manier worden een aantal gedichten uiterst pijnlijk om te lezen, alsof er doorns op de woorden geplakt zijn. Daarin toont zich de Meester: het moet eens afgelopen zijn met al die "mooie" gedichten, poëzie moet pijn doen als je pijnlijke onderwerpen aansnijdt.

Gedichten - Jacques Perk (1882)

4,0
"Gedichten" laat zien dat Perk een erg interessante dichter mag heten: hij was een soort overgangs- en sleutelfiguur. Zijn gedichten zijn net ergens te plaatsen tussen de hoofse lyriek van P.C. Hooft (aan wie ook een gedicht opgedragen is), Dante (vooral "Het nieuwe leven") en Petrarca enerzijds, de poëzie van de Tachtigers en het daaruit ontsproten sensitivisme anderzijds. Typisch hoofse elementen (de geidealiseerde vrouwfiguur, de kuisheid, etc.) wordt gekruid met interessante, ingehouden visionaire beelden die niet zelden vol pracht zijn. Qua taalgebruik overigens ook nog eens goed te doen, hoewel een versie met aantekeningen die de archaïsmen kan ophelderen wel aan te raden is.

Overigens, zoals waarde Pieter al meldt, zijn de inleidingen van Kloos vooral vehikels om de ideeën van de Tachtigers en Kloos zelf uit te zetten, daarom vanuit historisch perspectief ook erg interessant, hoewel andere bezorger Vosmaer misschien wel dichter bij de stof blijft. Overigens heeft Kloos flink zitten knippen en plakken in de gedichten van Perk en hoe verantwoord dat allemaal al dan niet is weet ik niet precies, maar 't levert in elk geval mooie gedichten op (niet dat ze eerst niet mooi waren hoor, hoewel ik de versies van Perk niet of nauwelijks gezien heb) en dan is de estheet in mij ook weer tevreden. Toch ben ik wel nieuwsgierig naar verdere aspecten van die aanpassingen van Kloos.

Glamorama - Bret Easton Ellis (1999)

1,5
Laat ik mijn stem eens toelichten, waarbij dit stukje hetzelfde is als gevonden kan worden in het topique "Boos op een boek":


Na "Glamorama" van Bret Easton Ellis (een titel als een soa notabene! "Dokter, mijn penis druipt de hele dag sinds ik laatst bij die prostituee langs ben geweest." "Dat lijkt me een ernstig geval van glamorama, jongen.") uitgelezen/gescand te hebben en er niets, maar dan ook niets interessants gebeurde, behalve dat een van de hoofdpersonen twijfelachtig van zowel Blur en Oasis hield (een Blur-fan zou goede muziek toch wel moeten herkennen?) kreeg ik zin om een fles wodka leeg te drinken, over het boek te kotsen en daarna mijn blaas er op te legen. Heb ik toch maar niet gedaan, omdat ik de volgende dag heel wat uit te leggen zou hebben aan mijn ouders.

En als ik yuppies zie, wil ik ze wurgen.

Grand-père - Marina Picasso (2001)

Alternatieve titel: Mijn Grootvader Picasso

3,5
Er is iets in dit boek dat me fascineert. Naast de vrij opvallende vorm zijn het eigenlijk de schrijfstijl, die bij vlagen erg naar Mijn Geheim- of Vriendin-achtig proza neigt, en het ontbreken van een echt logische opbouw. Voorts wordt de ellende er wel zo dik bovenop gelegd dat The Painted Bird vergeleken met dit boek de Beach Boys zijn. Ik maak er toch maar een 3,5 van, want als het nou niet over Picasso had gegaan, maar over een andere beroemdheid, of een volslagen onbekende persoon, hoe had ik het dan beoordeeld? Nee, ik denk eerlijk gezegd van niet. Het is boeiend omdat het om Picasso gaat, maar verder is het beoordeeld als boek soms gewoon iets te mager.

House of Leaves - Mark Z. Danielewski (2000)

Alternatieve titel: Het Kaartenhuis

4,0
"House of Leaves" is wel eens omschreven met de mooie Engelse term "mindfuck". Bij belezing van het boek (want een roman is het eigenlijk bijna niet meer) merk je wel dat een deel van de coïtus met je gedachten best meevalt, maar dat er net zo goed passages zijn waarin het boek wat vervelend wordt op een niet goede manier.

Zoals waarde eRCee al aangeeft spookt Derrida nogal door de roman: het idee van différance (dat zowel voor verschillen als uitstellen staat) komt bijvoorbeeld naar voren in de passage waarin Stephen King zegt dat de walvis van Ahab ook gewoon een walvis kan zijn: het huis laat zich niet interpreteren, de interpretatie wordt naar voren geschuift en uitgesteld tot het oneindige. En ook de lezer krijgt uiteindelijk geen sluitende interpretatie voorgeschoteld, zo eentje waar de formalisten dol op zouden zijn.

Het verschil komt natuurlijk al naar voren in het huis zelf: binnenkant en buitenkant verschillen; het huis is aan de binnenkant groter, wat natuurlijk in onze realiteit onmogelijk zou zijn (iets dergelijks heb ik wel eens bij de tv-serie van Nijntje gezien, maar soit, dat is Nijntje). Hier geven de tegenovergestelde zaken elkaar betekenis: een binnenkant zonder buitenkant bestaat niet, een buitenkant zonder binnenkant ook niet. Het volgende punt: zonder het verschil tussen binnenkant en buitenkant bestaat het verschil in grootte tussen die twee ook niet.

"House of Leaves", ongelukkig vertaald als "Het kaartenhuis" (de leaves zijn als het ware dezelfde leaves als Whitmans "Leaves of grass", pagina's), bouwt zo een huis van papier. Danielewski biedt een flink pak van Sjaalmans hier: vooruit en achteruit lezen, de appendix er bij pakken, een hoop (schijnbaar) nutteloze informatie: de lezer mag er zelf zijn verhaal uit afleiden, maar moet de interpretatie wel blijven uitstellen.

De typografische trucjes van het boek werken bij vlagen wel wonderbaarlijk goed: tijdens de scene in het doolhof wordt de tekst bijvoorbeeld erg "dik" en "mistig": in alle kieren van de pagina is informatie gestopt, al wordt er ook nutteloze informatie (specificaties van het huis etc.) gepresenteerd, al komt dat wel overeen met het deconstructiedenken en hun open plekken.

Het boek lijkt een soort weergave van het internet te gaan worden, bijvoorbeeld door "huis"/"house"/"maison"/"Hause"/etc. in blauw weer te geven (wie legt dan niet de associatie met hyperlinks op het internet?), door nadrukkelijk een paar keer naar het internet te verwijzen én door informatie niet in hapklare brokken te presenteren, maar fragmentarisch. Ook is al het aangebodene niet nuttig: je moet zelf maar kijken wat je kunt gebruiken en wat niet.

Er loopt wel het een en ander dood: het Minotaurus-verhaal wordt niet afgemaakt en lijkt geen duidelijke plek te krijgen in het geheel, sommige citaten lijken meer een demonstratie van eruditie te zijn dan dat ze echt een rol in het geheel vervullen. Dit frustreert en voelt onaf. Het zal Danielewski's opzet wel zijn geweest, maar het wringt allemaal nogal en het valt maar moeilijk goed te praten als lezer zijnde.

Uiteindelijk is dit het probleem van het boek: al is het een parodie op academisme, het is zelf ook vreselijk pretentieus. De drank & drugs-verhalen van Johnny (a la Chuck Palahniuk) worden er vrij willekeurig bijgepakt in voetnoten en detoneren nogal met de rest van het verhaal. Ook kan het ontbreken van een duidelijke verklaring nogal een onbevredigend gevoel geven. Een knap boek is het wel, maar eerder eentje om te bewonderen en je soms grondig aan te ergeren, dan eentje om echt in je hart te sluiten.

Ignorance, L' - Milan Kundera (2002)

Alternatieve titel: De Onwetendheid

4,0
Mijn eerste Kundera bevalt zeker. Zoals door Arnie al aangehaald is het begrip "nostalgie" het centrale thema. Dit valt op verschillende manieren te definiëren vertelt het internet mij: "verlangen naar vroeger" of (hier toepasselijker) "smachtend verlangen in het buitenland om te kunnen terugkeren naar het eigen land, de eigen omgeving en het ouderlijke of eigen huis; betreft zowel plaats als tijd". Ergens treedt er zelfs een diagnose op: "gebrek aan nostalgie". Maar nostalgie blijkt een stervend dier te zijn.

Zodra men terug keert naar het vaderland blijkt daar vaak niet veel meer heel van te zijn, althans, de herinneringen vallen aan duigen. Dit kan enerzijds zijn omdat het land is veranderd, maar zo blijkt in deze roman, ook de persoon in kwestie kan zich zo aan nieuwe land aan hebben gepast dat ze zich vervreemd van haar geboorteland. Dit kan in kleine details zitten, zoals de passage waarin Irena een kistje wijn meeneemt, ze heeft immers de wijn leren waarderen in Frankrijk, maar haar vriendinnen de voorkeur geven aan bier en Irena daarom zelfs een beetje belachelijk maken. Uiteindelijk zijn ze zo dronken dat ze toch maar aan die wijn beginnen.

Dan blijkt het dat er geen land is voor emigranten: in Tsjechië is de jonge vrouw een Franse, in Frankrijk een Tsjechische. Het wordt niet gezegd, maar we snappen het allemaal. Hier lijkt een tweede thema zich te ontvouwen: landsgrenzen zijn kunstmatig (zeker in Oost-Europa), maar thuis is een gevoel. En gevoelens kunnen wegebben.

Er worden een aantal parallellen aangesneden in de essay-achtig intermezzo's waarin de Odyssee een belangrijke plaats inneemt, maar die ik eigenlijk wat minder interessant vond dan deze twee. Allereerst is er het verhaal van Schönberg, de Joodse componist, die stelt dat dankzij hem de Duitse muziek nog zeker honderd jaar de belangrijkste in de wereld zal zijn. Ironisch genoeg doet dat denken aan het Honderdjarige Duitse Rijk, en vanwege de nazi's ontvlucht Schönberg Duitsland, naar Amerika. Zo makkelijk kun je van land wisselen, ook al heb je daarvoor arrogant verkondigd dat jij de Duitse muziek de hoogste status laat behouden.

Dan is er een tweede verhaal, dat over een grote IJslandse dichter, Jónas Hallgrímsson, die dronken van de trap afvalt, daardoor een infectie krijgt en daar weer aan sterft. Hij wordt begraven in het vijandige Kopenhagen. Bijna honderd jaar later bezoekt de geest van die dichter een rijke IJslandse industrieel en vertelt hem dat hij, als groot nationalist zijnde, begraven wil worden in IJsland. In elk geval staat het vast dat deze rijke vent naar Kopenhagen ging om de botten op te halen, daarbij het graf vindt, maar er liggen zoveel botten dat hij niet weet wie Hallgrímsson überhaupt is. "Terug" naar IJsland heeft hij een Deense slager meegenomen, althans diens stoffelijk overschot, maar besluit dat geheim te houden en zegt iedereen dat het hier om de IJslandse patriot gaat, niet om een Deen die evenzoveel van zijn vaderland hield. Dit lijkt een onderstreping te zijn van dat een land maar een geografisch iets is zolang er geen gevoel bij is, want een dode voelt natuurlijk niets.

Boeiende roman dus, waarin naast de verhaaltjes over de terugkerende immigranten, een aantal afdwalingen wordt gepresenteerd die de kerngedachte dat een land pas een land is als er een gevoel bij komt kijken, en verder vrij inwisselbaar is, sterk onderstreept.

Innerlijk Behang, Het - Hans Lodeizen (1949)

Alternatieve titel: Het Innerlijk Behang en Andere Gedichten

4,0
Hans Lodeizen wordt vaak gezien als de Jacques Perk van de Vijftigers: de jonggestorven dichter die in zijn vernieuwende stijl alvast een voorbode was op wat er aan nieuwe ontwikkelingen zou gaan komen. Zo bracht Lodeizen bekende en al oeroude thema's als liefde, Weltschmerz en doodsverlangen (da-ag J.C. Bloem, die als redacteur aan de slag ging met de bundel, overigens samen met Greshoff en Morriën).

Lodeizen is stilistisch dan ook zeker interessant, want naast wat flauwe gedichten die toch echt beter een laagje saus hadden kunnen krijgen en niet veel verder gaan dan "ik ben zo ongelukkig", bieden veel van zijn gedichten een in principe Romantische houding, maar dan wel gebracht met een stijl die realistische, expressionistische en vooral surrealistische (da-ag vroege Éluard) kenmerken bevat. Het ligt misschien wat ver af van Lucebert, maar Vinkenoog en Campert zullen Innerlijk Behang zeker gelezen en gewaardeerd hebben.

Zo doet Lodeizen eigenlijk vooral denken aan Paul Éluard, die uit de surrealisten werd gezet omdat hij teveel van schoonheid hield. Ook bij Lodeizen is surrealisme geen doel, maar een middel. Het werkt uitstekend in deze sterke bundel, waarin een aantal gedichten zelfs van verstilde schoonheid is.

Kim Novak Badade Aldrig i Genesarets Sjö - Håkan Nesser (1998)

Alternatieve titel: De Zomer van Kim Novak

3,5
Het grootste deel van het boek is een mooie beschrijving tussen een vriendschap tussen twee jongens, waarbij ik de toon, zoals bij veel volwassenenboeken over pubers, soms iets te kinderlijk vind. Zo ik mij herinner, was ik toch al wat ouder op mijn veertiende dan deze jongens. Het einde is trouwens behoorlijk ruk, dat was best jammer. Toch een 3,5.

Knielen op een Bed Violen - Jan Siebelink (2005)

Alternatieve titel: In My Father's Garden

4,0
Let op, deze recensie is meer geschikt voor mensen die de roman al gelezen hebben, omdat ik wat meer inga op structuur en thema's. Mocht je het boek nog willen lezen, doe dat eerst voordat je dit leest, want ik verklap al vrij veel.

Siebelink lukt het om een vreemde kruising tussen Maarten 't Hart en een naturalistische roman neer te zetten in "Knielen op een bed violen". Eerst krijgen we een stuk jeugd van hoofdpersoon Hans Sievez, dat sterk aan 't Harts "Een vlucht regenwulpen" doet denken; het zit hem in de sfeer, in de drukkende aanwezigheid van godsdienst. Vervolgens gaat Sieves naar dé naturalistische plaats bij uitstek, althans in de Nederlandse literatuur, Den Haag. Dit gaat er allemaal wat snel doorheen, maar dan komen we aan bij het zwaartepunt van het boek: Hans die trouwt, een gezin sticht en een kwekerij opzet. Toch is het eerste deel natuurlijk van naturalistische waarde: we verklaren even mooi waarom Hans later doet wat hij doet.

In de kwekerij zit de hele grap eigenlijk: planten kun je zien als symbool voor groeien en daarna weer verwelken, net zoals het met Hans zal verlopen. Met hem gaat het eerst namelijk allemaal goed, vrouw met een leuk smoeltje en leuk karakter, verkoopt lekker zijn bloemen en planten, krijgt een leuke, slimme zoon, kijk, dat doet een mens goed. Daarna komt de afgrond in beeld, net als in het latere "Suezkade" en, daar zijn ze weer, naturalistische romans, gaat Hans als een ware lemming richting afgrond. Plantje bloeit, plantje verdort.

Hans raakt namelijk behoorlijk in de ban van het geloof, maar dat is niet zo gek, want in zijn jeugd was dat ook zo aanwezig. Zijn geld gaat op aan dure, godsdienstige boeken die een kennis van hem, die hij nog uit zijn Haagse jaren kende, aan hem verkoopt. Dan zijn we qua wereldbeeld weer terug in de Middeleeuwen: het leven op aarde is één grote voorbereiding op het leven in het hiernamaals, dus werk hier hard en gedraag je goed en daarna zul je beloond worden in de hemel.

Vanaf dit moment gaat alles mooi klote: Hans maakt ruzie met andere kwekers en gooit daarbij met bloempotten, verliest een groot aantal klanten, zijn tweede zoon blijkt een dronkaard te zijn die geen zak om zijn vader lijkt te geven en uiteindelijk krijgt hij kanker en gaat dood. Life's a bitch and then you die, zou Nas zeggen. Het is een zelfde truc die in "Suezkade" (weliswaar in laatstgenoemde roman sterker uitgewerkt) wordt toegepast: roerige jeugd vol problemen, daarna gaat het beter, daarna gaat het zelfs goed, en dan gaan we richting een fatalistisch einde en als ik zeg fatalistisch einde, dan bedoel ik ook de logischerwijs volgende dood.

Siebelink lijkt er echter wel goed in te zijn om een hoop ellende in zijn boeken te stoppen: het zwembad van de buurman blijkt steeds belangrijker te worden, zijn bloedeigen zoon (die ene die drinkt) is daar barman en als laatstgenoemde met een flinke slok op thuiskomt, roept Hans dat hij (de tweede zoon dus) nooit geboren had moeten worden. Tekenend is dat hij dan gelijk tot G-d bidt en waarom? Om zijn kans om in de hemel te komen niet te verspelen.

Het is misschien wel het sterkste moment van een bij vlagen wel meeslepende, maar minder sterk geconstrueerd roman dan "Suezkade", al had die meer losse eindjes. Siebelink lijkt vooral veel in zijn boeken te willen stoppen, maar uiteindelijk komt het neer op, inderdaad, het naturalistische gegeven van de mens die onafwendbaar richting noodlot gaat en dat Middeleeuwse idee dat het leven slechts het voorspel van de hemel is. Gezien het eerste punt zal de hemelpoort ook wel gesloten blijven, maar soit, dat is giswerk waar men nog een hele tijd over kan fantaseren, mocht men daar behoefte aan hebben.

Leven van Frank Rozelaar, Het - Lodewijk van Deyssel (1911)

Alternatieve titel: Uit het Leven van Frank Rozelaar

3,5
Bijzonder werk, deze "roman" van Van Deyssel. Want tja, wat is het eigenlijk? Het gaat hier om dagboekfragmenten, toegeschreven aan de titelheld Frank Rozelaar, maar het gaat eigenlijk om de Tachtiger zelf. Hij noemt notabene nog zijn naam in een van de gedichten, wat Lodewijk verraadt als zijnde de eigenlijke hoofdpersoon.
Autobiografies dus, zoals ook in de plotbeschrijving staat. Zoals gezegd, er staat gedichten in, ons aller Lodewijk was dan ook dichter. Deze vrij schetsmatige, maar prima poëzie staat tussendoor de brokken proza die soms kleine proza-gedichten lijken, maar vaker ook filosofische beslommeringen zijn over de Schoonheid. Een verhaallijn ontbreekt feitelijk, maar het boek is zeker interessant en onderhoudend.
Uiteindelijk concludeert Lodewijk, iets dat zowel dé Tachtigers-houding als dé anti-Tachtigers-houding zou kunnen zijn, afhankelijk van de interpretatie: "Dingen zijn niet lelijk van zichzelf, maar denken we lelijk."

Liefdes Verklaringen - Leonard Nolens (1990)

4,0
Via dbnl beschikbaar en de moeite waard, moet ik zeggen. Ik kende wat gesproken woord-versies van Lennie, maar ik vond die niet echt goed overkomen. Op papier overtuigt het toch wel: Nolens heeft een bepaalde stijl die ik al eerder omschreef als surrealistisch maar niet belachelijk, verheven maar niet pathetisch. Af en toe neigt dat wel naar moeilijkdoenerij (had ik blijkbaar net de verkeerde gedichten gehóórd), maar het grootste gedichten zijn gewoon behoorlijk sterk.

Martinus Nijhoff - José de Poortere (1960)

3,0
Waar Peter de samenvatting vandaan heeft, geen idee, maar het bevat bijna nog meer informatie dan dit wel heel beknopte werkje. Na de prima monografieën over Rilke en A. Roland Holst onder de titel "Literaire ontmoetingen" is dit toch wel een tegenvaller. Een dichter van het type én de status van Nijhoff verdient wel beter dan dit. De inzichten in het werk zijn heel oppervlakkig, de keuze voor uitlichting is soms wat twijfelachtig en de invloeden zijn ook niet sterk uitgewerkt. Verwey niet zo'n belangrijke invloed? Waarom dan wel een even lang stukje als Baudelaire die Nijhoff zeer duidelijk beïnvloed heeft? En waar is T.S. Eliot?

Parels van Rome - Rosita Steenbeek (2011)

1,5
Fijn, zo'n cadeautje vanwege de Week van de Klassieken. Het idee alleen al, de Week van de Klassieken. Hebben we een Dag van de Franse Decadenten, de Maand van de Nederlandse Expressionisten of zelfs de Internationale Oscar Wilde-Dag? Neen, maar de klassieke oudheid moet nog wel even in het zonnetje gezet worden. Waarom? Omdat leerlingen alleen naar het gymnasium gaan omdat ze geen harde pik krijgen van Vergilius, maar omdat hun ouders een harde pik krijgen van het idee dat hun zoon op zal kan gaan scheppen met zijn al dan niet uiteindelijk behaalde gymnasium-diploma. Jaja, heb je geen Latijn of Grieks gehad, dan ben je niet intellectueel.

En mensen onder elkaar, van die briljante mensen die wél gymnasium hebben gedaan, die gaan dan over zaken uit de klassieke literatuur praten. Zo is het hier ergens "Mag ik je Oddyseus zijn?" als slechte versiertruc. Daarop wordt geantwoord: "Ik ben trouw als Penelope", zulke onzin. En dat is nog wel de meest lelijke manier, maar hoe vaak wordt er wel zonder enige reden Plato aangehaald, of Aristoteles, Epicures, zulke types. Ik zit als student Nederlands toch ook niet constant in dagelijkse gesprekken aan te halen wat Nijhoff ergens over zegt, of hoe Vondel er over denkt, notabene wat Spinoza er van vindt.

En dan hebben we het laatste punt: een reisverhaal is niet boeiend, behalve als je Jack Kerouac bent. Als iemand je vertelt over zijn reis en je kent diegene, dan is dat leuk, maar als een vreemde gaat vertellen over de reis die ze gemaakt heeft, dan doet mij dat denken aan de bevallingsvideo kijken van iemand die je niet kent. Dat boeit toch geen mens? Ga iemand anders er mee vervelen!

Overigens is het boekje zelf weinig interessant geschreven en is het vanwege die hele "kijk ons eens gymnasium gedaan hebben"-sfeer alleen interessant voor mensen die bij hun ontbijt graag ventileren wat voor cornflakes Homerus graag gehad zou hebben.

Poiímata - Sappho (-600)

Alternatieve titel: Oden en Fragmenten van Sapfo

3,5
Ik ben dol op lesbiennes; op de middelbare had ik een damesstelletje in mijn wat meer indirecte vriendenkring en ik snap hen heel goed, want tja, wat is er nou interessant aan een man? Je zou kunnen stellen dat ik vanwege mijn sterk femiene kant en voorkeur voor vrouwen ook behoorlijk lesbisch ben.

Vanwaar deze inleiding? Nou, waarde lezer, zo heb ik uw aandacht te pakken (geef het maar toe, je zit op dit moment nog steeds te lezen). Voorts was Sappho van de damesliefde en over Sappho wil ik het nu eens gaan hebben. De lesbische kant van het verhaal is namelijk erg interesssant, omdat de gedichten wat mij betreft net zo goed van man voor vrouw, vrouw voor man of man voor man hadden kunnen zijn. Of nee, wat dat betreft moet ik mezelf ongelijk geven: om de een of andere reden is Sappho's vrouwelijkheid duidelijk.

Nu heb ik zelf een hekel aan vrouwen die bij elke prestatie die ze leveren eens moeten benadrukken dat ze een vrouw zijn, alsof ze zichzelf weer tot het zwakke geslacht bombarderen. Van die types die gelijkwaardig willen zijn aan een man als het ze uitkomt, maar ook hun vrouw-zijn benadrukken als ze het uitkomt. Vrouwelijke dichters worden als afwijking bestempeld, meer een genre dan een geslacht. Zo werd Sappho door de oude Grieken afgezeken: een vrouw die haar emoties uit in poëzie, belachelijk. Het kan verkeren: tegenwoordig mag de man zijn emoties niet meer uiten volgens andere mannen.

Afijn, Sappho's werk heeft toch iets vrouwelijks dat ik ook tegen kom bij collega's als Sördergran, Charlotte Brontë of nog beter, Emily Dickinson. De korte fragmenten doen denken aan het net-niet-hermetische fragmentarische van die door mij o zo gewaardeerde Emily. Op die manier blijft A) die godvergeten vervelende retorica (waar ik al tijden mee lastig gevallen word, lees maar eens gedichten uit de 17e en 18e eeuw...) gelukkig grotendeels achterwege en B) ademen de gedichten uiteindelijk een soort logica die zichzelf opvouwt tot een geheel dat ademt en gewoon klopt. Zoiets. Hierbij moet opgemerkt worden dat ik een Engelse vertaling heb gelezen die (op welke basis/criteria weet ik niet) fragmenten geregeld aan elkaar gesmeed werden tot wat langere gedichten.

Nu heb ik nogal een afkeur van die hele Klassieke Oudheid, wat mij betreft is die waardering net zoiets als de Bietels per se fantastisch vinden: "Kijk, zij waren de pioniers, dus je moet het wel waarderen!". Onzinberedenering. Oké, natuurlijk, Sappho is origineel als je haar in de context plaatst en de invloed die ze op anderen had, bijvoorbeeld de Romantici (Kloos was groot fan), is aan te wijzen. Nu ben ik zo heel af en toe gevoellig voor deze praatjes, maar Oudheid-imitaties heb ik al genoeg gezien en ik ben pas eerstejaars (Nederlands). Natuurlijk, soms is Sappho gewoon wat saai en doet haar werk gedateerd aan, maar sommige gedichten zijn gewoon heel erg mooi, vanwege die Dickinson-avant-la-lettre-sfeer.

Possibilité d'une Île, La - Michel Houellebecq (2005)

Alternatieve titel: De Mogelijkheid van een Eiland

4,5
Net als Huxley, een belangrijke invloed op Houellebecq (zie ook Elementaire Deeltjes) is Michel een betere denker dan schrijver. Verhaaltechnisch, qua personages en stilistiek is het werk net beneden gemiddeld, maar hoe de moderne samenleving en het huidige tijdsgewricht aangepakt worden is ronduit fenomenaal.

Daar was Michel echter niet klaar mee, hij laat ons in dit fascinerende werk, dat nauw aansluit bij zijn vorige twee romans en de novelle Lanzarote, al een stuk van de toekomst volgens deze misantroop zien. Op virtuoze wijze worden de (soms tegenstrijdig lijkende visies) van o.a. de eerder genoemde Huxley, veel Nietzsche & Kant en nog een aantal denkers van wiens werk ik dan weer niets weet, in elkaar gepast tot een onwrikbare, zwartgallige en enigzins karikaturale, maar daarom zo effectieve legpuzzle die de vinger op de pijnlijke punten van de moderne tijd legt, om vervolgens pesterig te blijven drukken.
Alleen al vanwege deze groteske tour de force vind ik dit absoluut zijn beste roman.

Post Office - Charles Bukowski (1971)

Alternatieve titel: Postkantoor

4,5
Zuipen, vrouwen, sarcasme, gokken en nog eens zuipen, is er meer in het leven? Ja, want in Post Office wordt tussendoor ook nog gewerkt. Werken is stom, maar het schijnt nu eenmaal te moeten. Is er meer nodig voor een roman dan zuipen, vrouwen, sarcasme, gokken, nog eens zuipen en werken? Ja, schrijftalent.

Bukowski's boeken lijken heel makkelijk om na te doen. Vooral z'n gedichten lijk je snel onder de knie te hebben: anekdote over een hoer, ophakken in heel korte regels en stop er ergens een klein tragisch grapje in. En daar komt het: dat tragische grapje. Bukowski is een tragisch schrijver, evenzeer als hij een humorist is. Deze zware, maar door humor dragelijke lading is altijd aanwezig en verschaft inhoud aan het platvoerse bestaan van de personages. Dít is niet gemakkelijk na te doen, want we hebben allemaal wel eens kotsend boven de wc gehangen, maar probeer dat eens goed te beschrijven, of er over te schrijven.

Dan blijkt het dat Bukowski een heel grote stilist was en nog altijd is. Probeer het na te doen, kijk eens naar een imitatie, die al dan niet verhuld is, alleen Bukowski kan het trucje eigenlijk. Raymond Carver soms, maar verder, neen. Je ziet toch ook het verschil tussen een echte Yves Klein en een blauwgeschilderd doek van iemand die graag of een doek blauw wil schilderen of een doek blauw schildert omdat Yves Klein dat ook deed? Bukowski snijdt alles op precies de juiste manieren, momenten en wijzes af. Niets teveel, het is afgelopen als de spanningsboog afgelopen is, het is gewoon afgelopen wanneer het afgelopen dient te zijn. En dát, dat kunnen velen niet. Bukowski houdt kort en schrijnend, zoals het eigenlijk altijd zo moeten gebeuren.

Mooie afsluitende zin van een boek ooit komt trouwens uit Factotum: 'Ik kreeg hem niet omhoog.' Daarna heb je toch niets meer nodig?

Proeve van Kommunikatie - Simon Vinkenoog (1967)

1,0
Wat is dit een waardeloos gedrocht. Vinkenoog, die altijd een beetje de Beatnik onder de Vijfitigers uit wilde hangen (op zijn debuut na, daar deed ie Marsman na), beetje geforceerd ook (nochtans vertaalde hij Ginsberg wel prima), maar hier dacht meneer een filosoof te zijn. Sorry hoor, Simon, je mag wel dood zijn, maar dat maakt je boekje er niet beter op. De grootse kosmische beeldspraak over communicatie kan eigenlijk zo geparafraseerd worden: alles gebruiken dat los en vast zit, alles neuken dat los en vast zit. Belachelijk ego-document, dat wordt gepresenteerd als soort verlichte weg. Quatsch.

So Little Done: The Testament of a Serial Killer - Theodore Dalrymple (1995)

Alternatieve titel: De Filantroop

2,5
Een monoloog van een man die zichzelf heel wat vindt en zich daarom boven alle anderen uit vindt stijgen... Waar hebben we dat eerder gehoord? Jawel, La Chute, de voortreffelijke roman van Camus. Is alles daar vreemd genoeg fascinerend, met zo'n onsympathiek hoofdpersonage, omdat er allerlei bijzondere ideëen naar voren komen; in dit werkje mag het niet zo zijn. Het hoofdpersonage is ontzettend irritant en citeert als het clichébeeld van de stoffige intellectueel uit Shakespeare en schrijvers uit de Klassieke Oudheid. Zwak boek, om even kort samen te vatten.
Zo, en nu eerst eens ontbijten.

Soort Engeland, Een - Robert Anker (2001)

1,0
Over tegenvallers gesproken, was ik er maar nooit aan begonnen. Dit broddelwerk is misschien wel de slechtste 'roman' die ik ooit gelezen heb. Sterker nog, het mag niet eens aan de puisterige kloten van totaal overschatte werkjes als American Psycho en die meuk van Zwagerman likken, zo mateloos waardeloos is het.

Stilitisch is het te kut voor woorden, door belachelijke en te lange zinnen (je bent goddomme geen Faulkner of Wilde) of er constant Engels doorheen te gooien (doe dat nou niet!) en ook die Shakespeare-citaten komen me de nek uit. Anker, stop het verzameld werk van Shakespeare in je hol en ga maar boeken lezen in plaats van proberen te schrijven. Hij namecheckt echter wel Brecht, maar dat kan het 'verhaal' niet meer redden.

Nee, voer ook een hoofdrolspeler op met een narcistische persoonlijkheidsstoornis, laat hem aan het einde kermen van hij van iemand hield (en dan mogen wij ons afvragen hoe oprecht dat is; kan hij wel van iemand houden?). Dan kan dit wel een roman, sorry, ik verslikte me even, zijn over de vraag of het leven nog wel zo integer is, maar Holden Caulfield zou dit boek in één woord samen kunnen vatten:
phony

Excuseer me voor mijn enigzins ongepaste taalgebruik, maar probeer dit vod eens de grond in te boren met formele taal.

Suezkade - Jan Siebelink (2008)

4,0
Arme jongen toch... Een dandy, zo eentje die Marc heet in plaats van Mark. De modernistische man die buiten alles lijkt te staan, al kan hij zich wel hechten aan zijn leerlinge Najoua, maar daar lijkt eigenlijk iedereen iets tegen te hebben, gek hè?

En wat doet Marc? Marc gaat richting afgrond, nadat hij glorieus opgenomen is door de school en iedereen hem bewondert, maar hem daarna langzaam laat vallen. Vechten tijdens een feestje en daarna níét ontslagen worden, ik vond het maar wat ongeloofwaardig. Daarna die grote heisa dat op een kruising tussen een rechtszaak en de kruisiging van Jezus leek, nog ongeloofwaardiger. En dan gaat het alweer eens echt fout.

De geest van Johan Parre, impotente hoerenloper, verleider van andersmans deernes en uiteindelijke zelfmoordenaar sijpelt overal door in het boek. Dit wordt nog eens extra onderstreept door directeur Rafaël Pilger, die Marcs eerste novelle afkeurt omdat de karakters van Parre en Pilger weliswaar knap samenvallen, maar men kan er problemen mee gaan krijgen. Dat blijkt.

Pilger en Parre vallen samen als Pilger met zijn matrasje aan het dansen is tijdens het schoolfeest. Parre verleidde de vriendin van De Labadie, een naar ventje overigens, waarna dat allemaal flink verkeerd liep en Johan zichzelf uiteindelijk van Immanuel Kant maakte.

Marc blijkt dan uiteindelijk de impotente man te zijn die zelfs niet tot coïtus met een prostituee weet te komen. Aan het einde raakt hij wel seksueel opgewonden van Najoua, en dat is het moment dat we hem als lezer zijnde geheel laten vallen. Voor dat moment probeert hij het allemaal wel goed te praten, het als platonisch te beschrijven, maar soit, die aanrakingen van hem zijn ook gewoon niet netjes. Om het boek echter af te gaan keuren omdat de hoofdrolspeler een (latente) pedofiel is, dat gaat me te ver.

Daar hebben we Parre weer: Marc pleegt in hetzelfde lokaal zelfmoord, inclusief wat citaten die op het bord gekalkt zijn, waaronder de laatste zin van Á Rebours. Mooie quote hoor, echt. Maar Marc is geen Des Esseintes, Des Esseintes staat uiteindelijk echt buiten alles. Marc wordt opgenomen, maar blijft er buiten staan, Marc wordt uitgekotst en wil betrokkenheid: een spelletje aantrekken-afstoten dat in de hele roman terug blijft komen.

Het grote pijnpunt van de roman is echter niet dat iedereen als een lemming op zijn einde afstormt, maar dat er veel lijntjes niet goed uitgewerkt worden. Marc de travestiet? Komt nauwelijks terug. Zou het met zijn impliciete Oedipus-complex te maken hebben? Natuurlijk, maar het lijkt er maar met de haren bijgesleept zijn. Ook verdwijnt Najoua soms een hele tijd uit het beeld, ook natuurlijk omdat ze in die kliniek zit, maar dat lijkt niet goed te kloppen in de roman. Wim Egberts verdwijnt erg plotseling, er lijkt geen afronding te zitten daar, het blijft een vervelend los eindje.

Toch is Suezkade zeker een onderhoudende roman, ondanks dat de personages soms wat ongeloofwaardig uitgewerkt zijn en het dramatische en fatalistische gehalte er wel erg dik bovenop ligt. De stijl is zeker onderhoudend, het verhaal is bij vlagen erg meeslepend en emotionerend, maar helaas dat er toch een licht gevoel van onvoltooidheid en ontevredenheid aan het einde van de roman is, alsof Siebelink teveel lijntjes bedacht heeft die nooit samen komen.

Terugkeer, De - Fleur Bourgonje (1986)

2,5
Nadat ik vandaag John Fantes My Dog Stupid (fantastische novelle, jammer van het wat slappe, sentimentele einde, van die Amerikaanse kitsch) heb gelezen en weer eens lang(er) verhalend proza met groot plezier en interesse heb gelezen, heb ik in m'n grote Meulenhoff-Zomerboek dat ik ooit bij de kringloopwinkel kocht ook deze korte novelle van Fleur Bourgonje gelezen. Was ik wel benieuwd naar omdat ik weet dat ze ook een aantal gedichtenbundels heeft gepubliceerd, vandaar. Afijn, m'n enthousiasme voor Fante ontbreekt hier zeker. Dit soort werkjes ontnemen mij dat enthousiasme eigenlijk ook: zwakke stijl die al nauwelijks beeldend is, maar als er al beelden opgeroepen worden voegen die weinig toe, close-ups (vakantie betekent films kijken als een malle en ik merk dat dat zo zo’n invloed heeft op mijn referentiekader en denkwijze) van oninteressante details die nauwelijks wat toevoegen of zeggen, veel valse dramatiek door maar woorden als Liefde en Drama te gebruiken, de voorgeschiedenis van personages gaan behandelen, etcetera. Het vervelendst is nog wel die vervelende stream-of-consciousness waar ik-vertellers zich tegenwoordig vaak van lijken te bedienen. Dat deed Fante tenminste niet, die liet z’n hoofdpersonage niet zoveel nadenken, die toonde, die vertelde niet zo verrekte veel. En dan nog die interessante exploraties van onderwerpen als het huwelijk, liefde, het verschil tussen het huwelijk en liefde, zulke dingen; ze zijn weinig verheffend en van het niveau ‘dat zie ik bij schrijfwedstrijden ook vaak, maar die verhalen worden niet uitgegeven en dit wel’. Jammer is dat.

Ti Prendo e Ti Porto Via - Niccolò Ammaniti (1999)

Alternatieve titel: Ik Haal Je Op, Ik Neem Je Mee

3,5
Vreemd boek dit. Een vriendin deed het me cadeau voor mijn verjaardag, maar toen ik de achterkant las begreep ik eerst niet waarom ze deze voor me uitgekozen had. Ik was in de veronderstelling dat het een beetje een tearjerker voor vrouwen was eigenlijk. Ook de lovende woorden van Kluun en Saskia Noort op de voorkant, strekten nou niet bepaald tot aanbeveling. Had dan een aantal schrijvers hun mening laten verkondigen.

Wat was dat anders toen ik hem begon te lezen. Mij bekroop een aantal aparte gevoelens.

Ten eeste kreeg ik het gevoel dat Ammanti een stijlboekje annex checklist "post-modernisme" bij de hand had gehouden onder het schrijven. Belachelijk veel korte verhaallijntjes die verder weinig aan het verhaal toevoegden, hoewel ze soms behoorlijk absurd werden. Vooral het stukje over Pietro's vader had iets naturalistisch (o, hoge kunst!), uitleggen waarom de vork juist zó in de steel zit, maar het had net zo goed weggelaten kunnen worden. Vreemde verhaalstructuren? Check.

Vervolgens komen we op allerlei plekken brieven tegen, of andere teksten-in-teksten. Ook doet het perspectief van alwetende verteller meestal meer kwaad dan goed. Ditzelfde geldt voor de verdere incosistentie in het verhaal.

Want ik zag de schrijver al voor me, bij een groot aantal passages. Met een grijns op zijn gezicht als ik van hem moest gaan lachen, omdat hij een kolderieke absurde situatie had bedacht. Ik geef toe, die dode ezel bovenop een huis catapulteren vond ik inderdaad humor om te lachen. Voorts zag ik hem ook nog een traantje uit zijn eigen oog wegpinken, als hij me graag ontroerd had willen zien. Ze is nog maagd, hoe integer. Karikaturen ontroeren me niet, het spijt me, Niccolò.

Vervolgens gooit hij naast dat bij vlagen hinderlijke naturalistische, ook nog wat Misdaad en Straf, Junior Editie aan het einde er door heen, wat het geheel ook wat twijfelachtig maakte. Ik moet wel eerlijk toegeven dat ik me betrokken voelde bij hoofdrolspeler Pietro Moroni. Dat is Ammanti wel gelukt.

Fijn dat onze Italiaan ook nog even zijn eigen roman doorgrond voor ons. Ergens in het boek stelt een schooljuffrouw dat het verhaal dat haar verteld wordt, door de karikaturale playboy, dat zijn levensverhaal opgeblazen is, compleet gelardeerd met vage brokken Zen-boedhisme, Chinese filosofie en Beat Generation. Laten deze elementen juist niet terugkomen in de roman, maar je snapt wat ik bedoel.

Verslag van een Onaanvaarde Dood - Chaja Polak (2007)

2,5
Dit is zo'n bundel waar ik een schuldgevoel van krijg als ik er op ga stemmen, maar ik heb toch gestemd. Dit is dus eigenlijk mijn excuus, toelichting, wat dan ook. Allereerst, ik wil niks afdoen van Polaks verdriet, echt niet. Helaas kan ik hier echt geen voldoende voor geven, want het is een heel matige bundel. Jammer.
Ik ben geen voorstander van gedichten die direct voortvloeien vanuit iemands gevoelens, vooral niet als alles maar open en bloot op het bord van de lezer gesmeten wordt. 'I hate that/ I love you', dat werk. Dan ben ik maar een lul, maar het is om het even of je vriendin het nou uitgemaakt heeft, of dat er iemand overleden is, want voor mij telt alleen de kwaliteit van een gedicht. Daarin schiet Polaks bundel flink tekort.
Ze doet namelijk wel een poging tot poëzie, om het zo te zeggen. Metaforiek, symboliek, ze komen langs. Vaak ligt het er wel heel dubbelop en dat is ook weer zonde. Ook zijn enkele herhalingen wel heel slecht toegepast. Dit levert uiteindelijk een bundel op die ergens tussen de beter gelukte Libelle-gedichten en een heel matige Judith Herzberg inzit. Zoals gezegd, jammer.

Vogeline - Silva Ley (2006)

2,5
Het eerste deel is voornamelijk van die typische Libelle-poëzie: Goed bedoeld allemaal, maar val ons alsteblieft niet lastig met die doodsimpele formuleringen. Kom op, het heet "metafoor" en het is niet moeilijk te gebruiken.
Na een tijdje komen er echter behoorlijk mooie gedichten opduiken, die scherp en raak geformuleerd zijn, maar die kunnen het boekje verder niet meer reddden. Hoger dan *3 wil ik niet gaan, met dank aan die chlichématige meuk aan het begin.