Hier kun je zien welke berichten thomzi50 als persoonlijke mening of recensie heeft gemarkeerd.
Amazing Adventures of Kavalier & Clay, The - Michael Chabon (2000)
Alternatieve titel: De Wonderlijke Avonturen van Kavalier & Clay

4,0
1
geplaatst: 19 november 2008, 00:21 uur
Eens met de sterke en zwakke punten die otherfool aanstipt: het werk begint ijzersterk, en gaat toch een beetje als een nachtkaars uit. Toch ben ik een stuk positiever.
Ten eerste is Chabon een ronduit fabuleuze schrijver. Je merkt dat hij nooit trucjes gebruikt of iets in die trant, en hij heeft een gigantisch arsenaal aan uitdrukkingen plus woorden, terwijl het nergens geforceerd wordt. Ik durf hem, misschien niet zo gewaagd omdat ik maar weinig schrijvers ken, een van de betere schrijvers van deze tijd te noemen - alhoewel wel gezegd moet worden dat, wat ik ook bij andere (latere) boeken van hem las, het soms wat te langdradig wordt en bepaalde zinnen (voor mijn gevoel) niets toevoegen aan het voorgaande (of dus komende
).
Het verhaal van dit boek is sterk, vooral in het begin. Hoe de opkomst van de strips in Amerika wordt weergegeven is ook ijzersterk, maar ik vond de beschrijving van de dip wat minder - ook omdat het boek toen zelf minder boeide. Dat is jammer, dat einde, het leek een beetje alsof Chabon het ook niet meer zo goed wist. Dat, plus de soms iets te lange uitweidingen, zorgen ervoor dat ik dit boek 'slechts' 3,5* geef: want verder is het een unieke leeservaring van groot schrijver.
Ten eerste is Chabon een ronduit fabuleuze schrijver. Je merkt dat hij nooit trucjes gebruikt of iets in die trant, en hij heeft een gigantisch arsenaal aan uitdrukkingen plus woorden, terwijl het nergens geforceerd wordt. Ik durf hem, misschien niet zo gewaagd omdat ik maar weinig schrijvers ken, een van de betere schrijvers van deze tijd te noemen - alhoewel wel gezegd moet worden dat, wat ik ook bij andere (latere) boeken van hem las, het soms wat te langdradig wordt en bepaalde zinnen (voor mijn gevoel) niets toevoegen aan het voorgaande (of dus komende

Het verhaal van dit boek is sterk, vooral in het begin. Hoe de opkomst van de strips in Amerika wordt weergegeven is ook ijzersterk, maar ik vond de beschrijving van de dip wat minder - ook omdat het boek toen zelf minder boeide. Dat is jammer, dat einde, het leek een beetje alsof Chabon het ook niet meer zo goed wist. Dat, plus de soms iets te lange uitweidingen, zorgen ervoor dat ik dit boek 'slechts' 3,5* geef: want verder is het een unieke leeservaring van groot schrijver.
Anna Karenina - Lev Tolstoj (1877)
Alternatieve titel: Анна Каренина

4,5
1
geplaatst: 18 juli 2008, 22:45 uur
Het beste boek dat ik ooit heb gelezen. Anna Karenina heeft alles als roman. Het is natuurlijk wereldliteratuur, dat staat buiten kijf, het is ongeveer het beste geschrevene dat ik ken - zo niet het beste. En toch leest het best simpel. Zoals eRCee al aangaf, de namen zijn wat lastig, en het zijn er best veel, maar als je er eenmaal inzit, kost het geen enkel probleem om in het boek te komen.
Het verhaal is ook nergens echt moeilijk te volgen, maar bevat wel ongelofelijk veel. Op een subtiele wijze leer je de karakters compleet kennen, en worden prachtige thema's herkenbaar en vooral realistisch behandeld. De manier waarop de liefde tussen Anna en Wronski ombuigt in wederzijdse haatgevoelens, is werkelijk adembenemend.
Mijns inziens komt vrijwel elk moeilijk te beschrijven gevoel van de mens wel langs in dit boek, en toch is het telkens begrijpelijk, realistisch en tegelijkertijd subtiel opgeschreven. Dat op het laatst dan ook nog even onderwerpen als religie, moraliteit etc. worden behandeld, is een heerlijk toetje.
Werkelijk fenomenaal. Een nummer 1 notering.
Het verhaal is ook nergens echt moeilijk te volgen, maar bevat wel ongelofelijk veel. Op een subtiele wijze leer je de karakters compleet kennen, en worden prachtige thema's herkenbaar en vooral realistisch behandeld. De manier waarop de liefde tussen Anna en Wronski ombuigt in wederzijdse haatgevoelens, is werkelijk adembenemend.
Mijns inziens komt vrijwel elk moeilijk te beschrijven gevoel van de mens wel langs in dit boek, en toch is het telkens begrijpelijk, realistisch en tegelijkertijd subtiel opgeschreven. Dat op het laatst dan ook nog even onderwerpen als religie, moraliteit etc. worden behandeld, is een heerlijk toetje.
Werkelijk fenomenaal. Een nummer 1 notering.
Heilige van de Horlogerie, Een - Willem Frederik Hermans (1987)

4,0
0
geplaatst: 5 april 2008, 15:09 uur
Een hoogst enkele keer maar kon ik onder mijn werk met iemand een praatje maken en met hem een en ander over mijn bestaan als paleisklokkenmaker vertellen.
Dit boek van Hermans verdient een stuk meer aandacht en ook behoorlijk wat meer status. Want 'Een Heilige van de Horlogerie' is gewoon een bescheiden meesterwerkje.
Het boek gaat over Constantin Brueghel, de zoon van een naar Frankrijk geëmigreerde Nederlander en een Franse vrouw. Nadat hij zijn studie filosofie afsloot met de scriptie Tijd en duur en hem duidelijk was geworden dat hij geen aanleg had voor de kaasmakerij van zijn ouders volgde hij zijn oom op als klokkenmaker. 1473 klokken in het totaal, verdeeld over maarliefst 294 zalen in een paleis, dat in 1831 gebouwd is door een naamloze hertog. Voordat de hertog overleed had hij ervoor gezorgd dat, wat er ook gebeurde, zijn gigantische klokkencollectie intact gehouden zou worden. Dat is dus de taak van hoofdpersoon Constantin Brueghel, die hij uiterst serieus neemt.
Dan komt Louise - die sprekend lijkt op actrice Louise Brooks - en ze spreken wat af. Kort hierna komt Constantin erachter dat Louise al een vriend heeft: wethouder Ménard, een communistische miljonair. Vanaf dat moment gaat alles bergafwaarts voor Constantin, maar wordt het boek alleen maar beter.Constantin’s tas met sleutels om de klokken mee op te winden wordt gestolen. Zijn oom helpt hem door reservesleutels te geven maar zelfs hij blijkt weinig vertrouwen meer te hebben in de verzameling. Enkele dagen later is er een fikse overstroming in de buurt, wat tot gevolg heeft dat allerlei Rode Kruis-medewerkers en daklozen bij het paleis worden geplaatst. Er ontstaat een flinke chaos, er worden allerlei klokken meegenomen en kapotgemaakt en zelfs de grote klok op de zolderverdieping waarover de oude legende zei dat zo zwaar was dat het onmogelijk was hem te verplaatsen, wordt afgebroken. Tot Constantin’s grote verbazing blijkt de klok hol, en blijkt de mythe dus niet te kloppen. Flink teleurgesteld, omdat hij nu inziet dat zijn plannen om de collectie uit te breiden nooit verwezenlijkt kunnen worden, gaat hij op aanraden van zijn baas op vakantie naar zijn moeder in Parijs. Als hij in de bus richting Parijs zit ziet hij de auto van wethouder Ménard, waar ook Louise in zit. Deze zwaait met de eerder gestolen citybag die alle sleutels bevat en Constantin denkt dat ze deze heeft gevonden en terug wil geven bij het station. Hij stapt uit de bus, gaat naar het station maar daar eenmaal aangekomen blijken ze er niet te zijn en ook niet te komen. Alsnog komt het niet bij hem op dat zij misschien de tas hebben gestolen.. Geweldig, dat blinde , of beter, het niet willen zien.
Dat is een van de pluspunten van het boek; Hermans de lezer continu het gevoel geeft dat we met hoofdpersoon met een totale anti-held te maakt hebben, zonder dat dit werkelijk zwart op wit wordt gezegd. De opzet - een eenzame klokkenmaker die onvoorstelbaar veel klokken per week opwindt en verder bijzonder weinig beleeft – is vindingrijk en sluit naadloos aan bij de eenzame sfeer die wordt gecreëerd. Constantin leidt een monotoon bestaan en doet niets hier verandering in te brengen. Hij windt elke week dezelfde klokken op, voornamelijk in ruimtes die geen enkel mens behalve hij betreedt. En de klokken die wel door mensen worden bezorgen enkel ergernis: de ambtenaren ergeren zich enorm aan het lawaai dat de klokken produceren. Elke week van Constantin is dus een letterlijke herhaling van de vorige, hij zet dezelfde klokken op hetzelfde moment op dezelfde tijd, en dat terwijl de werkelijke tijd altijd blijft doorgaan. Het leven van de hoofdpersoon is compleet repetitief en heeft nauwelijks nut, elke week van zijn leven als klokkenmaker is inwisselbaar voor een andere (hij leeft als het ware als een klok), terwijl de werkelijke tijd altijd vooruit blijft gaan.
Het taalgebruik van het boek is sober en niet ingewikkeld maar toch is het boek erg zorgvuldig geschreven en mooi van taal. Gooi daar Hermans’ kenmerkende ongeloof in de wereld en mensheid gecombineerd met zijn kenmerkende zakelijke schrijfstijl, schitterende woordkeuze en bijtende cynisme bij en we hebben met Een heilige van de horlogerie een boek om niet snel te vergeten. Het vindingrijke en originele uitgangspunt maken toch iets unieks van het boek, ook al is dat wat er met de hoofdpersoon en de zijnen gebeurt verre van origineel, zeker als Hermans’ eerdere werken al bekend zijn. Dat is dan ook meteen het smetje op het boek, stiekem hoopte ik op een einde dat me nog enigszins wist te verrassen, maar dat was waarschijnlijk ook teveel van het goede geweest voor dit relatief onbekende boek van Hermans.
Als Constantin Brueghel zichzelf dan op een gegeven moment vergelijkt met de grote filosoof Spinoza, die ook tevreden was met een eenvoudig beroep (brillenslijper) krijg je eigenlijk enkel medelijden met de hoofdpersoon. Spinoza staat ver na zijn overleden nog steeds te boek staat als een grote filosoof . Constantin is zelfs tijdens zijn leven een totale nobody.
Dikke vier sterren. Tot slot nog een toepasselijk citaat uit het boek.
Huiverend sprak ik een agent aan:
“Waarvoor staat u hier? Ziet u niet dat de klokkencollectie van het paleis wordt gestolen?
“Meneer,” antwoordde hij “vandaag hebben we andere zorgen aan ons hoofd”
“Waarvoor staat u hier? Ziet u niet dat de klokkencollectie van het paleis wordt gestolen?
“Meneer,” antwoordde hij “vandaag hebben we andere zorgen aan ons hoofd”
Hotel on the Roof of the World, The - Alec le Sueur (1998)
Alternatieve titel: Een Hotel op het Dak van de Wereld

2,0
0
geplaatst: 31 december 2008, 12:07 uur
Eens met [email protected], behalve dan dat het boek grappig is. Er valt wel een constante poging tot humor te bespeuren, maar lachen deed ik geen seconde. Wel kan Le Sueur zijn ervaringen luchtig en vlot neerpennen.
Helaas kan hij geen boek schrijven. Er is eigenlijk gewoon geen plot in deze 'roman', het is, zoals hierboven al wordt opgemerkt, een bundeling ervaringen - geen verhaal. Het had zo 100 bladzijdes minder lang kunnen zijn, of 100 blz. langer. Hou het op 2* omdat het soms wel lekker las, maar veel stelt het niet voor. Deed er ook ergerlijk lang over, was bij vlagen best zwoegen.
Helaas kan hij geen boek schrijven. Er is eigenlijk gewoon geen plot in deze 'roman', het is, zoals hierboven al wordt opgemerkt, een bundeling ervaringen - geen verhaal. Het had zo 100 bladzijdes minder lang kunnen zijn, of 100 blz. langer. Hou het op 2* omdat het soms wel lekker las, maar veel stelt het niet voor. Deed er ook ergerlijk lang over, was bij vlagen best zwoegen.
Omdat Ik U Begeer - Arnon Grunberg (2007)

3,5
0
geplaatst: 21 juni 2009, 20:51 uur
Er is hierboven opgemerkt dat de personen aan wie Grunberg zich wendt in zijn brieven niet tot leven komen, maar ik ben het volkomen eens met de reactie die daarop volgde, namelijk dat de brieven uiteindelijk veel meer over Grunberg dan de geadresseerde(n) zeiden, en dat is meteen ook de grootste reden waarom ik deze bundel zo leuk vond om te lezen: 'Omdat ik u begeer' zegt namelijk behoorlijk wat over Grunberg, over zijn wereldvisie, over zijn gedrag, over zijn beweegredenen, over zijn jeugd, over zijn schrijven, over het waarom van zijn schrijven. En dat is vond ik gewoon erg interessant om te lezen, om twee redenen: ten eerste is het een ongelofelijk interessant persoon, en ten tweede vind ik zijn boeken ook nog eens zeer de moeite waard, en dat plaatst zijn persoonlijke opmerkingen in een (intrigerend,) breed perspectief.
Er moet nu overigens niet gedacht worden dat dit een halve autobiografie is, nee, de autobiografische elementen duiken heel soms op, haast verscholen tussen de rest. Psyche kwam al met een treffend citaat op, over hoe Grunberg zijn omgeving niet beschrijft maar uitdrijft, maar het veelzeggendst vond ik nog deze:
Tot je op een dag inziet dat de kwaliteit van een boek, ook al heb je het zelf geschreven, de mislukking van een leven niet compenseert. Je kunt niet als mens mislukken, en daarvan verslag doen in de hoop dat dat verslag je werkelijk boven die mislukking uittilt.
De liefde die je krijgt wil je niet, de liefde die je wil krijg je niet. Wat blijft is een gevoel van verlies dat zich onttrekt aan alles wat literatuur wil of kan zijn.
Prachtig. Rest mij nog om te zeggen dat ik verder de brieven waarin Grunberg zich richt tot collega's buitengewoon leuk vond, met name die aan Mulisch, waarin hij hem aanbiedt zijn Max Brod te worden en voorstelt dat Mulisch zich binnenkort om moet dopen tot de elfde september.
Duidelijk is dus dat ik dit een zeer interessant werk vond, niet in de laatste plaats omdat ik een Grunberg-liefhebber ben. Grunberg schrijft niet direct over zichzelf, maar toch vertelt dit werk veel over hem. Rest mij nog wel om enkele kritische noten te kraken, tevens de redenen waarom ik op 'slechts' 3,5* uitkom: ten eerste vond ik de laatste pakweg twintig brieven aanzienlijk minder scherp geschreven, ze leken slordiger, dan die ervoor, en daarbovenop had ik soms weinig met de inhoud. Brieven aan dode mensen die ik ken of politici voegden in mijn ogen opvallend genoeg maar weinig toe aan wat je bijvoorbeeld verder in kranten over deze personen leest. Ook vond ik Grunbergs brieven aan zijn moeder, met name de laatste, niet al te overtuigend: het leek er meer op alsof Grunberg wat over zijn moeder opschreef en er later nog een aanhef gericht aan zijn moeder voorschreef. Een gemakzuchtige houding die verder gelukkig zelden voorkomt in deze bundel, want verder is 'Omdat ik u begeer' indringend, indrukwekkend en intrigerend.
3,5*
Er moet nu overigens niet gedacht worden dat dit een halve autobiografie is, nee, de autobiografische elementen duiken heel soms op, haast verscholen tussen de rest. Psyche kwam al met een treffend citaat op, over hoe Grunberg zijn omgeving niet beschrijft maar uitdrijft, maar het veelzeggendst vond ik nog deze:
Tot je op een dag inziet dat de kwaliteit van een boek, ook al heb je het zelf geschreven, de mislukking van een leven niet compenseert. Je kunt niet als mens mislukken, en daarvan verslag doen in de hoop dat dat verslag je werkelijk boven die mislukking uittilt.
De liefde die je krijgt wil je niet, de liefde die je wil krijg je niet. Wat blijft is een gevoel van verlies dat zich onttrekt aan alles wat literatuur wil of kan zijn.
Prachtig. Rest mij nog om te zeggen dat ik verder de brieven waarin Grunberg zich richt tot collega's buitengewoon leuk vond, met name die aan Mulisch, waarin hij hem aanbiedt zijn Max Brod te worden en voorstelt dat Mulisch zich binnenkort om moet dopen tot de elfde september.
Duidelijk is dus dat ik dit een zeer interessant werk vond, niet in de laatste plaats omdat ik een Grunberg-liefhebber ben. Grunberg schrijft niet direct over zichzelf, maar toch vertelt dit werk veel over hem. Rest mij nog wel om enkele kritische noten te kraken, tevens de redenen waarom ik op 'slechts' 3,5* uitkom: ten eerste vond ik de laatste pakweg twintig brieven aanzienlijk minder scherp geschreven, ze leken slordiger, dan die ervoor, en daarbovenop had ik soms weinig met de inhoud. Brieven aan dode mensen die ik ken of politici voegden in mijn ogen opvallend genoeg maar weinig toe aan wat je bijvoorbeeld verder in kranten over deze personen leest. Ook vond ik Grunbergs brieven aan zijn moeder, met name de laatste, niet al te overtuigend: het leek er meer op alsof Grunberg wat over zijn moeder opschreef en er later nog een aanhef gericht aan zijn moeder voorschreef. Een gemakzuchtige houding die verder gelukkig zelden voorkomt in deze bundel, want verder is 'Omdat ik u begeer' indringend, indrukwekkend en intrigerend.
3,5*
Onze Oom - Arnon Grunberg (2008)

1
geplaatst: 15 januari 2009, 17:30 uur
Ooit las ik dat Grunberg getipt werd als eerste vaderlandse winnaar van de Nobelprijs voor de literatuurprijs. Daar keek ik wat raar van op: hij was nog maar zo jong, en zo veel had hij toch ook niet op zijn naam staan? En wat heeft een Nederlandse schrijver überhaupt te zoeken in de internationale schrijverswereld?
Een paar maanden later zag ik ‘Tirza’ liggen en ik besloot het boek te lezen. Het was een succes, in twee dagen had ik het van begin tot eind gelezen – iets wat ik zelden doe. Het boek liet een diepe indruk achter, en ik denk er nog vaak aan terug. De sfeer die Grunberg opriep was fenomenaal, en hoe er op een uiterst subtiele wijze naar de climax wordt toegebouwd vind ik nog steeds verbluffend. Snel ging ik over op ‘De Asielzoeker’, dat wederom goed in de smaak viel, maar me net wat te veel deed denken aan ‘Tirza’. Dit wordt door eRCee ook nog eens, meer dan terecht, opgemerkt bij ‘Tirza’.
Het was duidelijk: Grunberg had veel in zijn mars, maar moest niet te veel terugvallen op telkens weer datzelfde karakter: een in het leven teleurgestelde man, die zich star vasthoudt aan zijn eigen idealen en (daardoor) een vreemde van zijn omgeving is (/wordt). Met ‘Onze Oom’, een gboek dat qua omvang doet denken aan ‘De Joodse Messias’, probeert Grunberg dan ook ‘meer’ te bieden dan in ‘De Asielzoeker’ en ‘Tirza’; het is niet weer alleen maar een verhaal over het (belangrijkste deel van) het leven van een tragische hoofdfiguur. Dat is dan eigenlijk ook meteen het enige positieve wat ik over ‘Onze Oom’ te zeggen heb, want verder vind ik het in elk opzicht een zwak boek, met hier en daar gelukkig een spaarzaam leuk momentje.
Grunberg begint tamelijk vertrouwd, hij voert langzaam maar vakkundig een tragisch hoofdpersonage naar voren: De Majoor. De hand van Grunberg is al gauw te herkennen. Daar is op zich niks mis mee, maar zijn stijl wordt al snel iet te prominent: door het beschrijven van veel handelingen probeert hij de nutteloosheid van De Majoors bestaan te onderstrepen, maar dat is precies dezelfde aanpak als bij eerder werk. Er zijn echter twee verschillen: toen had hij het nog niet gedaan, en, belangrijker, toen deed hij het subtieler en met meer mate.
Een voorbeeld is het (hier al aangehaalde) citaat dat De Majoor een propje in de prullenbak wil gooien maar er geen in de buurt is. Door dit de laatste zin van het hoofdstuk te maken, geeft Grunberg heel duidelijk aan dat hij er van alles mee bedoelt, en dat haalt de oorspronkelijke kracht ervan, het subtiele weergeven van iemands tragiek, volkomen weg. Daarnaast weet Grunberg minder dan voorheen te herhalen zonder dat het irritant wordt – hier wordt het meestal wel irritant; vaak doet hij het, zoals bij het zwembad, of bij ‘het dood zijn’ (tweede deel), het dragen van een pistool, etc., ronduit te veel, waardoor het op den duur alleen maar gaat tegenstaan en meer iets zegt over de schrijver dan over de karakter.
Na het eerste deel van De Majoor, volledig volgens alle ongeschreven Grunberg-regels geschreven (maar dan minder goed uitgevoerd), komt de tweede helft van het boek, waarin verschillende mensen de hoofdrol opeisen. Hier begint het echt slechte deel. Het lijkt allemaal nergens naar toe te gaan, de vreemde capriolen volgen elkaar snel op (de een nog gekker dan de andere, en in tegenstelling tot bijv. ‘De Asielzoeker’ niet sfeervol, grappig of functioneel), en Grunberg lijkt er soms als het te lang duurt maar even kort een einde aan te breien, om met een nieuw personage door te gaan. Uiteindelijk wordt er trots in allerlei media gemeld dat ‘Onze Oom’ Grunbergs grootste roman is omdat er geen echte hoofdpersoon is, maar dat vind ik een zwaktebod: want waar gaat het boek nou eigenlijk over? Over wie? Het richt zijn lens niet op één individu en geeft ook nog eens geen overtuigend totaaplaatje. Want de verschillende referenties naar de titel in de verschillende delen zijn nou ook allesbehalve strak en boeiend. Jammer, erg jammer.
Ten slotte vind ik ‘Onze Oom’ stilistisch gewoon erg matig, en dat stoorde me nog het allermeest. Het eerste deel viel me al het een en ander op, bij het tweede deel ben ik er strikt op gaan letten. Bekijk bijvoorbeeld eens hoe vaak Grunberg het woord ‘alsof’ gebruikt, werkelijk belachelijk vaak: gemiddeld ongeveer één keer per bladzijde! Bij elke bladzijde bekruipt me dan ook het gevoel dat Grunberg het boek te snel in elkaar heeft gedraaid, en vooral dat er geen goede redactie bij betroken is geweest. Nog niet overtuigd? Wat te denken van spelfouten als: ““hij vind…”, of “noodratsoen”?
Naast die foutjes staan enkele scènes, met name in het begin, aardig op zichzelf, maar als je het in het totaal bekijkt, lijkt het qua stijl ook nog eens te veel op elkaar – en dat is gek aangezien er vanuit het perspectief van allerlei verschillende personen wordt geschreven. Niet alleen de Majoor denkt afwijkend, nee, ook een klein meisje van veertig jaar jonger denkt afwijkend, en vaak zelfs ongeveer hetzelfde. En dan staat het ook nog hetzelfde op papier, overdreven droog en zonder variatie (zie bijvoorbeeld het gebruik van ‘alsof’, dat zou er zeker zijn uitgefilterd als er meer zorg was geweest voor het totaalplaatje).
Ook staan er vaker totaal overbodige uitleggen in ‘Onze Oom’. -Neem een stuk als dit: “Hij masseerde voorzichtig zijn nek zonder dat daar een reden voor was. Hij had geen last van zijn nek. Hij deed het om iets te doen te hebben.” De eerste regel vind ik er persoonlijk al te dik opliggen, maar daar kan je je als lezer overheen zetten. Het is een regel die de nutteloosheid van De Majoor aangeeft, klaar. Weinig speciaals of ergerlijks. Maar dan de tweede regel: die voegt he-le-maal niets toe aan de eerste. Alles wat daarin staat, weet je als lezer dan al. En de derde regel staat weliswaar niet letterlijk in de eerste, maar is er zó duidelijk uit op te maken dat het ook ongelofelijk overbodig is om het te zeggen. Ik denk dat een goede redactie dit er onmiddellijk uit had gehaald, en als dat vaak was gebeurd, was het denk ik een stuk beter te lezen geweest.
Dit soort uitleggen en het veelvuldige gebruik van ‘alsof’ was niet het meest storende aan het boek: dat waren de dieren die Grunberg er telkens bijhaalt. Als je hiernaar kijkt lijkt het wel alsof hij zijn boek niet heeft herlezen, alsof niemand er naar heeft gekeken. Ik zet hierbij zelfs plotseling mijn vraagtekens bij zijn kwaliteiten als schrijver, en dan moet je het, wil je boeken als ‘Tirza’ op je naam hebben gestaan, wel heel bont maken. Wat ik bedoel [let even op tweede, drie en vier plus de paginanummers!]:
* “Zo loopt hij, alsof hij het dagelijks doet, als een geit.” (-385)
* “Als een kat glipt het meisje naar buiten.” (-405)
* “Ze grist snel en venijnig de zak uit de hand van het meisje, als een kat.” (-414)
* “Hij zegt niets, hij kroelt door haar haren alsof ze een jong katje is.” (-428)
* “Ze hebben allemaal hun eigen stukje mijn, waaraan ze knabbelen als grote wormen.” (-510)
* “De kinderen met wie ze het bed deelt, hebben haar geaccepteerd als een kat die is komen aanlopen.” (-516)
* “(…) en het volgende moment weer doet denken aan een gewond dier. Of misschien niet een gewond dier, maar een dier dat hier niet op zijn plaats is, een mol die het liefst onder de grond zou verdwijnen maar die zijn hol niet kan vinden.” (-567)
* “(…) terwijl hij zijn rechterhand over zijn helm laat glijden, alsof die helm een huisdier is.” (-573)
* “Hij krabbelt eroverheen als een insect, tot hij haar hand voelt.” (-576)
* “Van alles wat ze doet, doet ze dat nu het liefst: ruiken aan haar zoon, als een beest aan zijn hoofdhuid snuffelen.” (-612)
* “Ze snuffelt aan haar kind alsof ze een hondje is, alsof ze iets zoekt wat niemand anders kan vinden.” (-616)
Ik denk dat het wel duidelijk is wat ik bedoel.
Daarnaast staan er tal van belachelijke, krampachtige vergelijkingen in het boek (“Mevrouw trekt aan de arm van de huishoudster, ze trekt eraan alsof het een kerkbel is die ze wil luiden”, “Hij knijpt er ritmisch in, alsof de hand een citroen is.”) Conclusie: Grunberg slaat eerst bekende wegen in die hij al volledig behandeld heeft en biedt daarin niets nieuws, terwijl hij vervolgens zijn eigen mankementen probeert te camoufleren door enkele andere personages naar de voorgrond te laten treden. Dit gebeurt helaas zonder een strak verhaal, het wiebelt enorm, en wordt stilistisch ook nog eens lachwekkend slordig en zwak uitgevoerd. Al met al levert dat een langdradig, saai en ergerlijk boek op. Het is te hopen dat Grunberg dit werk gewoon heeft afgeraffeld, en vooral dat hij dat zelf nu ook inziet, en de tijd neemt voor zijn volgende werk. Anders moet ik ‘Tirza’ maar eens te lezen of ik misschien zo veranderd ben de afgelopen maanden.
1,5*
Een paar maanden later zag ik ‘Tirza’ liggen en ik besloot het boek te lezen. Het was een succes, in twee dagen had ik het van begin tot eind gelezen – iets wat ik zelden doe. Het boek liet een diepe indruk achter, en ik denk er nog vaak aan terug. De sfeer die Grunberg opriep was fenomenaal, en hoe er op een uiterst subtiele wijze naar de climax wordt toegebouwd vind ik nog steeds verbluffend. Snel ging ik over op ‘De Asielzoeker’, dat wederom goed in de smaak viel, maar me net wat te veel deed denken aan ‘Tirza’. Dit wordt door eRCee ook nog eens, meer dan terecht, opgemerkt bij ‘Tirza’.
Het was duidelijk: Grunberg had veel in zijn mars, maar moest niet te veel terugvallen op telkens weer datzelfde karakter: een in het leven teleurgestelde man, die zich star vasthoudt aan zijn eigen idealen en (daardoor) een vreemde van zijn omgeving is (/wordt). Met ‘Onze Oom’, een gboek dat qua omvang doet denken aan ‘De Joodse Messias’, probeert Grunberg dan ook ‘meer’ te bieden dan in ‘De Asielzoeker’ en ‘Tirza’; het is niet weer alleen maar een verhaal over het (belangrijkste deel van) het leven van een tragische hoofdfiguur. Dat is dan eigenlijk ook meteen het enige positieve wat ik over ‘Onze Oom’ te zeggen heb, want verder vind ik het in elk opzicht een zwak boek, met hier en daar gelukkig een spaarzaam leuk momentje.
Grunberg begint tamelijk vertrouwd, hij voert langzaam maar vakkundig een tragisch hoofdpersonage naar voren: De Majoor. De hand van Grunberg is al gauw te herkennen. Daar is op zich niks mis mee, maar zijn stijl wordt al snel iet te prominent: door het beschrijven van veel handelingen probeert hij de nutteloosheid van De Majoors bestaan te onderstrepen, maar dat is precies dezelfde aanpak als bij eerder werk. Er zijn echter twee verschillen: toen had hij het nog niet gedaan, en, belangrijker, toen deed hij het subtieler en met meer mate.
Een voorbeeld is het (hier al aangehaalde) citaat dat De Majoor een propje in de prullenbak wil gooien maar er geen in de buurt is. Door dit de laatste zin van het hoofdstuk te maken, geeft Grunberg heel duidelijk aan dat hij er van alles mee bedoelt, en dat haalt de oorspronkelijke kracht ervan, het subtiele weergeven van iemands tragiek, volkomen weg. Daarnaast weet Grunberg minder dan voorheen te herhalen zonder dat het irritant wordt – hier wordt het meestal wel irritant; vaak doet hij het, zoals bij het zwembad, of bij ‘het dood zijn’ (tweede deel), het dragen van een pistool, etc., ronduit te veel, waardoor het op den duur alleen maar gaat tegenstaan en meer iets zegt over de schrijver dan over de karakter.
Na het eerste deel van De Majoor, volledig volgens alle ongeschreven Grunberg-regels geschreven (maar dan minder goed uitgevoerd), komt de tweede helft van het boek, waarin verschillende mensen de hoofdrol opeisen. Hier begint het echt slechte deel. Het lijkt allemaal nergens naar toe te gaan, de vreemde capriolen volgen elkaar snel op (de een nog gekker dan de andere, en in tegenstelling tot bijv. ‘De Asielzoeker’ niet sfeervol, grappig of functioneel), en Grunberg lijkt er soms als het te lang duurt maar even kort een einde aan te breien, om met een nieuw personage door te gaan. Uiteindelijk wordt er trots in allerlei media gemeld dat ‘Onze Oom’ Grunbergs grootste roman is omdat er geen echte hoofdpersoon is, maar dat vind ik een zwaktebod: want waar gaat het boek nou eigenlijk over? Over wie? Het richt zijn lens niet op één individu en geeft ook nog eens geen overtuigend totaaplaatje. Want de verschillende referenties naar de titel in de verschillende delen zijn nou ook allesbehalve strak en boeiend. Jammer, erg jammer.
Ten slotte vind ik ‘Onze Oom’ stilistisch gewoon erg matig, en dat stoorde me nog het allermeest. Het eerste deel viel me al het een en ander op, bij het tweede deel ben ik er strikt op gaan letten. Bekijk bijvoorbeeld eens hoe vaak Grunberg het woord ‘alsof’ gebruikt, werkelijk belachelijk vaak: gemiddeld ongeveer één keer per bladzijde! Bij elke bladzijde bekruipt me dan ook het gevoel dat Grunberg het boek te snel in elkaar heeft gedraaid, en vooral dat er geen goede redactie bij betroken is geweest. Nog niet overtuigd? Wat te denken van spelfouten als: ““hij vind…”, of “noodratsoen”?
Naast die foutjes staan enkele scènes, met name in het begin, aardig op zichzelf, maar als je het in het totaal bekijkt, lijkt het qua stijl ook nog eens te veel op elkaar – en dat is gek aangezien er vanuit het perspectief van allerlei verschillende personen wordt geschreven. Niet alleen de Majoor denkt afwijkend, nee, ook een klein meisje van veertig jaar jonger denkt afwijkend, en vaak zelfs ongeveer hetzelfde. En dan staat het ook nog hetzelfde op papier, overdreven droog en zonder variatie (zie bijvoorbeeld het gebruik van ‘alsof’, dat zou er zeker zijn uitgefilterd als er meer zorg was geweest voor het totaalplaatje).
Ook staan er vaker totaal overbodige uitleggen in ‘Onze Oom’. -Neem een stuk als dit: “Hij masseerde voorzichtig zijn nek zonder dat daar een reden voor was. Hij had geen last van zijn nek. Hij deed het om iets te doen te hebben.” De eerste regel vind ik er persoonlijk al te dik opliggen, maar daar kan je je als lezer overheen zetten. Het is een regel die de nutteloosheid van De Majoor aangeeft, klaar. Weinig speciaals of ergerlijks. Maar dan de tweede regel: die voegt he-le-maal niets toe aan de eerste. Alles wat daarin staat, weet je als lezer dan al. En de derde regel staat weliswaar niet letterlijk in de eerste, maar is er zó duidelijk uit op te maken dat het ook ongelofelijk overbodig is om het te zeggen. Ik denk dat een goede redactie dit er onmiddellijk uit had gehaald, en als dat vaak was gebeurd, was het denk ik een stuk beter te lezen geweest.
Dit soort uitleggen en het veelvuldige gebruik van ‘alsof’ was niet het meest storende aan het boek: dat waren de dieren die Grunberg er telkens bijhaalt. Als je hiernaar kijkt lijkt het wel alsof hij zijn boek niet heeft herlezen, alsof niemand er naar heeft gekeken. Ik zet hierbij zelfs plotseling mijn vraagtekens bij zijn kwaliteiten als schrijver, en dan moet je het, wil je boeken als ‘Tirza’ op je naam hebben gestaan, wel heel bont maken. Wat ik bedoel [let even op tweede, drie en vier plus de paginanummers!]:
* “Zo loopt hij, alsof hij het dagelijks doet, als een geit.” (-385)
* “Als een kat glipt het meisje naar buiten.” (-405)
* “Ze grist snel en venijnig de zak uit de hand van het meisje, als een kat.” (-414)
* “Hij zegt niets, hij kroelt door haar haren alsof ze een jong katje is.” (-428)
* “Ze hebben allemaal hun eigen stukje mijn, waaraan ze knabbelen als grote wormen.” (-510)
* “De kinderen met wie ze het bed deelt, hebben haar geaccepteerd als een kat die is komen aanlopen.” (-516)
* “(…) en het volgende moment weer doet denken aan een gewond dier. Of misschien niet een gewond dier, maar een dier dat hier niet op zijn plaats is, een mol die het liefst onder de grond zou verdwijnen maar die zijn hol niet kan vinden.” (-567)
* “(…) terwijl hij zijn rechterhand over zijn helm laat glijden, alsof die helm een huisdier is.” (-573)
* “Hij krabbelt eroverheen als een insect, tot hij haar hand voelt.” (-576)
* “Van alles wat ze doet, doet ze dat nu het liefst: ruiken aan haar zoon, als een beest aan zijn hoofdhuid snuffelen.” (-612)
* “Ze snuffelt aan haar kind alsof ze een hondje is, alsof ze iets zoekt wat niemand anders kan vinden.” (-616)
Ik denk dat het wel duidelijk is wat ik bedoel.
Daarnaast staan er tal van belachelijke, krampachtige vergelijkingen in het boek (“Mevrouw trekt aan de arm van de huishoudster, ze trekt eraan alsof het een kerkbel is die ze wil luiden”, “Hij knijpt er ritmisch in, alsof de hand een citroen is.”) Conclusie: Grunberg slaat eerst bekende wegen in die hij al volledig behandeld heeft en biedt daarin niets nieuws, terwijl hij vervolgens zijn eigen mankementen probeert te camoufleren door enkele andere personages naar de voorgrond te laten treden. Dit gebeurt helaas zonder een strak verhaal, het wiebelt enorm, en wordt stilistisch ook nog eens lachwekkend slordig en zwak uitgevoerd. Al met al levert dat een langdradig, saai en ergerlijk boek op. Het is te hopen dat Grunberg dit werk gewoon heeft afgeraffeld, en vooral dat hij dat zelf nu ook inziet, en de tijd neemt voor zijn volgende werk. Anders moet ik ‘Tirza’ maar eens te lezen of ik misschien zo veranderd ben de afgelopen maanden.
1,5*
Revolutionary Road - Richard Yates (1961)

4,5
0
geplaatst: 17 maart 2008, 00:12 uur
Sai verwoordt het al perfect in de eerste post: het gevoel dat een nieuw leven er aan zit te komen, en zelfs op het moment dat je doorhebt dat je maar vast blijft zitten in dagelijkse, onveranderlijke en saaie gewoontes nog blijft hopen op verandering - op het nieuwe leven.
Briljant uitgangspunt, erg sterke karakters, prachtig verhaal en heerlijke sfeer. Het enige minpunt: schrijver kauwt net íets te veel voor. Als hij iets minder gedachtes van de personen uit het boek had vermeld, was het misschien wel (mijn eerste) vijf sterren geworden.
Briljant uitgangspunt, erg sterke karakters, prachtig verhaal en heerlijke sfeer. Het enige minpunt: schrijver kauwt net íets te veel voor. Als hij iets minder gedachtes van de personen uit het boek had vermeld, was het misschien wel (mijn eerste) vijf sterren geworden.