Hier kun je zien welke berichten Donkerwoud als persoonlijke mening of recensie heeft gemarkeerd.
Poezelig boekje. 'Reisverslag van een Kat' (2015) is een aardige psychologische roman over een jongeman die traumatische jeugdherinneringen projecteert op zijn liefde voor een straatkat. Een kopjes gevende en kirrende bundel genegenheid in Satoru's simpele mensenbestaan. Er is iets in zijn leven gebeurd wat de boel op losse schroeven zet en hij moet noodgedwongen langs verschillende mensen uit zijn jeugd om poolshoogte te nemen of zij de zorg voor Nana willen overnemen. Bij elke nieuwe ontmoeting komen zowel mens als kat tot de conclusie dat ze weinig genegen zijn om hun sterke band te verbreken. Bij vlagen dacht ik terug aan Nederlandse auteurs als Anton Koolhaas of Toon Tellegen. Met hun verhaaltjes vol filosofische beschouwingen over hoe het groots het kan voelen als dat ene dier een significante plek in je leven inneemt. Ik kan hier echter weinig met de geforceerde kunstgreep om een deel van de roman te vertellen vanuit een antropomorfisch kattenperspectief, waardoor je suikerzoete observaties krijgt van een dierenverteller die ongeloofwaardig veel van de mensenwereld begrijpt. Het maakt dat de oprechte ontroering een tikkeltje teniet wordt gedaan door onnodig sentiment en flauwe mopjes.
(Excuus voor deze recensie, ik ben natuurlijk meer een hondenmens, dat spreekt voor zich!)
Smerige blanke mannenfantasie over een gewillige oriëntaalse dame die ingaat op de avances van een overspelende rotzak. Het lijkt bedoeld te zijn als politieke satire, maar de focus komt zo consequent te verliggen naar abominabel beschreven seks dat ik mij afvraag of het politieke niet bijzaak is in de eenzijdige seksuele fantasieën van de auteur. Ook is de beschreven activiste Maryam eerder een oppervlakkig bedachte constructie van iemand die weinig tot geen kennis heeft over sociale interacties in de regio. Haar gewilligheid om tot seks over te gaan met een buitenlander, en dan ook nog enigszins gesteund door haar eigen ouders, is op zijn zachtst gezegd ongeloofwaardig.
In ieder geval is de beschreven liefdesrelatie hoogst uitzonderlijk in een land waar liberale vrijheden compleet anders ingevuld worden dan hier in het Westen. Zelfs vrouwen die inderdaad op zichzelf wonen en in enige vrijheid kunnen verkeren, zullen anders in het leven staan in hun bejegening van mannen dan de, gemakzuchtig beschreven, vrijpostige seksuele moraal van deze Egyptische. Wat Barry Smit hier doet is met een karikaturale, eurocentrische blik een eigen westerse projectie beschrijven van een veel complexer conflict tussen liberale vrijheid tegenover repressieve islamitische krachten. Zonder daarbij te benoemen dat hij daarin óók maar beperkt zicht heeft vanuit zijn westerse kader van denken.
Het leest lekker weg, maar ik kan niet echt zeggen dat het een denderend boek is. Daarvoor is het plot net iets te ongeloofwaardig en worden er teveel stereotypen over Afghanistan ingezet. Het is eerlijk gezegd ook wel een uitgekauwd thema: de rol van de vrouw in streng-islamitische maatschappijen. Met het beeld dat het allemaal een verschrikking is, voeg je weinig toe aan de bestaande beeldvorming.
Nogal voorspelbare misdaadroman over een intelligente jongeman die steeds meer vast komt te zitten in een crimineel netwerk. Misschien heeft dit werk nog enigszins een originele insteek omdat het de betreffende drugskoerier toont als iemand die totaal geen zich heeft op plotselinge machtsverschuivingen en gebeurtenissen die zijn eigen bestaan gaan beïnvloeden. Via een onbetrouwbare verteller laat het de verkokerde visie zien van een jong personage die zijn eigen identiteit vormt rond machogedrag en rond een iets te verleidelijke leefstijl. Grootste minpunt is dat het werk niet spannend wil worden als een goed lopende thriller, maar tegelijkertijd hangt het teveel vast aan genreconventies om enige literaire aspiraties waar te maken.
Mahfoez is op zijn scherpst als hij in de wereld van de moreel verdorven mens duikt. Het schetst een grimmige reis van een personage dat zich steeds meer af lijkt te keren van de sociale normen en daarbij uiteindelijk zijn eigen slachtoffer wordt. Maar net als doorheen zijn hele oeuvre worden concepten als goed tegenover slecht, religie tegenover vrije wil en wet tegenover persoonlijke vrijheid tegen elkaar afgezet. Het wordt nooit helemaal duidelijk wie of wat het destructieve lot van zijn hoofdpersonage in gang gezet heeft en in hoeverre hem een persoonlijke blaam treft over de richting die zijn leven neemt.
Selman weet zeer meeslepend de seksuele spanning tussen een psychiater en zijn cliënt te beschrijven. De twee personages slepen elkaar mee in hun hyperseksuele gevoelens (Elvira) of in seksuele repressie om aan de maatschappelijke norm te kunnen voldoen (Zana). Het wordt beschreven op een manier dat waan en werkelijkheid door elkaar heen gaan lopen en waarbij ook de lezer niet meer weet wie er nog te geloven is. Het lezen van deze roman heeft ook iets van de zinsbegoocheling en het hallucinante dat gekte met zich meebrengt. In eerste instantie was ik hiervan erg onder de indruk, maar gaandeweg wordt er op een nogal geforceerde manier een nieuw perspectief in aangebracht. Daarmee gaat het erg bedacht en ongeloofwaardig aanvoelen en verliest het iets van zijn aanvankelijke kracht.
Typische Coben: razendsnelle thriller met gewone mensen in ongewone situaties. Bloedspannend, maar ook een beetje een formule die hij blijft herhalen.
Het zijn bundels zoals deze waardoor ik korte verhalen meer en meer begin te waarderen. De zakelijke schrijfstijl van Sherman Alexie komt uitstekend tot zijn recht in het beperkte aantal bladzijdes per verhaal. Sommige verhalen zijn wat langer dan andere verhalen, maar nergens voelt het alsof het ene beter uitgewerkt is dan het andere.
In elk opzicht is het dus een compleet werk dat een menselijk beeld schetst van Native Americans die op zoek zijn naar hun eigen identiteit. Aan de ene kant halen de personages steun en houvast uit hun roots, maar aan de andere kant is hun beladen culturele geschiedenis een factor van vervreemding en identiteitsverlies. Met een goed gevoel voor humor en rake metaforen weet Sherman Alexie elke zoektocht van elk personage even aangrijpend te verbeelden.
Karin Amatmoekrim schreef met 'Tenzij de Vader' (2016) een stilistisch doorwrocht egodocument over de problematische relatie met haar vader. In Paramaribo is de charismatische taekwondo grandmaster, Eric Lie, een fenomeen, maar in het leven van zijn dochter is hij vooral een onbereikbare figuur. Amatmoekrim maakt hem tot een voor haarzelf tastbare romanfiguur, waardoor ze hem genadeloos kan onderwerpen aan het kritische zelfonderzoek over de rol die hij speelt in de vorming van haar eigen identiteit. Het is geen autobiografie in de zin van 'wie was mijn vader', maar 'hoe krijgt mijn vader voor mezelf betekenis in mijn eigen gevoelens, gedachten en levensopvattingen.' Kan de schrijfster als hoogopgeleide Surinaams-Nederlandse meegaan met zijn rigide mannencodes, zijn conservatieve denkbeelden en zijn losse seksuele moraal? Wil ze dat eigenlijk nog wel? Zeker sinds ze ooit haar hart heeft gesloten voor een andere onbetrouwbare vaderfiguur: een stiefvader die uiteindelijk niet haar biologische vader bleek te zijn.
In haar opzet combineert Karin Amatmoekrim verschillende vertelstrategieën om haar narratief mee vorm te geven. Het heeft gefictionaliseerde passages met uitgebreide sfeerbeschrijvingen over de couleur locale van een Suriname dat ook voor de jonge Karin een exotische, onbekende plek blijkt. Het heeft opgetekende monologen waarin haar vader zijn gekleurde mening over de geschiedenis geeft. Het heeft literair-kritische terzijdes over de eigen opvattingen van Amatmoekrim over de rol die Suriname bijvoorbeeld in de Nederlandse literatuur speelt. Toch voelt het alsof de schrijfster geen bevredigende balans vindt tussen of ze de teugels over haar narratief strak vasthoudt, of dat ze het laat uitwaaieren om zo tot verrassende, nieuwe inzichten te komen. Ze schraapt met haar raamwerk vooral aan de oppervlakte, terwijl ze er geen fijn vertelritme, of de mogelijkheid tot het dieper uitwerken van interessante ideeën, mee vindt. Hoewel het onsentimentele, intieme proza lekker weg leest, blijft het uiteindelijk voor mij net iets te oppervlakkig om een overweldigende indruk te maken.
Een anti-revolverheldin als feministische Charon die de doden rust brengt en de levenden troost in hun hardvochtige bestaan. Of zoals de flamboyante verschijning Visitación Salazar zich opwerpt als hoedster van begraafplaats Het Derde Land in grensgemeenschap Mezquite. Zij is een gesel van moraliteit tegenover de maffiapraktijken van grootgrondbezitter Alcide Abundio en burgemeester Aurelio Ortíz. Ook ik-verteller Angustias Romera vindt geborgenheid wanneer ze met twee kinderlijkjes terechtkomt op Visitación's begraafplaats. Haar immense pijn en verdriet worden een scheppende kracht om andere dolende zielen te helpen in hun heling. Maar de geweldscyclus komt steeds dichterbij als Salazar ook dat laatste stukje grond wil toe-eigenen in zijn hang naar absolute macht. 'Het Derde Land' (2021) gebruikt westernmythes om parallellen te trekken met contemporaine issues als vluchtelingenproblematiek, drugsgeweld en zelfs de coronacrisis. Al werkt 't voor mij niet helemaal dat deze dystopische wereld het ene moment volledig op de onze lijkt en het volgende weer mythisch en ongrijpbaar wordt. Het gevolg is ook dat de immense naargeestigheid en de religieuze symboliek erg geforceerd voelen.
Het boek begint als een meesterlijke beschrijving van eenzaamheid binnen onze tijdsgeest, maar verliest zichzelf dan uiteindelijk in teveel speelse wendingen rond verschillende vertellers en de plotselinge homoseksuele geaardheid van Maxwell. Vooral dat laatste stond me erg tegen, omdat het nogal een aanfluiting is naar de geloofwaardigheid als de seksuele gevoelens van Maxwell naar hetzelfde geslacht toe zo minimaal is dat juist dat essentiële aspect niet nader uitgewerkt wordt.
Ik heb de trilogie van mijn pa geleend omdat deze, naar eigen zeggen, de 900 bladzijdes ervan luid door gelachen heeft. Ik heb echter aanzienlijk minder hard moeten lachen dan hij. Ik kan niet helemaal mijn vinger erop leggen waar hem dat aan ligt, want doorgaans ben ik een sucker voor de banale, tragikomische humor van onze Vlaamse buren. Ook ben ik altijd content als Brusselmans op de televisie verschijnt. De hele manier waarop hij zichzelf en zijn boeken op de markt zet, grenst aan het geniale, en de korte stukjes die hij schrijft voor VARA/Humo vallen bij mij altijd wel in goede smaak.
Ik denk dat een roman van 270 pagina's simpelweg teveel van het goede is, een overkill aan grove moppen, slimme taalspelletjes en achterlijke karakters. Van een literair werk verwacht ik meer dan luchtige spielerei dat alleen maar een spelletje speelt met het de taal. Ik wil iets substantieels, met- hoe vies het ook klinkt- diepgang, zoals emotionele ontwikkelingen van de hoofdpersoon. Deze kant van het schrijverschap is bewust niet besteed aan Herman Brusselmans, en dat is eigenlijk ook helemaal niet erg. Maar daarmee prefereer ik zijn korte optredens boven zijn eigenlijke oeuvre.
Mahfoez noemde het zelf een modernistisch experiment en dat is ook wel te zien aan de iets andere stijl ten opzichte van zijn eerdere werk. Hij hanteert hier een speelsere stijl met meer abstracte associaties en metaforen. Toch is het ontegenzeggelijk een werk van zijn hand in hoe het een groep mensen beschrijft die alleen maar bezig zijn met zelfverrijking en decadentie. Hier is het niet de middenklasse of de lagere klasse die ervan langs krijgt, maar juist de intelligentsia. Het valt mij wel op dat zijn latere boeken iets minder toegankelijk lijken te zijn voor westerse lezers. Ze vereisen meer kennis over de politieke en maatschappelijke context waarbinnen het werk geschreven is.
Ik was iets te snel met mijn mening. Het is toch wel een fijn boek, waarin op een luchtige manier zware onderwerpen als verkrachting, bijgeloof, HIV-besmetting en corruptie worden behandeld. Het wisselt tussen daadwerkelijk spannende passages en oprecht ontroerende momenten. Liefhebbers van John Grisham en zijn maatschappelijk geëngageerde 'legal thrillers' zouden dit nog wel eens kunnen waarderen. Het is in ieder geval een erg lekker tussendoortje. Mijn eerdere kritiek wordt ook wat minder naarmate de roman zich ook meer gaat richten op het Zambiaanse rechtsysteem en daarbij ook hele andere soorten zwarte personages introduceert. Daarnaast klinkt er ook een politiek statement in het belang van noodhulp door en de politieke draaikonterij die er in de Westerse wereld over bestaat.
Verstoorde ecologie, politiek puinruimen
Timothy Egan zet zijn geschiedschrijving over de Dust Bowl beeldend uiteen. Eerst de sfeerschetsen van optimistische boeren die door agressieve reclameampagnes gelokt worden om zich voor weinig geld te settelen in de vruchtbaar lijkende landbouwgronden. Ooit het leefgebied van bizons en rondtrekkende indianenstammen, maar die zijn inmiddels respectievelijk uitgeroeid en verdreven. Daarna schetst Egan de getuigenverslagen van de eerste deukjes in het ideaalbeeld als de betrokken boeren te maken krijgen met de harde weersomstandigheden, zoals een hagelbui die in enkele seconden de oogst van een familie compleet vernietigt. Het blijkt slechts een vooraankondiging van wat komen gaat, want door de combinatie van het uitputten van de landbouwgrond en de ecologische disbalans, ontstaat een situatie waarin droogte en stofstormen het onmogelijk maken om consequent te blijven oogsten.
Tegelijkertijd slaat in de rest van Amerika The Great Depression (1929-1939) toe. In eerste instantie lijkt de economische malaise aan de afgesloten boerengemeenschappen voorbij te gaan, maar zij worden uiteindelijk genadeloos hard geraakt als men in de rest van Amerika met de gevolgschade worstelt. Het bieden van noodhulp of migratiemogelijkheden worden bemoeilijkt door de algehele malaise. Andere staten zijn openlijk vijandig tegen de onwelkome gastarbeiders uit de probleemgebieden. Het dwingt de beschreven families om manmoedig vast te houden aan hun waardeloze landbouwgrond, terwijl de ecologische rampspoed van kwaad tot erger blijft gaan. Toenmalig president Franklin Delano Roosevelt wordt een soort icoon in de hoop dat hij met politiek ingrijpen de misère kan keren. Het blijkt echter dat de politiek een flinke kluif heeft om de jarenlange exploitatie van de natuur terug te draaien en daarmee de betrokken boeren hun menswaardige bestaan terug te geven.
De meest beklemmende passages zijn de sfeerschetsen van die extreme armoede en misère te midden van de apocalyptische stofwolken. Hun akkers en landerijen zijn continu bedolven onder een dikke laag stof en zand; in de ergste gevallen raken óók gebouwen en auto's begraven onder de ontstane heuvelvorming. Het is bijna onmogelijk geworden om de gebieden in of uit te komen, omdat het treinverkeer continu gestremd raakt door hinderlijke opstoppingen. Het meest aangrijpende is dat er echt geen ontkomen is aan het ziekmakende stof: het is alom aanwezig in de levens van mensen Iedereen is gefrustreerd door de onmogelijkheid om eraan te ontsnappen. Iedereen hoest. Kinderen en ouderen sterven aan het inademen van de stof. Medische zorg is moeilijk bereikbaar, want van de ene naar de andere plek geraken wordt ernstig bemoeilijkt door de weersomstandigheden. De getuigenverslagen staan vol met verhalen van mensen die hopen om eindelijk eens frisse lucht in te kunnen ademen in een stofloze omgeving.
'The Worst Hard Time' is prozaïsch opgezet als een beklijvend stuk geschiedschrijving over hoe politiek, wetenschap, publieke opinie dealen met de gevolgschade van ecologische problematiek. Een tikkeltje sentimenteel misschien, waarbij de afzonderlijke verhaaltjes net iets te glad in elkaar grijpen. Toch heeft het me wel geraakt in hoe het de mistroostige neerwaartse spiraal beschrijft van een gebied waar zijn inwoners steeds blijven hopen op verbetering. Over hoe marketing en commercie tot exploitatie en ecologische disbalans lijden, terwijl het immense menselijke misère tot gevolg heeft. Egan waakt ervoor om opzichtige parallellen met het heden te trekken, maar het is niet moeilijk om in het door hem geschetste rampverhaal de contouren te zien van hedendaagse milieuproblematiek: ecologische rampspoed die immense gevolgen heeft op mensenlevens. Eenmaal verstoord, kan de ecologie moeilijk weer hersteld worden, met alle gevolgen van dien. Een nog altijd even belangrijke waarschuwing.
Ik heb hem ooit voorgelezen aan mijn broertje van 8/9 en ontdekte gaandeweg dat hij banger was dan hij zich voorhield. Een kinderboek wil ik het dus niet noemen. Wel een angstaanjagend treffende parabel over tijd en dingen kwijtraken.
Sympathieke roman, waarin de eeuwig levende hoofdpersoon nou eens niet de zwelgende meelijwekkende persoon is, maar een ondernemende en leergierige man. Met een vleugje zelfspot kijkt hij terug op de vormende jaren uit zijn leven, die toevallig ook parallel lopen met grote historische gebeurtenissen die we allemaal kennen. En dat zijn er nogal wat, aangezien de verhaallijn bijna drie eeuwen bestrijkt.
Er zijn echter twee terugkerende verhaallinnen: 1) hoe Mathieu wegvlucht uit Frankrijk (eind 18e eeuw) en een kunstmatig gezinnetje maakt met zijn jeugdliefde en half-broertje, en 2) hoe Mathieu een verre neef probeert te behoeden voor de ondergang in onze tijd. Om de twee hoofdstukken volgt er dan een compleet andere episode, steeds in een ander tijdsvak. Een liefdeaffaire met de ex-scharrel van Charlie Chaplin. Meewerken aan de bouw van een kathedraal in opdracht van Paus Innocentius. Een midlifecrisis tijdens de Beurskrach in de jaren dertig. Een test van loyaliteit en vriendschap gedurende de McCarthy doctrine.
Ironisch genoeg missen juist de twee terugkerende verhalen de kracht die de korte zijsprongen wel hebben. Ze voelen flets en inspiratieloos aan ten opzichte van de grandeur die in sommige korte episodes wel wordt benadrukt. Enigszins vermakelijk is het verhaal van hoe de man zijn eerste deuk in de liefde oploopt in zijn jonge jaren en een patroon begint die door de rest van de eeuwen ook terug zal komen. Maar John Boyne doet onze huidige tijd wel erg tekort met een magere voorstelling van de televisie-wereld en een weinig verheffend beeld van decadentie, riooljournalistiek zonder scrupules en een halfbakken liefdesgeschiedenis. Als geheel is het dus niet zo'n sterke roman, maar bij vlagen is het toch zeer vermakelijk. Boyne toont al iets van de vakkundige geschiedbeschrijving die als een rode draad door zijn latere werk zal gaan lopen. Dit zal zeker niet het laatste boek zijn dat ik van hem ga lezen.
Een fijn spel met de conventies van het genre van het spookhuis en met een eigentijdse draai die eraan gegeven wordt door moderne issues die behandeld worden. Niet echt wereldschokkend allemaal, maar het is wel een werk waar je doorheen vliegt voordat je er erg in hebt.
Over het drama van Duitse vrouwen ten tijde van WO2 en hun indirecte schuld aan de afschuwelijkheden in de concentratiekampen. Mooi beschreven en zeer aangrijpend, al zijn de stereotype nazi's, die uit 'Allo 'Allo lijken te zijn ontsnapt, toch volop aanwezig.
Zou dit ontzettend graag een mooi boek vinden. Het heeft een sfeervolle setting (Toearegs in de Libische woestijn) en het snijdt grootse thema´s aan als hoogmoed, tegen het gezag ingaan en liefde voor een dier. Toch vond ik het vooral een erg irritant werk. Probleem zit hem erin dat het hoofdpersonage nul sympathie op weet te wekken met zijn vreselijk domme keuzes. Ik hou van boeken waarin karakters hun eigen ondergang in werking zetten, maar hier ligt het er zo dik bovenop dat er weinig te raden overblijft.Het begon op mij zelfs een tikkeltje prekerig en moralistisch over te komen.
Fascinerende kijk op zaken die in de bijbel weggedrukt zijn. Wat is de status van engelen in het grotere plaatje der dingen? Hoe moet Kain zich gevoeld hebben toen hij Abel vermoordde? Hoe zouden de mensen destijds de zondvloed ervaren kunnen hebben? Dit alles is ingebed in de verhaallijn van een Italiaanse wetenschapper die probeert om zijn eigen zintuigelijke waarneming m.b.t. engelen te koppelen aan een wetenschappelijke theorievorming.
Hoe interessant het ook allemaal klinkt; Knausgård weet het niet 574 pagina's lang boeiend te houden. Het is simpelweg teveel van het goede, zonder een kader waarbinnen al die aspecten tot een daverende climax komen. Vergelijk het met Ontdekking van de Hemel, maar dan zonder de memorabele karakters en het spannende verhaal. Na een bepaald punt kunnen zelfs de schokkende onthullingen als de dood van God en de nieuwe rol van de engelen niet meer ertoe leiden dat de spanning erin blijft. Het duurt maar en het duurt maar. En dan eindigt het hoogst bevreemdend wanneer het hele verhaal een staartje krijgt in het heden en een fictieve ik-figuur worstelt met zijn eigen zintuigelijke perceptie van de wereld, en dus eigenlijk de religie uit beeld raakt en de innerlijke worsteling van de mens als een vulkaan uitbarst. Geniaal gevonden, maar toch ook wel een anti-climax.
Het is echter overduidelijk dat Knausgård de soort schrijver is die op zoek gaat naar de grenzen van datgene wat je met taal kunt doen. Hij creeert in deze roman een wetenschappelijk ogende tekst die uiteindelijk volledig uit zijn fantasie is ontsproten, maar waarbij je tijdens het lezen het idee hebt dat het een gegronde basis heeft. Ik heb zelfs even moeten checken of de figuur Antinous Bellori niet daadwerkelijk bestaan heeft. De uitstapjes naar meer conventionele fictie- met name in hoe hij de bijbelverhalen ''tot leven brengt'' - zijn meteen ook de zwakke kanten van de roman. Ze zijn niet zo beeldend beschreven dat je daadwerkelijk mee wordt genomen in de wereld die het wil schetsen. Desalniettemin maakt deze roman mij zeer benieuwd naar zijn Min Kamp-reeks, waarin de schrijver zijn eigen problematische jeugd vangt in +/- 3000 bladzijdes.
Audrey Niffenegger heeft inderdaad een knappe roman geconstrueerd waarbij verschillende tijdsvormen door elkaar heenlopen en dat het toch toegankelijk en leesbaar blijft. Die hele tijdreis-constructie biedt de mogelijkheid voor een aantal zeer ontroerende passages. Toch heb ik me ook meerdere malen verveeld tijdens het lezen, simpelweg omdat haar schrijfstijl stilistisch niet bepaald krachtig is. Het is allemaal veel te beschrijvend en het plot laat uiteindelijk weinig aan de verbeelding meer over. Wat ook niet meehelpt is dat er veel personages zijn die wel een belangrijke rol spelen (Ingrid, Dr Kendrick, Gomez) maar die eigenlijk niet zo bijzonder interessant zijn uitgewerkt. Ze zijn er om het plot voor uit te stuwen, maar niet omdat ze van zichzelf nou zoveel toevoegen. Het levert een amusante roman op die een beetje aanvoelt als een gelikte Hollywood-film: een lach hier en een traan daar, en dat alles in een wat pretentieuze vorm zodat het nog een literair lijkt ook.
Iets meer trefzeker proza dan het vorige boek dat ik van haar heb gelezen .Ze weet een beeld te schetsen van iemand die probeert te vluchten voor zijn eigen verdriet en dat doet door terloopse ontmoetingen aan te gaan met onbekende personen. Wel jammer dat er continu toespelingen zijn op de Surinaamse achtergrond van de hoofdpersoon en dat hij een gevoel van broederschap ervaart met Barack Obama, maar uiteindelijk voegt dit aspect weinig toe aan het verloop van de roman. Er zijn dus nog net iets teveel ideeën die onbevredigend worden uitgewerkt om van een echt goed boel te kunnen spreken.
Uiterst sfeervol modernistisch proza over verschillende mannelijke en vrouwelijke karakters die zich elk op hun eigen manier verhouden tot het genadeloos verstrijken van de tijd. Het weet daarmee grote thema's als vergankelijkheid van de mens en de toen heersende genderverschillen te verpakken in een speelse verhaalconstructie vol wisselende perspectieven en verschillende soorten observaties. Toch weet Woolf een soort betrokkenheid te behouden naar haar personages, die zij steeds op een intieme en warme manier beschrijft als onvolmaakte menselijke wezens. Het is een lastige roman om door te komen in zijn narratieve complexiteit, maar het levert zeker wat op voor de lezer die besluit door te zetten.
Selim Özdogan schreef met 'Die Tochter des Schmieds' (2005) een subtiel, klein streekverhaal over een smidsfamilie in Anatolië. De grote levensthema's trekken voorbij: geboorte en dood, het verstrijken van de verschillende seizoenen, periodes van economische voorspoed en malaise. Özdogan weet op een terloops manier maatschappijkritiek (op de positie van de vrouw en het patriarchale systeem) te verwerken in een roman waarin Gül, de smidsdochter uit de titel, voelt als een gelaagde, menselijke figuur. De roman is zo geconstrueerd dat de grote gebeurtenissen die Gül's leven vormen, meestal plaatsvinden buiten haar gezichtsveld en toch is de doorwerking ervan pijnlijk voelbaar. Gül maakt domme keuzes, cijfert zichzelf weg en is passief als het erop aankomt dat ze haar eigen grenzen aan moet geven, maar ze is ook een sterke, zorgzame persoonlijkheid die door omstandigheden wordt gedwongen om vroeg volwassen te worden. Door die tegenstrijdigheden voelt Gül's levensverhaal als de bitterzoete herinneringen van een ouder iemand die terugkijkt naar haar eigen jeugd, die onbereikbare periode vol gemiste kansen, niet verwezenlijkte verlangens en de sleutelmomenten die het verdere leven zijn gaan bepalen. Ze verlangt terug naar de onschuld van toen maar voelt tegelijk pijn om de onveranderbare realiteit.
Ik heb al 300 bladzijdes lang het gevoel dat het hetzelfde basisverhaal is van ''Voor Koningin en Vaderland'' maar dan in een ander tijdvak en met een ander complot. Weer een jonge weduwnaar in de hoofdrol die aan de vooravond staat van een oorlog. Weer een complot rond de koninklijke familie. Weer spionage, dubbelspel en moord rond politieke hoogwaardigheidsbekleders. Ik vind het ook jammer dat de mythische figuur van Mata Hari er nogal bekaaid vanaf komt. Ze is hier zeer zeker niet de zwoele verleidster maar een wat zeurende madam die zich per ongeluk in grootse problemen werkt. Dat is ook vast de bedoeling van het boek, maar ik hecht kennelijk toch meer waarde aan de mystiek.
Mooie kijk op het Wilde Westen en zijn bijna mythische status als de tijd van nobele helden en verschrikkelijke schurken. Charles Portis weet de boel echter kundig door elkaar te husselen en zodoende de wereld een stuk realistischer te maken. Zowel de helden als de schurken zijn maar mensen in hun doen en laten. De hoofdpersoon Mattie Ross is heerlijk als de jonge doorzetter die menige volwassene het nakijken geeft. Het is wel jammer hoe de roman afloopt voordat hij eenmaal begonnen lijkt te zijn. Met zijn schamele 215 pagina's wilde het voor mij niet meeslepend worden.
Nooit geweten dat de uitspraak 'de geschiedenis herhaalt zich nooit, maar rijmt altijd een keer' van Mark Twain komt en niet alleen uit een songtekst van Spinvis. Zo leer je nog eens wat. In ‘Tsjaikovskistraat 40: Autobiografische Vertelling over Rusland & Revolutie’ (2017) zet Pieter Waterdrinker zichzelf neer als een (beetje foute) geschiedenisleraar in een schelmenroman waarin heden en verleden van Rusland bij elkaar komen. Soms stijgt het werk boven zichzelf uit met die lange, meanderende zinnen waarmee Waterdrinker de kleurrijke locaties uit zijn roman tot leven brengt of - naar het einde toe - een opzwepende, vileine beschouwing eruit knalt over de EU-ideologie als het 'Rijk van de Rode Teugels'. Soms krijgt het autobiografische in de traditionele zin ietwat de overhand en beschrijft hij gebeurtenissen die misschien van invloed waren op zijn persoonlijke leven, maar niet direct iets toevoegen aan het grotere Ruslandverhaal dat hij vertelt. Er had iets gekapt en gesnoeid kunnen worden in zijn veelgebruik van bijvoeglijke naamwoorden en de grote hoeveelheid uitweidingen en herhalingen. Soms - en nu begeef ik me op glad ijs - schurkt hij tegen racistische beeldspraak aan met bijvoorbeeld een terloopse typering over Lenin's 'Aziatische moordenaarsogen'. Maar met deze roman wist Pieter Waterdrinker me toch vooral heerlijk weg laten dromen bij die archaïsche sfeerbeschrijvingen met een vleugje Reviaanse polder-ironie.
In alle eerlijkheid belanden de meeste lotgenoten- of ervaringsverhalen bij mij in een hoek van de kamer; hoe verschrikkelijk naar de herinneringen ook zijn van de mens die ze met de wereld wenst te delen. Schrijven - écht schrijven - is zoveel meer dan je therapeutische zielenroerselen op papier zetten en die toevertrouwen aan volslagen onbekenden. Het is niet alleen een kwestie van ongegeneerd eerlijk zijn over jouw eigen werkelijkheid, maar tevens het besef hebben dat de geschreven tekst in een bredere traditie staat en dat jouw individuele stem- hoe belangrijk jij jezelf ook vindt - niet meer (of minder!) is dan een radertje in dat grotere geheel van de wereldliteratuur.
Daniëlle van Steekelenburg-Boeters en Ellen Nass hebben mijn mening hierover niet veranderd, maar net als Liv2 kan ik beamen dat hun gezamenlijke inspanningen in ieder geval een aandoenlijk boekwerkje hebben opgeleverd. Het oogt, voelt en ruikt zelfs fris - met een mooie cover, smaakvolle foto's bij de tekst en leuke designkeuzes in lay-out en verschillende lettertypes (let wel: dit is uitgegeven in eigen beheer, anders was dat voor mij niet per se een criterium!) Hun intieme relaas wordt nooit tot geweeklaag of oeverloos gejeremieer, maar ik heb ze tussen de regels door 'leren kennen' als leuke mensen die het beste doen met de gegeven situatie. Fijn om te lezen dat Daniëlle van Steekelenburg zoveel steun en medeleven heeft weten te vinden bij de personen uit haar directe omgeving. Dat lijkt me zo belangrijk als er zoiets heftigs in je leven komt!
Volgens de achterkant is Özcan Akyol 'een van de belangrijkste literaire schrijvers van deze generatie.' Dat is wat veel eer voor de auteur van een stillistisch pover werk, waarin het literaire gehalte vooral gehaald wordt uit een eenvoudig psychologisch motiefje: de afrekening van een zoon met zijn tirannieke vader. De wereldliteratuur kent betere en meer verrassende uitwerkingen van zo'n vader- en zoonrelatie. En toch werkt de onbeschaamdheid en het provocerende in het voordeel van 'Turis' (2016). De Turks-Nederlandse auteur spaart zijn ouders niet. Niet hun maatschappelijke positie als Turkse migranten; hij zet ze onverbiddelijk neer als 'slecht geïntegreerde' boerenkinkels met een dorpsmentaliteit. Noch spaart hij hun negatieve karaktertrekken en hun psychische geestesgesteldheid. En hij spaart zichzelf niet in hoe diep hij zijn eigen ouders veracht, omdat de twee ellendige stumperds om elkaar heen blijven draaien en daarmee het hele gezin ongelukkig houden.
'Turis' (2016) is in haar opzet onorigineel en zelfs een tikkeltje voorspelbaar, maar desalniettemin weet Özcan Akyol het slappe raamwerk op te vullen met wrang-ironische, triestige scénes die beklijven. Het schuurt en wringt, al blijft een genadeloze mokerslag uit omdat de auteur zich te vaak verliest in oppervlakkigheden. Zeker in de passages waarin hij zichzelf beschrijft als late twintiger, zit er een geforceerd sausje overheen van stoere macho mannenpraat. Ook toont hij te weinig inlevingsvermogen om zijn ouders neer te zetten voorbij de karikaturen. Als menselijke figuren, niet als grappige typetjes die alleen in het verlengde bestaan van de guitige bad boy zelf. Daarmee wil het boek nooit écht intiem of kwetsbaar worden, terwijl de autobiografische opzet dat wel suggereert.