menu

Hier kun je zien welke berichten Theunis als persoonlijke mening of recensie heeft gemarkeerd.

Dago Red - John Fante (1940)

Alternatieve titel: De Wijn der Jeugd

4,5
Het is tijd voor een kleine ode aan John Fante. Wine of Youth was het zevende boek wat ik van deze vergeten schrijver las en zoals ik bij alle eerdere boeken dacht: hij verdient meer lezers.

Fante moet zijn geweest zoals zijn hoofdpersonen: de underdog, de niet-begrepene, de mislukkeling met grootste dromen die nooit uitkomen. Pas op latere leeftijd, vlak voor zijn dood, werd zijn werk (mede dankzij aanbidder Bukowski) op waarde geschat.

The Wine of Youth is een verhalenbundel. Hoofdpersoon in bijna alle verhalen is de zoon van een Italiaanse immigrant, een metselaar. Dat kennen we van de Bandini reeks. Dat kennen we uit het leven van de schrijver en dat voel je overal. De pijn, de schoonheid, het is allemaal zo dichtbij en ook al zien we veel vergelijkbare personages, het verveelt nooit. Geen moment. Juist omdat het zo dichtbij is, omdat het soms zo akelig mooi, zo akelig herkenbaar is.

Even inzoomend op de bundel. Het eerste deel is een verzameling van vroege verhalen. Hoofdpersoon is een Italiaanse jongen, met een aantal broers, een tirannieke vader en een hardwerkende, eenzame moeder. In 'A Wife for Dino Rossi', een schrijnend verhaal waarin vader een vrouw zoekt voor zijn vriend, maar met wie hij eigenlijk zelf een verhouding lijkt te hebben, zien de kleine jongen en zijn broers hun moeder voor het eerst zoals ze werkelijk is. "Then from behind us we felt it, each of us at the same time, and before we turned and looked at her we knew that agony coming from behind us, flowing into us, and we all turned at once, and she stood there looking at us, and she seemed a million years old, Mamma, our mother, and we her children had felt her broken heart, she there in the kitchen door, an apron hiding the tumbled misery of her churning hands, little rivers of vanished beauty wandering vainly doen the wasteland of her cheeks."

Of het prachtige 'Home Sweet Home' waarin een jongeman er naar uitkijkt om terug te gaan naar huis. Fantaserend over hoe geweldig hij ontvangen zal worden door zijn ouders en broers, ontstaan er tijdens het verhaal steeds meer scheurtjes, korte flashbacks naar eerdere, nare gebeurtenissen thuis. Tegen het einde, als er nog steeds in de toekomende tijd wordt geschreven heeft de hoofdpersoon al mijmerend al genoeg van het idee van een terugkomst "in this goddamned, godforsaken, one-horse town".

En, om af te sluiten, het laatste verhaal. Symbolisch bijna voor het schrijven van John Fante. Julio Sal, een Spaanse immigrant wordt verliefd op Helen, een meisje met wie hij, tegen betaling, danst. Hij krijgt een idee. Hij geeft geen onnodig geld meer uit, laat allerlei mooie dingen aan zich voorbij gaan, omdat hij haar tijdens een laatste, lange, ultieme dans, in de mooiste kleding die hij zich kan veroorloven, ten huwelijk wil vragen. O, het is zo pijnlijk mooi. Het is als Roy Orbison horen zingen over zijn 'careless heart'.

Het is als John Fante die schrijft over zichzelf.

Dammen met Ome Hajo - Meindert Talma (1999)

4,0
Een aantal weken geleden hoorde ik De Ballade van Jannes van der Wal, van Talma's nieuwste plaat. Het nummer duurt 22 minuten en verveelde geen moment. Met zijn typische, slome, ietwat valse droge stemgeluid bezingt Talma het leven van Jannes van der Wal, een oud wereldkampioen dammen die een tijdje wereldberoemd is geweest in Nederland. Ik kende zijn levensverhaal niet, werd hier door Talma een klein half uur in mee genomen, zonder me ook maar een moment te vervelen. Een prachtig lied.

Ik wist dat Talma in de stad waarin ik woon af en toe in een kroeg zijn liedjes speelde. Wat ik ook wist is dat hij eens een liedje had gemaakt over het Friese dorp waar hij vandaan kwam, Surhuisterveen, niet ver van waar ik jaren later zou opgroeien. Na het beluisteren van het liedje over Van der Wal, besloot ik eens iets op te zoeken over Meindert Talma. Zo kwam ik dit boek tegen.

Dit boek is voor mij een feest der herkenning. De toon die Talma aanslaat past precies bij het type volk dat in de Friese Wouden leeft en die ik zo herken van mijn jeugd. Prachtige anekdotes van een jongen die opgroeit in een wereld waarin de humor zwartgallig is, waar de mensen recht voor zijn raap zijn, waar God streng over waakt en waarin je niet moeilijk moet doen. Het leven is al ingewikkeld genoeg. Mooi boekje, leuk geschreven. Best genôg!

De Urolige - Linn Ullmann (2015)

Alternatieve titel: De Rustelozen

4,0
“Hoe ouder hij wordt, hoe onleesbaarder zijn handschrift is. Zijn hand trilt, een van zijn ogen weigert dienst, de letters vloeien samen. Papa’s uitroeptekens in de kantlijn dragen daar de sporen van. Een klein streepje en een punt. Een brandende kaars. Een gebroken tak. Het vasteland en een eiland.”

Vlak voordat de dementie haar vader’s lichaam binnendrong, hem zijn geheugen, en daarmee een deel van zijn menszijn, vroegtijdig verduisterde, nam Ullmann een aantal gesprekken met hem op. Werksessies, zoals ze ze waren gaan noemen, waarbij ze steeds twee uren met elkaar spraken om aan het einde van het gesprek steeds weer een afspraak te maken voor de volgende keer. Totdat er opeens geen volgende keer meer was. Deze gesprekken tussen vader en dochter, gesprekken die ze gedeeltelijk uit heeft geschreven in het boek, zijn prachtig. Ze geven een klein inkijkje in hoe het contact tussen hen was en hoe lastig het voor haar moet zijn geweest in haar jonge jaren. Want haar vader, Ingmar Bergman, was geen alledaagse vader. Hij was een bekende filmregisseur, trouwde meerdere vrouwen, kreeg bij meerdere vrouwen meerdere kinderen waarvan Ullmann eentje was. Geen overzichtelijk leven voor een opgroeiend kind, geen simpele antwoorden, maar wel een unieke kijk op de wereld.

Dat blijkt ook uit het boek. Want de manier waarop het boek is opgebouwd – de verschillende stijlen die ze hanteert, het springen in de tijd, de geciteerde werken van o.a. Pessoa (de titel van het boek is niet voor niets de titel van het boek), de anekdotes die in elkaar over springen – is bijzonder te noemen. Ergens schrijft ze zelf dit over het schrijfproces.

“Ik herinner me wat er gebeurde, ik denk dat ik me herinner wat er gebeurde, maar ongetwijfeld zal ik wat verzonnen hebben, er kwamen verhalen bij me boven die telkens opnieuw werden verteld en verhalen die maar één keer werden verteld, soms luisterde ik en soms luisterde ik maar met een half oor, dit alles leg ik naast elkaar, ik laat het botsen en probeer een richting te vinden.”

Ja, denk ik, ja! Laat alles maar botsen en zoek een richting en laat die richting niet bepalen door hoe iets zou moeten of hoe iets eerder is bedacht. Nee, kies je eigen richting, zoals je vader deed en het komt wel goed. Want je voelt alles zo goed aan, je kijkt zo goed, je herinnert zo goed, want, zo schrijf je ergens: “herinneren betekent om je heen kijken, steeds opnieuw en elke keer met evenveel verbazing”. En daarmee heb je een niet alledaags, bijzonder boek geschreven die boven de genres uitstijgt. En misschien heb je zelfs laten zien dat je hebt leren kijken met de ogen van je vader, omdat dat de enige manier is waarop je hem zou kunnen begrijpen. Misschien. Laat ik terughoudend zijn, zoals Linn Ullmann terughoudend is. Want het is zijn dochter die hier schrijft, niet de vader, nee, de dochter. Het enige wat me evident lijkt is dat je een vader als de hare pas kunt begrijpen door te kijken zoals Linn Ullmann heeft geleerd. Want als kind wil je je ouders begrijpen en om haar vader te begrijpen heeft ze moeten leren kijken zoals ze doet.

En zo probeert ze, om af te sluiten, ook naar haar dochter te kijken. In een prachtige passage laat ze dit merken, laat ze zien dat ze weet dat de toekomst dichtbij is en dat ze open moet staan voor wie haar dochter aan het worden is:

“Ik moet voorzichtig zijn als ik haar wil beschrijven. Dat kan ze zelf. Af en toe overrompelt ze me met een blik die boordevol is van zichzelf, van heel iemand anders die in haar kindertijd sterk naar voren komt en haar haar hele leven zal vergezellen, zelfs als ze haar jeugd heeft verlaten, of wanneer die haar heeft verlaten.”

Wie weet, dagdroom ik, wie weet komt er over aantal jaren weer een prachtig meesterwerkje uit, een kunststukje van heel iemand anders, iemand die geïnspireerd is, misschien wel door haar moeder, om anders te kijken.

Dead Fish Museum, The - Charles D'Ambrosio (2006)

Alternatieve titel: Het Dodevissenmuseum

4,0
Volgens een recensie in de Los Angeles Times zou D'Ambrosio naast Raymond Carver geplaatst moeten worden, tussen de beste korteverhalenschrijvers van onze tijd. Dat is nogal een uitspraak. Maar het trok daardoor wel mijn aandacht. Het nadeel hiervan is dat ik deze bundel ben gaan lezen met die gedachte in mijn achterhoofd, de gedachte dat dit nog wel eens zou kunnen tippen aan Carver. Na het lezen van een paar verhalen ga je dan toch teleurgesteld worden en dat ligt niet meteen aan het schrijven van D'Ambrosio, meer aan de verwachtingen die ik had. Jammer, want de man schrijft prachtige verhalen, laat dat duidelijk zijn.

Het eerste verhaal bijvoorbeeld, De Hoge Pas, is schitterend. Vanuit het gezichtspunt van een jongen geschreven. Hij gaat met zijn vriendje en diens vader de bergen in en tijdens dit uitje vertelt hij over de scheidingsplannen van hemzelf en zijn moeder. Weergaloos beschreven. Zo staan er nog een aantal pareltjes van verhalen in, waar het Amerikaanse Noordwesten het schitterende decor is. De bundel kent veel literaire hoogstandjes. Het ene verhaal beklijft meer dan het andere en pareltjes zijn het zeker.

Over een tijdje zal ik nog eens een bundel van D'Ambrosio lezen. Omdat hij het verdiend om niet van tevoren vergeleken te worden met Carver. Hij schrijft anders. Carver heeft weinig woorden nodig om je als lezer volledig een situatie in te sleuren. D'Ambrosio gebruikt meer woorden en sleept je langzaam een verhaal in. Een wezenlijk verschil. Waar ze op elkaar lijken is dat ze heel boeiend kunnen schrijven over doodgewone mensen die zich in doodgewone situaties bevinden. Dat is razend knap.

Deserto dei Tartari, Il - Dino Buzzati (1940)

Alternatieve titel: De Woestijn van de Tartaren

4,5
De Vesting. Het fort waar luitenant Giovanni Drogo als ambitieuze jongeling terecht komt. Zijn eerste standplaats. In het noorden, ergens achter de uitgestrekte woestijn, ligt het land van de Tartaren. Iedereen in de Vesting wacht op de Tartaren, wacht tot ze het fort zullen aanvallen, tot er glorieuze tijden aanbreken. Zo ook Drogo. Maar hij wordt gewaarschuwd. Jaren geleden is er voor het eerste gezegd dat er grootse dingen te gebeuren staan, maar in al die jaren is er nooit iets van terecht gekomen. Vertrek zodra je kunt. Blijf hier niet.

Seizoenen komen en seizoen gaan op de Vesting. Buzzati schrijft erover in een prachtige, melancholische stijl, zoals bij de komst van de prille lente: “De zon was niet meer zo snel als voorheen, omdat zo graag onderging, maar begin aan het midden van de hemel een beetje te dralen, intussen, de opgehoopte sneeuw verzwelgend, en het had geen zin dat de wolken zich nog haastten vanaf de ijsvelden van het noorden: tot sneeuw waren ze toch niet meer in staat, alleen regen konden ze brengen, en die regen deed maar één ding: hij liet het laatste restje sneeuw smelten. Het mooie jaargetijde was weer aangebroken.” Buzzati schrijft weergaloos. Hij speelt met de fanatasie van de lezer. Als in diezelfde lente de velden bijvoorbeeld groen worden, en er kleine bloemetjes opkomen, schrijft Buzzati dat het “wel witte bloemetjes (zullen) zijn.” Door één woordje toe te voegen, door zullen te schrijven in plaats van de bloemetjes tot in detail te beschrijven, prikkelt Buzzati de lezer. Het creëert ruimte, ruimte voor de lezer om in te duiken, om er met zijn fantasie in te gaan zwemmen, om te bedenken dat Drogo de bloemetjes vermoedt, maar dat hij ze niet kan zijn, om te verbeelden dat het ook wel eens roze, paarse, gele bloemetjes kunnen zijn. Het is alsof Buzzati staat steeds boven zijn schrijven staat. Als hij fantaseert over de stad, ver weg van de Vesting, daar waar het gewone leven simpel zijn doodgewone gang gaat, dan doet hij dat afstandelijk en invoelbaar tegelijkertijd: “Net zulke wolken zeilen er op dit moment boven de verre stad; mensen die daar rustig lopen te wandelen, kijken er af en toe naar, blij dat de winter voorbij is, bijna allemaal hebben ze nieuwe of opgeknapte kleren aan, en jonge vrouwen dragen hoeden met bloemen en fleurige jurken."

Maar het is vooral het beklemmende leven binnen de muren van de Vesting waarin we ons als lezer bevinden. Buzzati zet Drogo binnen de muren om de lezer existentialistische vragen te stellen: wat betekent het om mens te zijn? Zonder doel, zonder oorsprong zijn we op onszelf aangewezen maar de vraag is, zoals ook op de achterflap van het boek staat: heeft de mens de moed om zijn eigen leven te bepalen? Of de vertaling naar het boek: Is Drogo in staat om de Vesting te verlaten?

De tijd dendert ook in de Vesting traag en zwaar door. Op een nacht denkt Drogo het gebrom van een liedje te horen, totdat hij beseft dat het “een verre waterval” moet zijn, “neerkletterend over de uitsteeksels van nabije rotsen”. Drogo beseft dat “we denken dat we omringd zijn door wezens gelijk aan onszelf, maar (dat) er niet anders dan vrieskou (is), stenen die een vreemde taal spreken.” Ja, het existentialisme laat zich af en toe van zijn meest moedeloze kant zien. Momenten van hoop lijken de tijd zo nu en dan te versnellen, wat ook het tempo van het verhaal verhoogd, maar achteraf, altijd achteraf, lijkt het allemaal te snel voorbij te zijn gegaan, zoals het lezen van het boek eigenlijk te snel ging. Ik heb genoten. Ook op momenten waarop de mismoedigheid hoogtij vierde. In de dezelfde nacht waar Drogo het gebrom van een liedje meende te horen, realiseert hij zich dat hij alleen is. De alinea die volgt is subliem: “De wind slaat tegen de prachtige jas van de officier en ook de blauwe schaduw op de sneeuw beweegt heen en weer als een vlag. De schildwacht staat roerloos. De maan kruipt voort, voort, traag maar zonder een moment te verliezen, ongeduldig wachtend op de dageraad. Bonke bonk klopt het hart in Giovanni Drogo’s borst."

Of Drogo uiteindelijk in staat is om de Vesting te verlaten? Lees het boek, zou ik zeggen. Je zult er geen spijt van krijgen.

Devil All the Time, The - Donald Ray Pollock (2011)

Alternatieve titel: Al Die Tijd de Duivel

4,0
Boeken als deze heb ik er nog niet veel gelezen. Het is een boek dat aan televisie series als Fargo en het eerste seizoen van True Detective. Op de achterflap werden de naam van de Coen Brothers gebruikt. In die duistere sferen valt te denken bij dit boek. Sinistere figuren die in een context van armoede, geweld en het geloof hun leven leiden. Rauw beschreven, zonder opsmuk, maar waar je, gek genoeg als je alle misdaden op een rijtje zet, toch voor een aantal hoofdpersonen nog sympathie overhoudt. Van de eerste tot de laatste bladzijde overtuigend.

Dikke Freddy aan Zee - Erik Vlaminck (2016)

3,5
Ik keer graag terug naar schrijvers die me eerder goed zijn bevallen. Erik Vlaminck is daar één van. Zijn karakter staan steevast aan de zelfkant van de maatschappij. Het leven overkomt hen altijd. Ook dit karakter is weer een typisch figuur uit het brein van Vlaminck: Dikke Freddy. Vlaminck heeft een prachtige vorm gevonden van waaruit hij twee kanten van de samenleving tegenover elkaar zet: autoriteit versus gepeupel, macht versus onmacht. Hij laat Dikke Freddy brieven schrijven aan bestuurders, burgemeesters en ministers. Vlaminck schrijft deze columns al vijfentwintig jaar. In deze bundel is Freddy verhuist naar Oostende. Een tipje van de sluier: Dikke Freddy schrijft meteen naar de burgemeester. Na de aanhef is dit de eerste regel:

“Omdat men mijn lichaam meer vocht inneemt dat het afgeeft, noemt men mij Dikke Freddy.”
Freddy beklaagt zich over dure, modieuze urinoirs die in de stad zijn geplaatst. Er zijn “pissijnen” geplaatst die ’s nachts uit de grond komen “om de winkelende madammen niet te verstoren”.

Alles komt samen in één van de laatste zinnen van de brief:

“Meneer de burgemeester, u hebt er geen gedacht van hoe vreugdevol klaterend mijn water stroomt in een pisbak van honderdduizend euro terwijl ik in uw Koningin der Badsteden vanwege administratieve perikelen zelfs niet aan een leefloon geraak.”

De overige brieven verschillen voornamelijk qua inhoud, niet van vorm. Het knappe van de betere brieven is dat ze haarfijn onbenullige en oliedomme bestuurlijke oplossingen blootleggen, oplossingen die de gewone man eerder kwaad dan goed lijken te doen.

Disturbing the Peace - Richard Yates (1975)

Alternatieve titel: Een Geval van Ordeverstoring

3,5
Als je eenmaal het imposante uitzicht vanaf de top van een berg hebt gezien lijkt alles wat je daarna, tijdens het afdalen ziet, slechts in de schaduw te staan van het eerdere hoogtepunt. Natuurlijk, er zijn nog momenten waarop je iets van de grootsheid van het landschap terugziet, maar het is niet zoals het ooit is geweest en ook al blijf je hopen op een nieuwe apotheose, ergens weet je al dat je je verwachtingen moet bijstellen. Zo voelde het lezen van dit boek van Yates een beetje. Ik heb Revolutionary Road eerder gelezen en na de splendeur van dat prachtstuk valt dit boek een beetje in het niet.

Maar toch, toch kon ik zo af en toe zien waarom ik het oeuvre van Yates verder wil uitspitten. In het begin, de eerste drie hoofdstukken, twijfelde ik daarover. Waar was die grootse stijl gebleven? Waar was die afgemeten precisie, dat magnifieke doorgronden van het hoofdpersonages? In het tweede hoofdstuk belandt de protagonist opeens in een kliniek om van zijn drankverslaving af te komen, ontmoet hij uiteenlopende figuren die niets met het verhaal te maken hadden. Yates lijkt van de hak op de tak te springen, lijkt opeens geen idee te hebben waar hij met zijn hoofdpersonage naar toe moet gaan.
Bij het nawoord wordt veel duidelijk. Dit boek zou het meest autobiografische boek van Yates zijn. Het is Yates zelf die de draad kwijt was, die zijn eeuwige strijd met de alcohol aan het verliezen was. Opeens is duidelijk waarom de stijl niet meer zo belangrijk was, komt het drama voor de schrijver zo dichtbij dat het verhaal niet meer het belangrijkste is, maar vooral het schrijven daarover.

Ergens, richting het einde van het boek, verschijnen er opeens meerdere lagen. John C. Wilder, het hoofdpersonage, is bezig met het maken van een film over zijn belevenissen in de kliniek. Niet alleen wordt opeens het belang van het tweede hoofdstuk duidelijk, het geeft Yates vooral de ruimte om van een afstand dit boek aan de lezer uit te leggen en om zichzelf van een afstandje te bekijken. ‘Een goede schrijver zou de man een gezicht kunnen geven’, schrijft Yates, ‘iemand van vlees en bloed van hem maken, met problemen die alleen hij heeft’. Juist hier is Yates niet helemaal in geslaagd. Waar hij elders volledig weet door te dringen tot de persoon waarover hij schrijft, lijkt hij bij zichzelf iets meer aan de oppervlakte te blijven hangen. Iets verderop in het boek geeft Yates via John C. Wilder en zijn script wel aan wat de bedoeling was: duidelijk maken dat ‘het zaad van de vernietiging (..) vanaf het begin af aan in de man aanwezig (is)’. Bam! Yates zag zijn eigen einde naderen. Hij was de worsteling met zijn eigen verslaving aan het verliezen. Nu, in de tijd van true crime, van openheid en reflectie is het steeds meer in om je eigen verhaal uit de eerste persoon te vertellen. Yates gebruikt hier John C. Wilder voor en creëert daarmee een veilige afstand voor zichzelf, maar daardoor ook tot de lezer.

Ben ik dan erg teleurgesteld als lezer? Nee, concludeer ik nu. Dat valt toch reuze mee. Zo af en toe zag kwam er een vleugje van de onnavolgbare stijl van Yates naar voren. Zo af en toe werd de afstand tot de lezer kleiner en Yates een sprankje van zijn meesterschap zien. Als je de televisieserie Mad Men hebt gezien is het alsof je de serie in je gedachtes herbekijkt tijdens het lezen van het boek. Eind jaren zestig, Nixon en Kennedy. Het geeft een mooi tijdsbeeld.

Al met al heeft hij dit boek gewoon moeten schrijven, zo lijkt het. Daarmee blijft het boek gemakkelijk overeind en blijft het de moeite van het lezen waard, maar het zal altijd in de schaduw blijven staan van dat ene meesterwerk.

Is dit het dan? Is dit het laatste boek dat ik van Yates lees? Nee, er staan nog een aantal heel interessante boeken van Yates geduldig op me te wachten in mijn boekenkast en in donkere, stoffige magazijnen van de bibliotheek.

Dit Was het Nieuws Niet. Grote Verhalen Die het Journaal Nooit Halen - Rob Wijnberg e.a. (2018)

4,0
In het eerste verhaal schetst Rob Wijnberg, medeoprichter van De Correspondent, waar de waarde van dit boek ligt. Treffend laat hij zien dat we zo verslaafd aan nieuws zijn dat we zelden stil lijken te staan bij de geringe relevantie van de actualiteit. “Dagelijks gaan bijna tien miljoen Nederlanders probleemloos naar hun werk. Maar pas als er een auto van de weg raakt of een trein ontspoort, is het nieuws.” Missie van de journalisten De Correspondent (en de verhalen in dit boek) is samen op zoek te gaan naar begrip in de wereld, zodat de wereld veranderd kan worden. Vooruitgang. Daarvoor is de waan van de dag slechts een begin of de uitkomst van een onderliggend proces.

Niet iedere bijdrage in het boek zal voor iedereen even interessant zijn. Het ene verhaal is sterker, doortastender dan het andere. Voor mij sprongen er een aantal uit. Zo toont Jesse Frederik aan hoe de overheid steeds meer onze vijand in plaats van onze vriend lijkt te worden. Wetten worden voor één procent van de mensen gemaakt, lijken voornamelijk uit wantrouwen te bestaan, waardoor bijvoorbeeld mensen die eenmaal in de schuld belanden, er amper uit kunnen komen, doordat ze een vicieuze cirkel van bureaucratie terecht lijken te komen.

Vera Mulder volgde de Brabantse populist Nol Roos. Hoe sterk lijkt amateuristische politiek op lokaal niveau op de algehele tendens in Nederland, in Europa? Bij iedere vorm van kritiek op zijn manier van politiek bedrijven zijn de reacties hetzelfde: “politieke correctheid, makkelijk gekwetst zijn, dingen te serieus nemen, gezeik”. Elk inhoudelijk argument wordt zo achteloos verworpen.

Mark Chavannes beschrijft de saaie, gezapigheid van het Nederlandse, parlementaire debat. De politieke fracties zijn “klein en talrijk”, coalities zijn steeds moeilijker te vormen en “wetgeving is vooral een verlengstuk van het afgesproken beleid”. Er mist ambitie, er mist visie en de “relletjes over personen en uit de hand gelopen projecten” voeren vaak de boventoon. Armoede. Verderop in het boek komt Wijnberg daar zelf op terug als hij uiteenzet hoe de politiek gestopt is met burgers overtuigen van bepaalde idealen, maar dat des te meer bezig is om te verwoorden en uit te voeren “wat een bepaald deel van het electoraat (‘doelgroep’) denkt en wil”. Zijn conclusie is dat de waarheid als product wordt gezien, een “vorm van behoeftebevrediging en zelfbevestiging. (…) Het beoogt verlossing noch vooruitgang, noch verandering, alleen verzadiging”. En tegen het einde van het boek stelt Rutger Bregman in het verlengde van zijn collega’s dat we op dit moment juist een overheid nodig hebben die niet afwacht, maar die in actie komt, een richting kiest. Hoe kunnen we anders op een goede manier het klimaatprobleem aanpakken? Hij toont aan dat veel grote successen, waaronder alle ontwikkelingen vanuit Silicon Valley, zijn begonnen of in leven zijn gehouden door subsidies vanuit de overheid. We hebben gezag nodig dat risico’s durft te nemen, dat durft te investeren in de toekomst.

En verder zijn er meerdere uiteenlopende stukken over, om maar een paar te noemen: een innoverende voetbaltrainer, de opkomst van kwallen in onze wateren, het leven in een verzorgingshuis en de vluchtelingencrisis. Het is een prikkelend boek, het gaat verder dan de waan van de dag. Het maakt kritisch, optimistisch, angstig en zet je vooral aan het denken. Het verlokt tot beweging. Maar het is behalve een platform voor meer begrip, meer kennis, ook een boek dat af en toe politiek wordt. Soms wordt de lezer verlokt en meegenomen met ideeën over hoe het anders kan. Is dat slecht? Nee, wat mij betreft niet. Iets meer idealisme en visie is niet ongewenst in een wereld waar al zoveel geduid wordt en zo weinig gezegd wordt.

Don't Skip Out on Me - Willy Vlautin (2018)

Alternatieve titel: Laat Me Niet Vallen

4,0
Op de omslag las ik een citaat van Jeroen Vullings. Hij schrijft dat Vlautin "zich concentreert op dat wat nog licht geeft in het duister". Daar slaat hij de spijker mee op zijn kop. In alle boeken die ik van Vlautin las worden ongelukkig, eerlijk, naïeve, hardwerkende hoofdpersonen geteisterd door een oneerlijke, brute buitenwereld. Maar er is altijd hoop, er is altijd een droom, er is altijd die mogelijkheid dat alles nog goed komt. Als je maar volhoudt, als je maar doorzet. Hoe Amerikaans wil je het hebben?

In deze roman heeft Horace Hopper de rol van Vlautinistische hoofdpersoon. Hij droomt ervan om profbokser te worden. Hij incasseert, werkt hard om zijn doel te bereiken en treft op die genadeloos reis richting de top de meedogenloze buitenwereld. In het verhaal speelt ook Mr. Reese een belangrijke rol. Hij en zijn vrouw hebben hem jaren geleden onder de hoede genomen. Mr. Reese heeft zijn eigen ranche en moet die misschien wel opgeven vanwege zijn hoge leeftijd en zijn zwakker wordende gezondheid. Hij hoopt dat Horace blijft, dat hij zijn ranche uiteindelijk overneemt. Maar Horace wil profbokser worden en kan daarom niet blijven. Er ontvouwd zich een prachtig verhaal waarbij beide mannen worden gevolgd in hun strijd tegen alles wat hun dromen in de weg staat.

Laat Me Niet Vallen is het vijfde boek wat ik van Vlautin lees. Ergens vond ik het jammer dat het boek Boek van de Maand werd bij DWDD. Ik wilde Vlautin nog wel even voor mezelf houden, als een goed bewaard geheim, verborgen voor de massa. Hoe dan ook, opnieuw wist een boek van Vlautin me bij de lurven te grijpen en opnieuw laat het boek me niet los. Zijn stijl is eenvoudig. Hij gebruikt simpele zinnen, zoals ook de hoofdpersonen vaak weinig gecompliceerde (lees: eerlijke en naïeve) mensen zijn. Je voelt als lezer een soort mededogen met ze omdat je bijna niet kunt geloven dat ze niet afgestraft worden voor hun sympathieke onschuld. En o, wat lijkt het makkelijk, de manier waarop Vlautin schrijft, te makkelijk soms. Maar vergis je niet. Vlautin moet precies weten wat hij niet opschrijft, houdt alleen het belangrijkste over en blijft ontzettend dicht bij de mensen waarover hij wil schrijven. En wat ga je als lezer meeleven met die heerlijke hoofdpersonages, van begin tot het briljante einde aan toe.

En dan moet ik terugkomen op wat Vullings schreef, over datgene dat nog licht geeft in de duisternis. Want is het niet zo dat dat licht, dat licht dat omgeven wordt door het diepe donker, vaak veel helderder schijnt? In het geval van Horace en Mr. Reese is dat in ieder geval wel zo. Ze zullen nog wel even bij me blijven. En daarmee weet ik dat Vlautin het weer geflikt heeft.

Dreams from Bunker Hill - John Fante (1982)

Alternatieve titel: Dromen van Bunker Hill

4,5
In rap tempo dans ik door de prachtige boeken van John Fante heen. Ook deze weet me weer te raken. Arturo Bandini krijgt in Los Angeles een baantje als schrijver, maar, hoe kan het ook anders, het is niet het baantje wat hij zich had voorgesteld. Dingen lopen voor Arturo altijd anders. Nog steeds is er de hunkering naar vrouwen. Regelmatig brengt die bijna puberale begeerte hem in de problemen, omdat het altijd gepaard gaat met die hartstocht die Arturo eigen is. Zijn hart stroomt op zo'n moment over en met een angstaanjagende gretigheid stort hij zich, letterlijk, op een vrouw. Vooral vrouwen met een mooie kont. Tijdens zo'n halve aanranding komen de mooiste zinnen uit z'n mond, ware liefdesverklaringen voor vrouwen die hij amper kent.

Verder is er altijd die schrijdende thuissituatie en die prachtige humor.

"Toen mijn vader hoorde dat zijn derde kind ook een was, reageerde hij op dezelfde manier als toen mijn twee broers ter wereld kwamen - hij zoop zich drie dagen klem. (...) Verder besteedde mijn vader weinig aandacht aan me."

Een mooie passage ging over het moment dat Arturo Winesburg, Ohio van Sherwood Anderson voor het eerst las. Een schitterend boek overigens en dat vond Arturo ook. Maar tegelijkertijd ziet hij in dat hij nooit zo'n schrijver zou kunnen worden.

"Ik las en ik las, en ik was vervuld van hartezeer, en was eenzaam en verliefd op een boek, veel boeken, tot het vanzelfsprekend werd, en ik zat daar met een potlood en een groot notitieblok, en probeerde te schrijven, tot ik het gevoel had dat ik niet verder kon omdat de woorden niet wilden komen zoals bij Anderson, ze kwamen alleen als druppels bloed uit mijn hart."

Weer dat lyrische, die hoopvolle poging die maar niet willen slagen. Maar hij blijft proberen, zoals ook verderop in het boek, als hij een script mag schrijven voor een film.

"Ik was iets groots op het spoor. Ik kon niet falen. Ik zag mezelf als een held, een plotselinge sensatie. En daar ging ik: canyons op en ravijnen in, paarden temmend, revolvers schoten, indianen vielen, bloed in het stof, gegil van vrouwen, brandende gebouwen, de dreiging van het kwaad, de triomf van het goede, de overwinning van de liefde." Enzovoort.

Dit was het zevende boek dat ik van John Fante las. Er zijn er nog een paar die op me liggen te wachten, maar ik kan bijna niet wachten..

Drei Kameraden - Erich Maria Remarque (1936)

Alternatieve titel: Drie Kameraden

5,0
Had iemand ooit de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog kunnen voorspellen? Had iemand ooit kunnen zien aankomen dat er selectief en vakkundig miljoenen medemensen zouden worden afgevoerd en in koelen bloede en masse zouden worden vermoord? Nee, zou ik willen zeggen. We hebben als mensen amper door hoe beïnvloedbaar we zijn, hoe gemakkelijk onze ideologische grenzen kunnen vervagen op het moment dat we amper in onze primaire behoeftes kunnen voorzien. In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog hebben normen en waarden steeds verder en bijna ongemerkt plaats gemaakt voor individualisme, voor nationalisme. De situatie moet voor veel mensen uitzichtloos zijn geweest en Remarque laat dat gevoel, de hopeloosheid, de wanhoop, overal door het verhaal heen sijpelen.

“We wisten beiden, dat het een wonder zou zijn als er wat van kwam. En wonderen gebeuren niet meer.”

Hoe hoopvol kun je zijn als je niet in wonderen kunt geloven?

“Ik weet ook hoe de werkelijkheid is. Maar die wilde ik ontlopen zo lang ik kon. Ik wilde hem eenvoudig niet zien en zó leven als ik het me had voorgesteld, tenminste een poosje, zo lang het ging. Dat was natuurlijk erg optimistisch.”

Hoe optimistisch kun je zijn als de werkelijkheid geen ruimte meer biedt om te leven zoals je graag zou willen leven?

“Al deze burgerlijke gewoonten – toneelvoorstellingen, concerten, boeken – was ik bijna vergeten. Die pasten niet meer in deze tijd. In de politiek werd genoeg komedie gespeeld, schietpartijen gaven elke avond een ander concert, en het reusachtige boek van de nood was nadrukkelijker dan alle bibliotheken.”

Hoe kun je van het leven genieten als er geen ruimte is voor kunst, voor komedie, voor reflectie?

Hoe kon men zo snel opnieuw in een oorlog terecht komen? Is de ervaring van de Eerste Wereldoorlog niet afschuwelijk genoeg geweest?

“Jullie jonge mensen van tegenwoordig zijn rare lui. Jullie haten het verleden, verachten het heden, en de toekomst kan jullie niet schelen. Dat kan toch nooit goed lopen?”

Lees alle geschiedenisboeken erop na, dichterbij het antwoord dan deze roman te lezen kom je niet. Je zult lezen over economische problemen, over armoede, over de opkomst van de nationaal socialisten. In dit verhaal volgen we drie vrienden en het is alsof je als lezer zelf onderdeel van de vriendengroep wordt. Je ervaart de armoede. Je ervaart de onvrede.

De vrienden vochten allemaal in de oorlog. Ze praten er niet veel om, maar het is overal voelbaar. Soms, heel soms, komt het aan de oppervlakte.

“We stonden bij het raam. De mist drong tegen het venster en ik voelde: daarachter loerde het verleden, de dagen van verschrikking, van verlatenheid, het moeras, de radeloosheid, de verdwaalde krachtpatserij van een doelloos leven. Maar deze zachte adem, hier voor mij in de schaduw, dit onbegrijpelijke heden, deze warmte, moest ik vasthouden, moest ik naar me toehalen.”

Het geeft alleen maar aan hoe uitzichtloos de situatie, “dit onbegrijpelijke heden”, in Duitsland was in de jaren ‘30. Het geweld op straat neemt toe. Daders worden niet altijd meer veroordeeld.
Steeds meer mensen bezoeken politieke bijeenkomsten. Ook hoofdrolspeler Godfried gaat eens op bezoek en bekijkt het van een afstand.

“Ik keek even naar de toehoorders. Mensen van allerlei slag, boekhouders, kleine neringdoenden, ambtenaren, een paar arbeiders en veel vrouwen. Ze zaten daar in die drukkend warme zaal, achterover geleund of voorover gebogen, rij aan rij, gezicht naast gezicht. De woordenstroom spoelde over hen heen en het was vreemd maar eigenlijk hadden al deze gezichten, hoeveel ze ook van elkaar verschilden, dezelfde afwezige uitdrukking: een slaperige blik naar de verten van een nevelig fata morgana, heel leeg en tevens vol popelende verwachting die alles uitdoofde, elke kritiek, elke twijfel, elke tegenspraak en elke vraag die opdoemde, het dagelijks leven, het heden, de realiteit. De man op het podium wist alles; hij had op elke vraag een antwoord, hulp voor elke nood. Je kon hem vertrouwen. Het was goed iemand te hebben die voor je dacht. Het was goed te geloven.”

De paralellen met de huidige situatie zijn vooral op dit terrein heel duidelijk. In de tijd van fake news en alternative facts kunnen we niet voorzichtig genoeg zijn. Wie zegt dat we niet opnieuw in een hopeloze oorlog terecht kunnen komen?

In dit verhaal vindt hoofdrolspeler Godfried nog wel iets om voor te leven. Een meisje. Pat. Zij is, naar zijn kameraden, zijn hoop voor de toekomst.

“Ik moest met haar weg, naar buiten, naar het onbekende, naar het grote avontuur in de verte.”

De hoop, de liefde die in dit verhaal wordt geschetst, is een beeld om vast te houden. Het is de menselijke houvast, het verlossende eiland nabij het zinkende schip. We leven mee met Godfried, ook als het met Pat iets minder goed gaat. Hoe lang mag hij hopen?

Dit boek komt uit 1936. Remarque had nooit de horror van enkele jaren later kunnen voorspellen. Wel laat hij op weergaloze wijze een verontrustend beeld achter. Het beeld van een rusteloze maatschappij waarin alle symptomen aanwezig zijn voor een ontsporing die ook daadwerkelijk een aantal jaren later werkelijkheid werd. Een boek om te blijven lezen, om ons te blijven waarschuwen tegen onszelf.

Dusk and Other Stories - James Salter (1988)

Alternatieve titel: Schemering

4,5
Het tweede werk wat ik van Salter lees. Vorige maand las ik Lichtjaren en dat smaakte naar meer. Wat Salter zou goed maakt is zijn kunde om met een beperkt aantal woorden, met korte zinnen, flarden van gesprekken en decors, een heel gevoel kan oproepen. Je kunt je als lezer een beeld vormen van het leven van de hoofdpersoon of het decor waarin Salter ze beschrijft.

Dit is een prachtige verhalenbundel met een hoge kwaliteit. Alleen American Express vond ik iets minder sterk. In Twintig minuten beleven we de laatste minuten van een vrouw die na haar val van een paard haar leven aan haar voorbij ziet flitsen. In het prachtige Akhnilo lijkt een man zijn leven te hebben hervonden. De sfeer is benauwend, hoopgevend en tegelijkertijd uiterst triest. Het slotverhaal, Stof is een mooi voorbeeld van de manier waarop Salter in een paar pagina's een hele wereld, een paar levensverhalen, kan optekenen.

Zeker niet mijn laatste Salter. Zeer boeiende schrijver.