menu

Hier kun je zien welke berichten Theunis als persoonlijke mening of recensie heeft gemarkeerd.

Absolutely True Diary of a Part-time Indian, The - Sherman Alexie (2007)

Alternatieve titel: Dagboek van een Halve Indiaan

3,5
We laten dit boek onze vierde klas leerlingen lezen. Of ik het op die leeftijd had gelezen betwijfel ik. Het was een periode waarin ik niet van lezen hield. Sterker nog, ik had er een grote afkeer van. Ik kon me nauwelijks voorstellen waarom mensen boeken lazen. Nee, van thuis uit is het nooit erg gestimuleerd en op een paar oorlogsboeken voor jonge tieners na heb ik mijn jeugd weinig gelezen. Tijdens toetsen en gesprekken over mijn leesdossier blufte ik me naar goede voldoendes. Docenten durfden hun ogen niet te openen voor het ontluikende internet. Werkstukken over thematiek, plot en personages woekerden vrijelijk zonder dat mijn docenten daar enig benul van te hebben. Nooit las ik boeken. Hoe heb ik me ooit door een gesprek over Claus’ Het Verdriet van België heen gezwetst? Dat niet alleen, ik had een 7,8 gekregen!

Als docent laat ik de leerlingen nu een aantal lessen lezen. Zelf las ik dit boek met ze mee. Vanaf het begin werd ik gepakt door het boek. Het is zeer toegankelijk, met buitengewoon veel humor geschreven en het sluit goed aan bij de beleving van veel vroege tieners. Jezelf vinden en dan vooral jezelf durven is op die leeftijd waarom het draait. Maar er zijn meerdere lagen in dit boek. Zo laat dit boek, beleefd vanuit de ogen van hoofdpersoon Junior, zien dat het leven voor Native Americans in het huidige Amerika nog steeds heel moeilijk is. De omgeving waarin Junior zich begeeft is van een diepe troosteloosheid en uitzichtloosheid waaruit hij probeert te ontsnappen. Dat lukt. Hij gaat naar een witte school en daarmee worden de verschillen tussen zijn achtergrond en die van de meeste anderen heel erg zichtbaar. Een typisch tienerverhaal volgt, maar Alexie verliest zijn thematiek niet uit het oog en eindigt prachtig.

Voor mijn leerlingen volgde er een open boek toets met inhoudelijke vragen over het boek en een aantal over thematiek. Het nagesprek volgt binnenkort. Als er twee leerlingen zullen zijn die zeggen dat ze het misschien toch stiekem wel een beetje een leuk boekje vonden en niet meteen ontkennend gaan antwoorden op mijn vraag of ze binnenkort nog eens boek gaan lezen, dan ben ik tevreden.

Als de Winter Voorbij Is - Thomas Verbogt (2015)

4,0
Intieme melancholie. Flarden van herinneringen die een compleet leven beheersen. Het is knap wat Verbogt heeft gedaan. Hij brengt het leven terug tot een paar essentiële momenten die het leven van de protagonist bepalen. De korte hoofdstukken helpen de lezer dat gevoel te versterken, het gevoel dat het leven tot een aantal aanrakingen terug te brengen is, vooral als het noodlot toeslaat. Verbogt heeft niet veel woorden nodig om de lezer te raken, wordt nergens sentimenteel. Hij vraagt zich af waar het uiteindelijk allemaal om draait en beseft dat hoe broos het leven is. Maar in die broosheid schuilt een schoonheid.

Ambulanse - Johan Harstad (2002)

Alternatieve titel: Ambulance

3,5
Prima bundel met een paar prachtige korte verhalen. Voordat ik deze bundel las, las ik een ander boek van Harstad: Max, Mischa en het Tet-offensief, een dikke pil van bijna 1300 pagina's. Daarin lukte het Harstad om continu relevant te blijven. Vergelijkingen tussen dat boek en deze bundel, tussen een grootse roman en een verzameling korte verhalen, zijn lastig, maar duidelijk is dat in deze bundel de verhalen over het algemeen iets vlakker zijn, dat het Harstad in mindere mate lukt het om de personages binnen de korte verhalen altijd interessant te houden.

De grote kracht van de meeste verhalen zit hem in de rode draad, de ambulance die steeds weer voorbij komt en de sterke beelden die Harstad oproept, zoals bij een onzekere tiener die een pop van de verdrinkingsdood moet redden in het zwembad. Ik vond het eerste verhaal het sterkste verhaal, over de vrouw die zichzelf in plasticfolie heeft gewikkeld en de ambulancebroeder die haar moet ophalen.

Harstad geeft in het slotwoord aan dat hij, in ieder geval ten tijde van het schrijven, niet een groot liefhebber was van het korte verhaal, dat de verhalen zichzelf min of meer schreven. Wellicht was zou deze bundel nog een stuk sterker kunnen worden als hij iets meer met dit geweldige genre had gehad.

American Psycho - Bret Easton Ellis (1991)

3,5
Een van de meest opmerkelijke boeken die ik ooit las. En nu, nu ik het boek net uit heb gelezen, vind ik nog lastig te bepalen wat ik er precies van vind. Laat ik dan maar beginnen bij mijn eerste gedachtespinsels over een oordeel. Na zo'n 200 pagina's was ik het boek spuugzat. Ik hekelde de nihilistische, materialistische, oppervlakkige hoofdpersoon, met wie ik me nauwelijks wilde identificeren. Er zat geen verhaallijn in en het boek sukkelde van dialoog naar monoloog, van restaurant naar club. Ook de schrijfstijl vond ik niet geweldig. Wat Ellis in 100 pagina's beschrijft, zou een andere schrijver in een aantal pagina's kunnen lukken. Dacht ik. Nu twijfel ik. Het grote aantal pagina's vol onzin zegt ook iets. Maar op dat moment was de enige waarom ik verder bleef lezen, dat er af en toe een tip van een lugubere sluier werd gelicht. Toen dat toch gebeurde, en de schrijver de meest weerzinwekkende daden van de hoofdpersoon tot in de meest huiveringwekkende details beschreef, wist ik het zeker: ik vind het geen leuk boek.

En toch bleef ik lezen. Waarom? Om het effect? Het totale gebrek aan menselijkheid en de aantrekkingskracht daarvan? De herkenbaarheid van de oppervlakkigheid van de huidige samenleving? De simpele vraag of Bateman uiteindelijk gepakt gaat worden? Hoe het ook zij, het is te simpel om het boek te snel als overgewaardeerd of tegenvallend te bestempelen. Het boek is niet een aaneenschakeling van goorheden en ook al liggen deze wandaden continu op de loer, het hele boek is meer dan dat. Het is volgens mij ook zeker niet het meesterwerk dat velen er van maken, maar het boek zal nog wel even in mijn herinnering blijven hangen.

Americana: Omzwervingen in de Amerikaanse Cultuur - Joost Zwagerman (2013)

4,5
Na deel I te hebben uitgelezen twijfelde ik of ik meteen aan deel II wilde beginnen. Maar ach, ik was toch toevallig in de bibliotheek en toevallig liep ik naar boven om te kijken of deel II er toevallig gewoon lag. En toen ik deel II eenmaal thuis in de boekenkast had staan, kon het vast geen kwaad om alvast met de introductie van het eerste gedeelte, over muziek, te beginnen. Voordat ik het wist was ik tientallen pagina’s verder. Nee, ook dit gedeelte zou ik niet gemakkelijk wegleggen.

Over smaak valt niet te twisten, maar Zwagerman weet op een overtuigende manier ook zijn voorkeuren in de muziek bijna objectief naar voren te brengen. Daarin sijpelt zo af en toe een prachtige irritatie door, zoals wanneer hij het heeft over de ‘alomtegenwoordigheid’ van Bono bij goede doelen. Zwagerman vraagt zich of ‘de man (niet) uit gewoonte opdraaft, zoals bij parochianen de hand louter reflexmatig naar de beurs gaat als het kerkenzakje passeert. Muziek van Pink Floyd en Genesis wordt ergens gebombardeerd tot ‘bombastische burgermanspsychedelica van pretentieuze jongensverenigingen’. Punk biedt troost, maar zijn liefde voor Prince is aanstekelijk. Hij is, gelukkig, zowel lyrisch als meedogenloos kritisch.

Ergens raakt hij een pijnlijk punt bij mij als lezer als hij, onder andere, Springsteen een ‘risicovrije muziekfrabiek’ noemt - ‘gerespecteerde concerns die formeel voldoen aan de strengste kwaliteitseisen maar die sinds jaren producten afleveren waar kraak noch smaak aan zit. Laat mij hier dan ook mijn idool Zwagermaniaans verdedigen tegen deze kritiek. Springsteen mag dan met zijn laatste twee albums aan deze omschrijving voldoen, maar albums als ‘The Rising’ (2001) en Magic (2007) zijn toch alles behalve smaakloze producten. Deze platen behoren, mijns inziens tot de beste van zijn oeuvre.

Boeiend is de stelling dat artiesten maar tien jaar op de toppen van hun vermogens functioneren. Als voorbeeld worden onder anderen Bowie (jaren ’70) en The Stones (1966 t/m 1972) aangehaald. En inderdaad, als je de lijn doortrekt, zou je hetzelfde van artiesten als Neil Young, R.E.M., U2, Elvis Costello en Bob Dylan zeggen. Ook mijn persoonlijke favorieten, Wilco en Ryan Adams (en misschien dan toch Springsteen?), hebben hun beste platen te hebben gemaakt tussen midden en eind jaren negentig en 2007. Natuurlijk, het lukt artiesten wel eens om tot een incidenteel goede plaat te komen, maar het zal altijd worden vergeleken met eerder, en vaak (net iets) beter, werk. Hoe verklaren we dit? Zit er een tijdslimiet aan de creativiteit van artiesten? Is er een bepaalde leeftijdsfase waarin artiesten niet meer interessant kúnnen zijn voor luisterend publiek? Zijn wij als luisteraars op een gegeven moment verzadigd en luisteren we altijd met het verleden van de artiest in ons geheugen?

De bewondering voor Madonna vond ik verrassend. Al blijkt Zwagerman vooral vol lof te zijn over de manier waarop Madonna haar imago keer op keer weet te gebruiken tot communicatiemiddel, om taboes te doorbreken, om haar verhaal te vertellen, om haar seksualiteit te uiten. Naar haar muziek zal ik niet snel gaan luisteren, ook niet na wat Zwagerman schreef, maar hij heeft me anders naar haar laten kijken. Zoals hij me weer even naar Prince liet luisteren en dat is wat Zwagerman steeds doet: hij dringt door tot in de nerven van de artiest en weet mij als lezer continu in beweging te krijgen.

Na de muziek is de film aan de beurt. Woody Allen komt langs, ook Blue Velvet, The Great Gatsby en de Coen Brother komen langs. Zwagerman schuwt ook de porno niet. Het essay over misschien wel de beste televisieserie ooit, Mad Men, is prachtig en vol lof geschreven.

Na de film volgt het grote gedeelte over schilderkunst. In de introductie stelt de schrijver zich min of meer een doel als hij schrijft dat ‘in het gelukkigste geval (..) het schrijven én lezen van non-fictie over kunst evenzeer een ervaring’ is. En ‘dat die ervaring ván de tekst over kunst (..) van groter gewicht (is) dan het oordeel over die kunst ín de tekst’. Ik ben geen ervaring kunstwatcher en moet het daarom doen met de tekst over de kunst. Omdat het Zwagerman blijft lukken om mij, ook tijdens dit laatste grote deel van het boek, te boeien, mag je zeggen dat hij in zijn opzet geslaagd is. Wat me in dit gedeelte weer opviel was het gemak waarop de schrijver verbindingen legt en een enorme massa kennis bezit. Zo is het opeens volstrekt logisch dat de regisseur van Mad Men heel goed naar de schilderijen van Edward Hopper heeft gekeken. Ineens wil ik zelf ook werk van Hopper zien. Zoals ik ook werk van Rothko wil zien, omdat Zwagerman me ervan heeft overtuigd dat er wel degelijk meer te zien is in het abstract expressionisme dan je op het eerste gezicht kunt zien (hoe kan het ook anders?).

Er volgt een groot gedeelte over Andy Warhol, een van de andere kunstenaars waar Zwagerman liefhebber van is. Americana sluit af met een aantal essays over fotografie. Opnieuw worden er voor mij nieuwe interessante artiesten geïntroduceerd: Diane Arbus, Gregory Crewdson, Walker Evans en Robert Frank.

Mijn wandelingen in Zwagerman’s omzwervingen in de Amerikaanse cultuur was er een met bijna alleen maar hoogtepunten: een boeiende tocht die van mij nog best wat langer had mogen duren.

Americanah - Chimamanda Ngozi Adichie (2013)

Alternatieve titel: Amerikanah

4,0
Het is weer bijna zover. De feestdagen komen er weer aan. De pepernoten liggen al weer twee maanden in de supermarkt. In de eerste weken na de zomervakantie smolten de chocolade kruidnoten in onze handen, terwijl we ons, zwetend en zuchtend in de schijnbaar eindeloze nazomerwarmte, probeerden voor te stellen hoe het ook alweer voelde als het koud was, of als het regende. Eén ding is er gedurende de zonnige zomer niet weg geweest, al was het maar sluimerend op de achtergrond: de discussie rondom zwarte piet. De rechtszaak rond de “A7-Helden”, de Dappere Strijders, de moedige sterren die onze kinderen wisten te beschermen tegen de kwaadaardige terroristen, de protesterende vijanden van het volk. Je moet er niet aan denken wat er had kunnen gebeuren als ze wél waren doorgereden.

Wat heeft dit alles met Amerikanah te maken, vraag je je wellicht af. Wel, het thema. Want ook al heeft het boek meerdere lagen, en zou je nog weg kunnen komen met de veronderstelling dat dit boek bijvoorbeeld over de liefde gaat, de schijnbaar onmogelijke liefde tussen Ifemelu en Obinze, er is geen enkele manier waarop je kunt ontkennen dat dit boek over racisme gaat. En als het boek dan Amerikanah genoemd heet, dan weet je dat je weer een boek te pakken hebt over het verschil tussen blank en zwart in Amerika. Je zou je nu zorgen kunnen maken. Is er al niet genoeg over geschreven? Welke schrijver is nu nog bij machte om in dit thema vernieuwend te zijn?

Onlangs las ik Amerikanen Lopen Niet van Arjen van Veelen. Hij kwam als buitenlander in St. Louis terecht. Hij had voor zijn vertrek een bepaald idee van Amerika, een beeld dat tijdens zijn tijd in Amerika volledig werd verdraaid. Dit was een wereld die hij niet kende, een wereld waar hij van schrok, waar hij geïnteresseerd in was. En met die blik kon hij, als buitenstaander, gevoelige vragen stellen, kwesties aan de orde stellen die voor de lokale bevolking heel gebruikelijk waren. Zo komt ook de hoofdpersoon uit dit boek, Ifemelu, met een bepaald beeld, met een droom, vanuit Nigeria naïef de Verenigde Staten binnen gewandeld. Haar liefde achterlatend, op zoek naar het geluk dat, klaarblijkelijk, op haar ligt te wachten. Ze treft, vanzelfsprekend, een heel ander Amerika aan. Wat volgt is een prachtig geschreven verhaal waarin meer thema’s worden aangeraakt: armoede versus rijkdom, Groot Brittannië versus de Verenigde Staten. Je krijgt als lezer een mooi beeld van Nigeria, van Lagos. Allemaal geschreven in een prachtige, vlotte stijl.

Maar wat er in dit boek uit springt, wat het boek een must-read maakt is de manier waarop het hoofdthema, zwart versus blank, uiteen wordt gezet. Zo lees je vanuit de positie van de zwarte inwoners van Amerika dat de blijdschap rond de verkiezing van Barack Obama als eerste zwarte president, een ingetogen blijdschap is. Er is ook dat andere geluid, een besef dat hij de verkiezing alleen mogelijk was doordat hij zich zo blank heeft gedragen. Zo merk je dat ze in Nigeria niet als zwart werd gezien, dat ze pas zwart werd toen ze in Amerika aankwam. En in haar relaties met blanke mannen, waar ze echt gelukkig bij is geweest, missen toch iets, iets wat misschien wel met een soort begrip te maken heeft. “We vertellen onze blanke partners niet eens aan welke kleine dingen wij ons ergeren en wat we vinden dat zij beter moeten begrijpen, uit angst dat ze dan zullen zeggen dat we overdreven reageren, dat we overgevoelig zijn. En we willen niet dat ze zeggen: ‘Kijk eens wat we al bereikt hebben, veertig jaar terug zou het nog onwettig geweest zijn dat we een stel waren blablabla, want weet je wat wij denken als ze dat zeggen? Wij denken, waarom was het verdomme überhaupt illegaal?”

En dan is er de blog die Ifemelu start. Als “niet-Amerikaanse-zwarte” deelt ze haar ervaringen, spuugt ze haar ergernissen vol vuur de wereld in. Daar komen de echte frustraties naar voren. Zo schrijft ze tips aan haar mede-niet-Amerikaanse zwarten dat je altijd moet “terugknikken als een zwarte naar je knikt in een overwegende blanke omgeving”. Of de volgende veelzeggende tip: "als er een misdaad wordt gemeld, bid dan dat die niet door een zwarte persoon is gepleegd, en blijkt dat hij toch door een zwarte persoon gepleegd te zijn, blijf dan weken uit de buurt van de plaats van het misdrijf.” En ik ga nog even door: “Klaag niet. Wees vergevingsgezind. Vertel het, indien mogelijk, grappig. Maar maak je vooral niet boos. Zwarte mensen worden geacht zich niet druk te maken over racisme.” Verderop in het boek zegt ze dat racisme gaat over de macht van een groep en dat de blanken de macht in de VS hebben. “Hoe? Nou blanken worden niet met de nek aangekeken in de hogere kringen van de Afro-Amerikaanse gemeenschappen, () en reclamebureaus zeggen niet dat ze geen blank model kunnen gebruiken in advertenties voor schoonheidsproducten omdat niet als ‘ideaal’ worden gezien door de massa.”

En zo lijkt het, besef ik me, dat het boek leest als een vurig betoog tegen witte privileges. Dat is absoluut niet het geval. Adichie heeft het bijvoorbeeld nergens over schuld, klaagt niet, observeert alleen. Zo verwijt Ifemelu haar blanke liefdes niets. Hoe kunnen zij er iets aan doen dat ze opgroeien in een vanzelfsprekend witte wereld? Bovenstaande passages zijn heel natuurlijk in het boek verweven, overschreeuwen het geheel nergens. Er zijn immers nog die andere thema’s die ook, zij het iets minder vurig, in het boek terugkomen.

En misschien is het daarom wel dat het boek zo goed is. Er is balans, evenwicht en hoe knap is dat bij zo’n beladen onderwerp? Waar wij falen om te benoemen waar de zwarte pieten discussie werkelijk over gaat, waar we alleen maar bezig zijn, gevoed door de op sensatie gerichte media, om onszelf in loopgraven te positioneren, is hier een manier om ook aan een discussie bij te dragen. Door te benoemen wat er gebeurt, door te laten zien wat er aan de hand, om bewustwording te creëren. Zonder oordelen. Misschien kan Shimamanda Ngozi Adichie in deze periode een tijdje in Nederland gaan wonen. Misschien kan ze er iets over gaan schrijven. En dan maar hopen dat ze op de snelweg niet wordt tegen gehouden.

Amerikanen Lopen Niet: Leven in het Hart van de VS - Arjen van Veelen (2018)

3,5
Soms vraag ik me wel eens waar mijn fascinatie met Amerika is begonnen, wanneer ik in hemelsnaam zoveel liefde voor het land ben gaan koesteren? Ergens in mij is ooit een zaadje gepland, is op een gegeven moment iets gaan groeien, weelderig gaan groeien, iets dat mijn vage dromen is gaan overwoekeren, iets dat aan die verre horizon aan het einde van die lange snelweg met die gele streep in het midden naar me blijft lonken. Nog steeds. Want ook al weet ik dat niets is wat het lijkt, dat de Amerikaanse droom veel vaker een nachtmerrie is, dat het land (zoals ergens in het boek van Arjen van Veelen staat) niet de home of the brave, maar eerder home of the slaves is, toch wil ik blijven geloven in die Amerikaanse droom die ooit bezit van me heeft genomen.

Arjen van Veelen trok naar de Verenigde Staten, naar St. Louis, Missouri. Hij dacht een land tegen te komen dat hij al kende. Niets was minder waar. En terwijl ik ook het een en ander over Amerika denkt te weten, toch schrik ik af en toe ook bij het lezen van de verhalen van Van Veelen in St. Louis. En dat is precies waarom het boek, tussen die vele boeken over en uit de Verenigde Staten, overeind kan blijven, bestaansrecht heeft en gelezen moet worden. Het is geschreven door een buitenstaander, iemand die zich nog oprecht over het land kan verbazen. Dit gebeurt bijvoorbeeld als hij er achter komt hoe De Arch, een grote stalen boog van bijna 200 meter in het centrum van St. Louis, tot stand is gekomen, namelijk op een plek waar zwarte Amerikanen werden verdreven. Van Veelen noemt het daarom ook het Onvrijheidsbeeld, een “passend monument voor Amerika”.

Als je leest wat Van Veelen in St. Louis tegenkomt is dat niet overdreven uitgedrukt. Als Van Veelen nog maar net in St. Louis is aangekomen wordt een wijk in het noorden van de stad opeens wereldnieuws: in Ferguson wordt een zwarte man door politiegeweld om het leven gebracht. Het leidt tot een golf van demonstraties die nog steeds voortduren. Op de achtergrond maken we de verkiezing van president Trump mee. Maar, zegt Van Veelen, we moeten niet vergeten dat we zonder Trump niet van de problemen af zijn. Trump is slecht een symptoom van een veel dieperliggend probleem. Als Van Veelen, om maar eens een voorbeeld te noemen, schrijft “dat er momenteel meer zwarte mannen in de gevangenis zitten dan er in 1850 tot slaaf gemaakt waren”, dan kun je ten minste de vraag stellen of de rassenscheiding niet nog steeds voortgezet wordt, nu alleen met andere middelen.

Blijft er dan niet iets over van de Amerikaanse droom? Niet zo heel veel. Zo constateert Van Veelen dat Route 66, de illustratie van de American Dream, “een weg van witte weemoed (is geworden) die voert naar het Amerika dat niet meer bestaat (en in feite nooit heeft bestaan, lang niet voor iedereen in elk geval).” En dan bekruipt me een idee dat zich nu, dagen na het uitlezen van het boek, een beetje begint in te dalen: in hoeverre was mijn eigen droom niet altijd slechts een witte droom? Ik weet het antwoord al, eigenlijk zou ik het al heel lang moeten weten en ik zou me ervoor moeten schamen ook al kan ik er misschien niet zoveel aan doen. En als ik dan aan al die Amerikanen denk, de mensen die altijd in die droom hebben geloofd, misschien voor hun gevoel wel in die droom hebben geleefd, wat is er in hemelsnaam voor nodig voordat zij gaan inzien, laat staat erkennen dat hun droom altijd een ongelijke droom is geweest? Als Van Veelen zichzelf de vraag moet stellen of het Heartland, het beroemde, uitgestrekte deel in het Amerikaanse Middenwesten met haar small towns en haar hard working, honest, blue collar citizens, niet meer dan “een nostalgische leugen” is, dan rijst de vraag of het land niet gebouwd is op een leugen. Hoe lang is dat vol te houden? En alsof je dan als lezer nog niet genoeg twijfelt aan dat idyllische beeld van de Heartland dan stelt Van Veelen aan het einde van dat hoofdstuk nog een prikkelende vraag: of het Heartland niet “weinig anders (is) dan een getto voor vergeten witte Amerikanen.”

Nu vraag ik me na het lezen van het boek opnieuw af waarom ik nog steeds zo gek ben op Amerika, waarom ik nog steeds wil geloven in de Amerikaanse droom. Hij is zo “aanstekelijk”, staat ergens in het boek. Misschien is dat het wel. Misschien straalt hij zoveel hoop uit, zoveel geloof in de onzekere toekomst dat ik me er onbewust veel te graag aan vast wil blijven klampen. Zelfs tegen beter weten in. Misschien..

Another Day in the Death of America - Gary Younge (2017)

Alternatieve titel: Een Doodgewone Dag in Amerika: 24 uur. 8 Staten. Tien Kapotgeschoten Jonge Levens

4,5
Er zijn weinig dingen waarover de meeste mensen het zo eens zijn dan over de krankzinnigheid van de Amerikaanse wapenwet. Behalve in Amerika zelf dan. Eens in de zoveel tijd verschijnen weer berichten een de media over een ‘mass shooting’. Voor een tijdje lijkt dan een discussie over de wapenwet te ontstaan, zeker ook na de spraakmakende documentaire Bowling for Columbine van regisseur Michael Moore, maar er verandert eigenlijk nooit iets. De wapenlobby is ijzersterk, er wordt nog steeds oeverloos gebazeld over het zogenaamde recht op zelfverdediging en vrijheid en het bezitten van een wapen lijkt zo diep verankerd in de cultuur van dit koppige land, dat elk serieus debat erover na een verloop van tijd verstomd, alsof het collectieve geheugen niet meer in staat is om de dagelijkse trauma’s van wapengeweld te verwerken.

Want dat is wat er gebeurt. Het gaat niet alleen maar om die massale schietpartijen die het nieuws halen. Elke dag worden er mensen zinloos vermoord. Gary Younge koos voor een willekeurige 23 november waarop tien jongeren werden neergeschoten. Hij ging op zoek naar hun verhaal en dit levert een magistraal en belangrijk boek op.

In eerste instantie zou je vraagtekens kunnen zetten bij deze exercitie. Wat voor inzichten levert het je op als je ieder verhaal gaat ontleden? Wat heb je aan een opsomming van treurigheid? Maar dit boek doet iets anders met je als lezer, want als je het boek hebt gelezen begrijp je nog meer, veel meer, dan stupiditeit van ‘the home of the brave’. Hoe doet Younge dat?

Hij heeft familieleden en vrienden van de slachtoffers opgezocht. Hij heeft ze gesproken over hun verscheurde levens, over hun vermoorde zoon, dochter, broer of zus. Met pijnlijke details beschrijven ze het noodlottige incident of de nasleep ervan en dan wordt het al snel heel persoonlijk. Zo zijn er de specifieke herinneringen van een verslagen moeder:

“Het enige wat ik nog weet is het beeld van hem en zijn schoenen: hij had net zijn schoenen aangetrokken en zijn T-shirt lag op de vloer.”

Zo zijn er die kleine dingen die een mens tot mens maken:

“Tyler Dunn, die elf was toen hij stierf, zette graag vallen voor allerlei beestjes, hield van jagen, van vissen in een beek achter het huis, van terreinrijden en mountainbiken in de zomer, en van rodelen in de winter.”

Zo is er de wrange spijt over gemiste kansen:

“Wat wou ik graag dat ik naar buiten was gegaan en met ze had gespeeld. En het spijt me dat ik die dingen niet doe met mijn kinderen.”

Zo is er de nijpende banaliteit van het feit dat het leven doorgaat:

“Veel erger dan de hele nacht wakker liggen waren de ochtenden. Er leek elke dag een korte periode te zijn, vlak nadat ik mijn ogen had opengedaan, waarin ik volledig vergat dat Robby dood was. Daarna kwam de herinnering, als een vloedgolf die me overspoelde en me het gevoel gaf dat ik verdronk. Ik moest elke dag vechten om uit bed te komen – en dan bedoel ik echt elke dag.”

Younge maakt deze jonge slachtoffers menselijk. Hij geeft ze een naam, een geschiedenis. Ze worden gemist. Als ze überhaupt onderwerp van gesprek in de media zijn komen we deze slachtoffers normaal gesproken slechts tegen in nietszeggende getallen. Maar hier blijft het niet bij. Younge kijkt verder dan alleen de zielige, hij schetst de bredere context en weet hierdoor knap duidelijk te maken dat het niet om individuele gevallen gaat en dat het probleem immens en niet zo makkelijk oplosbaar is. Zo raakt hij die andere oneindige kwestie aan: racisme.

“Grote aantallen zwarte mannen (worden) in de Verenigde Staten gevangen in het strafrechtsysteem: in een fuik. (...) Als ze je eenmaal hebben aangehouden voor ‘iets’ zorgen ze wel dat er iets is.”

Young heeft het ook over zelfmoord door politiekogels. In 11% van de gevallen zou een verdachte zichzelf van het leven willen beroven. Er hoeft maar met een geweer gezwaaid te worden en voilà, daar is mijn zelf verkozen einde. “Zelfmoord door een politiekogel is een bestaande vorm van zelfmoord.”

Dan is er nog het systeem, de rechtspraak. Als een rouwende vader, die zijn geweer niet achter slot en grendel had gezet, vervolgd wordt voor nalatigheid nadat zijn 13-jarige zoon een vriendje heeft doodgeschoten dan stel je je toch de vraag die een achterblijver van weer een ander slachtoffer van die ene 23 november ook stelt: “Iemand moet er toch verantwoordelijk voor worden gesteld?” Moet het dan de vader zijn die in de rechtbank in de boeien wordt geslagen en huilend de bak in gaat? Ja, zou je kunnen zeggen. Wat moet je met een geweer? Maar dat is te gemakkelijk. Als er iets duidelijk wordt in het boek is dat de wapenwet onomstreden lijkt. Protesteren is bij de meeste nabestaanden niet eens in hun op gekomen. De gelatenheid waarop mensen reageren als het aankomt op de wapenwet is bizar. Alsof ze daar iets aan zouden kunnen doen. Er ontstaan ruzies tussen de achterblijvers, “tweespalt tussen families en vrienden”, maar slechts zelden keert de woede zich tot de wapenlobby.

Younge schreef over één dag, één uit de lucht geplukte 23 november. Hij eindigt kort met het eerste slachtoffer van 24 november. Dag in, dag uit, verliezen mensen hun levens. Laten we hun verhalen blijven vertellen. Dan worden ze gemist. Het zijn verhalen, persoonlijke verhalen die mensen in beweging kunnen krijgen. Ook de wapenlobbyisten zijn tenslotte menselijk. Laten we ze stapje voor stapje, ziel voor ziel, de goede kant op wijzen. Younge gaf alvast het goede voorbeeld.

Artist of the Floating World, An - Kazuo Ishiguro (1986)

Alternatieve titel: Een Kunstenaar van het Vlietende Leven

4,0
Mijn vierde Ishiguro. Iets brengt me steeds bij hem terug. Het moet wel de stijl van schrijven zijn. Het is alsof de taal zelf een hoofdpersoon is in de verhalen. Woorden smelten achteloos samen met de omgeving van de personages. Of het nou het land is waarin ze leven (zoals het hoofdpersonage in dit verhaal) of de rol waarin ze zitten die hen gebiedt de taal gebruiken die de situatie vereist (zoals de butler in The Remains of the Day), Ishiguro’s maakt taal bijna onderdeel van het landschap. Culturen worden gebouwd op taal en dus zegt taal alles over een cultuur. Ishiguro gebruikt zijn taal om ons mee te nemen in de wereld van de hoofdpersoon.

Zo benaderd hij in dit boek zijn zinnen zoals een Japanner zijn medemens benaderd: schoorvoetend, aarzelend, terughoudend. Het boek speelt zich af in Japan, in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog. We worden meegenomen door de ouder wordende Ono. We weten snel dat hij als kunstenaar een bepaalde rol heeft gespeeld. Zijn kunst werd gebruikt als propaganda. Nu is er van zijn werk niets meer te zien. Het wordt verborgen gehouden. Zijn dochters zouden hem het liefste verborgen houden, zo lijkt het wel. Al zijn acties worden kritisch beoordeeld, maar ze worden niet benoemd. Het is snel duidelijk: de wonden van de oorlog zijn nog aan het helen. Er mag geen zout in worden gestrooid. Er zal niet over gesproken worden.

Ono zelf lijkt zich van al dat kwaad slechts gedeeltelijk bewust. Hij begrijpt niet precies wat het nou is dat zou verkeerd was. Langzaam schuift de schrijver het doek van de persoonlijke geschiedenis van Ono iets open. Er wordt iets meer duidelijk van de jaren waarin Ono als kunstenaar van het vlietende leven furore maakte met zijn werk.

“Wij richtten ons in die jaren bijna geheel naar zijn waarden en zijn levensstijl en dat hield in dat we veel tijd besteedden aan het verkennen van het ‘vlietende leven’ in onze stad – de nachtelijke wereld van plezier maken, theaters en drinkgelagen, de wereld die de achtergrond vormde van al onze schilderijen.”

Details van dit ‘vlietende leven’ worden nergens in het boek gegeven. Dat vlietende, verdorven leven hoort ook niet bij het nieuwe Japan. Het Japan van Ono’s dochters en zijn schoonzoon. Het is tijd voor een nieuwe start. Mori-san, ooit zijn grote voorbeeld, probeert Ono de gebrekkigheid van het vlietende leven te laten inzien. Maar hij tegelijkertijd ook zien hoe moeilijk, hoe delicaat het is om dit ter sprake te brengen.

“’Dit zijn taferelen uit een geishahuis in Honcho. Een gelegenheid die in mijn jonge jaren hoog in aanzien stond. Wij zijn dikwijls samen naar zoiets toe geweest, Gisaburo en ik.’ Vervolgens, na een paar tellen, zei hij nog eens: “Ze zijn heel gebrekkig, Ono.’”

Andere woorden heeft Mori-san niet. Gebrekkig. Hij heeft er zelfs een stilte voor laten vallen. Dat zou voldoende moeten zijn. Ono weet de waarde van de woorden niet in te schatten.

“’Maar, Sensei, ik begrijp echt niet welke fouten zelfs het scherpste oog in deze prenten zou kunnen vinden.’”

Het gesprek is eigenlijk hier al ten einde. Er wordt om de hete brei heen gedraaid. Dat past in de Japanse cultuur en Ishiguro brengt dat prachtig naar voren. Het onderwerp ligt bovendien te gevoelig. Wij, ja wij, zouden misschien gaan schreeuwen. Wij zouden andere middelen gebruiken om iemand toch te overtuigen. Of toch niet? De wonden van de oorlog waren nog niet geheeld, nog lang niet. Zouden ze ooit volledig herstellen? Zijn onze levens ook niet nog steeds getekend door de oorlog? Die van onze ouders in ieder geval. Hoeveel overlevenden vertelden pas iets over de oorlog toen ze de dood voelden naderen? Hoeveel oorlogsverhalen zijn er nooit verteld, hoeveel zijn er mee gegaan het graf in? Het is goed om het complete beeld te schetsen. Het boek zegt zeker iets over de Japanse cultuur, maar het zegt ook iets over de manier waarop de wereld na de oorlog moest proberen om een nieuwe toekomst op te bouwen. De wereld had definitief zijn onschuld verloren. Naasten hadden hierbij een negatieve hoofdrol opgeëist, bewust of onbewust. Hoe vind je daar de woorden voor? Niet. Die woorden blijven onuitgesproken. Ishiguro laat die onuitgesproken woorden tussen de regels door luid en duidelijk horen.

As I Lay Dying - William Faulkner (1930)

Alternatieve titel: Terwijl Ik Al Heenging

4,0
Zelden had ik zo'n dubbel gevoel na het lezen van een boek. Sommige passages waren werkelijk schitterend, andere waren vooral erg lastig te volgen. Ik heb het mezelf niet gemakkelijk gemaakt door de Engelse versie te lezen. Er wordt door een aantal vertellers dialect en een vage zinsopbouw gebruikt. Ook de opbouw van het verhaal is erg vaag. Bijna had ik het boek weg gelegd, had ik opgegeven. Er wordt nogal wat van de lezer gevraagd.

En juist daarom las ik toch door. Toen ik op helft was werd me meer duidelijk en schemerde de kracht van het boek door. Wat een wijsheid, een levenslessen schemeren er door in de op het eerste oog oppervlakkige verslagen van de vertellers. Een voorbeeld:

De familie is onderweg met de wagen. Darl is aan het woord:'Life was created in the valleys. It blew up on to the hills on the old terrors, the old lusts, the old despairs. That's why you must walk up the hills so you can ride down.'

Misschien lees ik het boek nog eens in Nederlands om het volledig tot me door te laten dringen.

Ask the Dust - John Fante (1939)

Alternatieve titel: Vraag Het aan het Stof

4,0
Een boek voor de absolute literatuurliefhebber, voor diegene die zelf van het schrijven houdt, voor diegene ook die kan meeleven met het noodlot van de schrijver. Bandini op zoek naar de woorden die hem écht een schrijver maken. En op het moment dat hij die woorden lijkt te vinden vraagt hij zich, als schrijver, direct af wat die woorden nou werkelijk betekenen als een ander noodlot hem overkomt.

Sommige passages behoren tot de beste die ik heb gelezen, naderen bij vlagen zelfs de perfectie. Als lezer hoef je je alleen nog maar mee te laten nemen op de golven van de weergaloze die voorbij stromen. De verhouding met Camilla Lopez is de rode draad, is het verhaal waar het boek omheen is geschreven, maar dat verhaal is steeds ondergeschikt aan de stijl, het verhaal doet er amper toe. En toch kun je je als lezer blijven inleven in het verhaal, in de hoofdpersonen. En dat zonder dat de stijl, zoals wel vaker, op een dergelijke manier de overhand neemt dat het irriteert, dat het afleidt, dat het gewoon niet lekker leest.

Buitengewoon knap geschreven boek. Erg geïnteresseerd in meer werk van Fante.