menu

Boeken / Algemeen / Literatuur vs. filosofie

zoeken in:
Zoals hier beschreven was ik als kind een fanatiek lezer, maar verdween dat in de pubertijd. Vaak wordt beweerd dat de verplichte leeslijst, dus de school, alle leeslust doodt maar ikzelf heb dat nooit zo geloofd: verhalen lijken gewoon meer iets voor kinderen, omdat het een beroep doet op de verbeelding, waarbij de puber de echte wereld wil en moet gaan confronteren. Ikzelf werd daarbij naar de wetenschap en filosofie getrokken: de werkelijkheid is immers altijd fantastischer dan wat een mens kan bedenken en de filosofie articuleert alles wat begrepen kan worden in zijn zuivere vorm, dat is het begrip zelf. Alle kunst is, voor zover het überhaupt waarheid bevat, zo beschouwd slechts onnodige verpakking en détour. Met name het postmodernisme in de filosofie is echter ontwikkeld door literatuurliefhebbers, zoals Jacques Derrida, die precies die relatie tussen filosofie en literatuur hebben onderzocht. Hun conclusie is dat de filosofie ‘totalitair’ is in zijn wil tot het begrip terwijl de werkelijkheid zich nooit geheel laat begrijpen dan wel herleiden tot één ‘Groot Verhaal’. Juist literatuur kan ons laten zien dat de ervaringen om mens te zijn ambigu en paradoxaal zijn en dat er vele perspectieven ofwel verhalen mogelijk zijn. Filosofie als opstijging naar het Ene ofwel God, zoals die door de oude Grieken werd bedreven, of überhaupt de vooronderstelling dat de wereld begrijpelijk want rationeel is blijkt ijdel en uitsluitend (dus niet inclusief) naar het verschillende en de onbegrijpelijke want transcendente Ander. Literatuur geeft ons het verschil en de veelheid die niet zoals bij Hegel kunnen worden ‘aufgeheben’ in het begrip.

Zo beschouwd is het postmodernisme de emancipatie van literatuur die de suprematie van filosofie neerhaalt: niet de filosofie maar de literatuur moet het laatste woord zijn omdat er na het begrip altijd nog iets resteert dat aan het begrip ontsnapt en aldus subliem is. Overigens, reeds de Franse existentialisten bewogen zich bewust op het grensvlak van literatuur en filosofie vanuit het idee dat existentie een concrete (en absurde) geworpenheid in de wereld is en vanuit de geleefde ervaring moet worden begrepen (in Kierkegaards woorden: ‘de subjectiviteit is de waarheid’). Simone de Beauvoir ontwikkelde in dat verband een interessante theorie: als existentie zijn we vrij en moeten we zelf betekenis aan de wereld en ons leven geven maar de gegeven context waarin we dat leven leiden perkt onze mogelijkheden in waarbij het kind in een paradijselijke toestand verkeert omdat zijn vrijheid zich in de sfeer van de verbeelding en het spel bevindt en dus nog zonder verantwoordelijkheid is (welke verantwoordelijkheid volwassenen doet terugdeinzen voor de vrijheid en de autoriteit doet zoeken of scheppen). Zo beschouwd kan men literatuur opvatten als de heimwee of zelfs regressie naar de kindertijd want een vlucht uit de werkelijkheid waar men verantwoordelijkheden heeft. Maar Nietzsche, de grote leermeester van de postmodernisten, leerde dat de mens eerst kameel, daarna leeuw en tot slot kind moet worden: er is geen gegeven betekenis, want God is dood, en als we ons daarvan bewust zijn geworden, resteert ons het spel als uitdrukking van onze vrijheid (later zou Wittgenstein over taalspelen spreken).

Geprikkeld door deze filosofische ideeën heb ik sinds lange tijd weer eens een roman ter hand genomen, hetgeen door een gril van het lot Nabokov’s Lolita is geworden. Wat ik uit deze roman heb gehaald kan men hier lezen. Maar precies vanwege mijn verwoording van wat de roman in mijn interpretatie zegt dringt opnieuw de vraag op: als een roman überhaupt iets zegt, waarom zou je dan de roman nog lezen in plaats van de paar (filosofische) zinnen die kunnen uiteenzetten wat de roman zegt? Nabokov en waarschijnlijk de meeste fictieschrijvers haatten de vraag waar het boek over gaat (‘What is the guy trying to say?’): Nabokov wijst dan ook ook uitdrukkelijk filosofische romans zoals die van Thomas Mann af want voor hem bestaat fictie slechts voor zover het een “aesthetic bliss” levert, “that is a sense of being somehow, somewhere, connected with other states of being where art (curiosity, tenderness, kindness, ecstasy) is the norm.” De roman zou iets onzegbaars (het sublieme) moeten zeggen, zodat de filosofie met lege handen blijft staan. Maar laten we eerst onderzoeken of, aangenomen dat literatuur en kunst wel begrijpelijk is en dus filosofisch kan worden geanalyseerd, literatuur boven of onder de filosofie staat.

Volgens Schopenhauer is filosofie in zekere zin een empirische wetenschap van de cultuur: zoals de wetenschap door middel van de waarnemingen dus ervaringen van de natuur de natuurwetten vindt, vindt de filosoof inzichten of levenslessen uit de ervaring van kunstwerken die aldus de data voor de filosoof zijn. Het filosofische inzicht volgt zo uit de kunst of anders is kunst de popularisator van het filosofische inzicht: kunst en filosofie dansen zo om elkaar heen maar vanuit een bepaalde, wellicht romantische invalshoek is de kunst superieur in de zin dat wetenschap en filosofie slechts abstracties bieden. Is kunst als de belichaming, al dan niet bij wijze van popularisering, van een idee niet slechts inferieur ten opzichte van de ziel die is gescheiden van het lichaam als je de dood hoger acht dan het leven (zoals bij Plato die filosofie de voorbereiding op de dood noemde omdat het de ziel leert in te keren naar de eeuwige Ideeën in plaats van zich te leiden afleiden door het uitwendige van het lichamelijke)? Hegel is een ontoegankelijke auteur omdat hij het levende denken wil bieden en het abstracte verafschuwde: het proces of beweging is het levende terwijl het resultaat slechts het lijk is dat achterblijft. Is filosofie (behalve in het geval van Hegel dan) de ontleding van het lijk terwijl literatuur het nog warme lichaam geeft en ons daarom veel meer geluk of troost schenkt, althans voor zover we ons niet richten op het hiernamaals waarin we bevrijd van de kluisters van het lichaam en diens soms helse vurigheid eeuwig de Ideeën kunnen schouwen in een ijskoude hemel?

Gaat het uiteindelijk daarom: dat literatuur warmte geeft door te laten zien dat jij niet de enige bent met die gevoelens en ervaringen, dat jij niet alleen op de wereld bent, maar dat er ook anderen zijn die soms dezelfde maar soms ook andere gevoelens en ervaringen hebben, zodat het leven gaat om de verstandhouding met jezelf en de ander waartoe literatuur je bij de (warme) hand neemt in plaats van de filosofische gerichtheid op God en het leven in afzondering? De filosoof verlaat de grot der schaduwen maar zelfs Plato leert dat hij moet terugkeren naar de grot als hij de Zon heeft gezien omdat juist ook de wijze man een verantwoordelijkheid heeft ten opzichte van de medemens om die te leiden. En kan dat leiden anders dan door middel van religie en kunst omdat de onopgeleide man nog een kind is die niet op z’n begrip maar op zijn verbeelding moet worden aangesproken? Maar is de filosoof als substituut-god niet achterhaald en is het niet tijd geworden om deze onderdrukkende tiran te doden? Is deze lijkenontleder zelf niet al dood zonder het te weten?

Literatuur als het leven dat zich niet laat vatten in een idee: is dit een waar idee of biedt literatuur juist een substituut-leven – een dat we wel kunnen begrijpen – zoals filosofie een substituut-god in de vorm van onszelf levert? Transcendeert literatuur of kunst het leven – gelijk religie de filosofie transcendeert – om naar het sublieme te reiken, welke transcenderende ervaring door elk filosofisch begrip wordt doodgeslagen? Is elke analyse van een roman slechts de moord ervan en is dat de reden waarom niet het verplichte lezen maar wel de verplichte boekbesprekingen op de middelbare school de lust tot lezen doodt (en de reden waarom op deze website niemand de moeite neemt een boek te bespreken in de vorm van die schoolse analyse in thema’s, motieven, stijlfiguren, etc)? Maar wat is dat transcendente of in de kunst sinds de koele Kant het begrip leende van romanticus Burke als het sublieme aangeduide dat elk begrip overstijgt? Me dunkt dat een kunstwerk een ervaring van het nieuwe – het oude of bekende in een nieuwe vorm – geeft dat een herinterpretatie van het leven mogelijk maakt: het toont de verborgen krachten die in een leven werkzaam zijn waarbij alles wat voorvalt als menselijk bedenksel of maaksel zwanger of zelfs een spel is van betekenis maar die betekenis is (in de postmoderne tijd) niet gegeven maar vergt werk aan de kant van de ontvanger die zelf scheppend aan de slag moet. Een literair werk geeft aldus verschillende mogelijke interpretaties die kunnen worden onderzocht waarbij juist het spel van de mogelijkheden plezier geeft. Wellicht in die zin geeft kunst het zuivere esthetische genot om in een ruimte te vertoeven waar het echte leven is getransformeerd tot een ecstatische ervaring: niet getranscendeerd in het (filosofische) begrip maar geïntensiveerd als een nuchter delirium die nieuwe betekenissen schept.

Gast
geplaatst: vandaag om 02:50 uur

geplaatst: vandaag om 02:50 uur

Let op: In verband met copyright is het op BoekMeter.nl niet toegestaan om de inhoud van externe websites over te nemen, ook niet met bronvermelding. Je mag natuurlijk wel een link naar een externe pagina plaatsen, samen met je eigen beschrijving of eventueel de eerste alinea van de tekst. Je krijgt deze waarschuwing omdat het er op lijkt dat je een lange tekst hebt geplakt in je bericht.

* denotes required fields.