De Site / Gebruikers / Schrijf zelf eens wat
zoeken in:
0
geplaatst: 15 januari 2020, 00:31 uur
En voor de zoveelste keer ging Isaak op zoek naar Spot, door de Klieverstreek.
Weer dezelfde wegen, weer dezelfde weilanden, met chagrijnig kijkende koeien, boerderijen, en....
Oh nee hè.
Daar was zij weer. Die grote meid in de My Little Pony badjas. Ze liep aan de kant van de boerenweg. Zou Isaak zich nu omdraaien of...
'ISAAK!' riep ze.
Isaak remde. Zijn hart bonkte in zijn keel en hij liep spierwit aan. Het was als een terugkerende enge droom. Op vijf meter afstand stond ze stil en Isaak kneep de remmen in. De jongedame keek hem strak aan en opende haar My Little Pony badjas. Isaak bekeek weer haar kut en haar borsten.
Net als de vorige keer begon ze te urineren. De gele dikke straal spetterde op het beton van de boerenweg.
'Niet bang zijn.' zei ze, met een geruststellende stem. Haar vagina liet nog wat laatste stralen en druppels na.
'Niet bang zijn... Ik wil alleen even met je praten...' zei ze op een toon waar Isaak medelijden mee kreeg.
'Ehm... Wie... Wie ben je?'
'Doet er niet toe.'
De jongedame liep op hem af en gaf hem een trekje aan zijn T-shirt. Isaak draaide zich maar om, stapte af en liep met zijn fiets aan zijn handen met haar mee. Haar openstaande My Little Pony badjas flapperde aan haar blote kont mee.
Wat zou het andere geslacht eigenlijk voelen als ze naakt in buitenlucht zijn?
'Hierheen...'
De jongedame wees naar een inrit; bestaand uit twee lange wielsporen.
Het pad was lang. Aan de linkerkant bevond zich een maisveld en aan de rechterkant een weide met lang gras.
De jongedame nam een aanloop en sprong het slootje over, naar een weiland met hoog gras.
'Kom dan...'
Isaak nam een aanloop en sprong. Hij haalde de overkant net niet en tot zijn onderbenen belandde hij in het water.
De jongedame moest lachen en hief haar hand uit. Ze trok hem vervolgens de wal op.
De jongedame zat tegenover hem, met haar benen wijd. Ze keek met een zwoele blik naar Isaak en begon zichzelf te vingeren. Ze hijgde en ze kreunde erbij, en liet haar tong langs haar lippen gaan.
'Wil jij ook even... even vingeren? Even voelen... Alsjeblieft?'
Ze haalde haar vingers eruit en verschoof zich een beetje. Isaak betaste haar gleuf voorzichtig, alsof het elk moment zijn hand eraf kon bijten. Zijn hart klopte in zijn keel en hij wist niet of dit goed of slecht was. Alhoewel, dat had hij wel bij meer dingen.
'Maar wat ik dus zeggen wou... Ja stop maar...'
Isaak trok pardoes zijn hand terug.
Wat wou hij nu? Doorgaan met de zoektocht? Naar huis? Nee, niet naar huis. Hij wou nog wel even naar die strandbistro.
'....dat... ja, ik eehm... Ik ken jou ja...' zei ze.
'Waarvan dan?'
'Jouw moeder was lerares op mijn school.'
'Oké, op de Newton College?'
'Ja, vorig jaar...'
Ze begon zachtjes te huilen.
'Het spijt me dat ik het moet vertellen. Het is een eer dat ik nu de zoon dit kan vertellen... Maar jouw moeder was een hele nare griet.'
'Eeeehm....'
'Jouw moeder... heeft me gewoon zwaar beledigd.'
Ze haalde haar neus op en veegde haar tranen weg.
'Wat dan?'
'Nou, ik hou dus van My Little Pony...' zei ze met een kwelende piepende jammerklacht.
'...Ik had alles van My Little Pony. Mijn schooltas, mijn schriften, mijn etui, mijn trui, mijn string, mijn multomap... en wat doet je moeder? Die zeikt er over. Ja, ben ik niet al te oud voor al die My Little Pony's dit en dat? Ik zeg: Hallo, al die jongens zitten toch ook te kloten met Pokemon en daar zeg je niks over? Zegt zij: Ja, wat zei zij ook alweer... Iets met dat het een kinderachtig gebaar is voor de toekomst en die bullshit en iets met verkeerd wereldbeeld... en My Little Pony is voor meisjes van zes en niet voor jouw leeftijd en die shit...'
De tranen sijpelden uit haar roodbehuilde ogen en bij het vertellen van haar verhaal begon ze met haar vuisten op en neer te zwaaien.
'...en het is niet alleen je moeder. Ook mijn ouders zeiken erover... mijn vriendinnen zitten me nu allemaal te pesten met dat ik een klein meisje blijf en die dingen.'
Isaak durfde er niks tegenin te brengen. Bang voor iedere vorm van tegenslag.
'Maar... Je kent Cees de Superwipper toch wel?'
'C... Je bedoeld Cees Boom? De houtzager?'
'Ja...' jammerde ze. 'Cees was niet alleen mijn buurman maar ook mijn redding. Hij begreep me tenminste! Hij had een My Little Pony voor me uit het hout gezaagd.'
Isaak wist al diep van binnen dat deze zekere jongedame totaal niet spoorde... maar het leek anderzijds zo'n alledaagse normale vertoning.
'En nou is Cees weg.... Opgesloten... Mijn Cees...'
Isaak begon depressief te worden van deze voorstelling.
Ze haalde even diep adem.
'Mijn eigen ouders hebben EN die My Little Pony aan stukken gehakt... EN ze hebben met al die buurtbewoners het huis van Cees bestormd... EN ze hebben ook nog al het geld wat ik heb binnengehaald van me afgenomen...'
Ze liet weer een stroom van verdriet los en balde haar vuisten.
'HET IS ZO GEMEEN!!!'
Isaak moest weg. Hij moest gewoon weg. Naar de strandbistro. En wel heel snel.
'...en ze hebben me laten afvoeren.... En nu ben ik gevlucht... en word ik gezocht...'
De jongedame keek hem smekend aan.
'Zou je alsjeblieft met mij meewillen?'
Het zweet brak uit bij Isaak, zijn hart bonkte door zijn hele lichaam heen. De jongedame, waarvan Isaak nog steeds de naam niet van wist, begon als een spin aan te voelen die hem in een web nestelde. De rillingen liepen hem over zijn rug.
'Samen vluchten... Isaak! Je wilt toch geen deelgenoot uitmaken van jouw vervloekte moeder? Ze heeft mij zwaar beledigd... en een verschrikkelijk proces in werking gezet.... dat me....' ze zette een piepstem op. 'de houten My Little Pony had gekost.... en Cees.... Die lieve Cees...' Ze liet wat nasnikken. 'En ik ben ziek Isaak... Ik ben heel erg ziek...'
Isaak bevond zich in de strandbistro, met een bakje patat, een hamburger, een frikandel speciaal en een blikje cola voor zijn neus; betaald van het geld uit de portemonnee die eventjes kwijt was geraakt. Vanuit het raam zag hij dat het strand er rustig bij lag. De lucht was nog niet blauw genoeg om strandgangers te trekken. De radio speelde nog altijd dezelfde liedjes die Isaak vrijwel in elke gelegenheid op de achtergrond kon horen. Supergirl, It Wasn't Me. Achter de bar zat een kroegbazin de krant te lezen.
Isaak zat in ieder geval veilig. Die gekke griet bevond zich ver van hem vandaan. Het was hem gelukt om haar te ontkomen. Hij zei tegen haar dat hij wel met haar mee wilde, maar nadat hij over de sloot was gesprongen greep hij zijn fiets van de grond en zette hij hem op het racen. Hij hoorde het gekrijs en geschreeuw achter zich.
Terwijl hij met het plastic vorkje, in het plastic bakje een stukje van zijn frikandel af probeerde te snijden en in zijn mond stopte, bedacht hij zich voor de zoveelste keer in wat voor wereld hij toch zat. Al die mensen... Al die normale mensen.
Hij bedacht ook dat zijn rituele zoektocht steeds moeilijker zou gaan worden. Hij liep verdomme nog de kans om Spot straks over het hoofd te gaan zien, aangezien hij niet meer in de Klieverstreek durft te komen... In vrees om dat gekke wijf weer tegen te komen.
Misschien moest hij voortaan Marie-Jet meevragen... of de twee andere meiden. Dan zou hij zich veilig voelen.
De bistro kreeg een bezoeker. Er kwam een man in blauwe overal gelopen met een gigantisch varken aan een lijn.
Hij werd als vaste stamgast begroet, een biertje werd voor hem getapt, terwijl het varken uit een waterbak slobberde.
'Hoe is het met Deesje?' vroeg de barvrouw aan hem.
'Helemaal goed. Hij is helemaal vrij verklaard van de Mond en Klauwzeer.'
'Ooooh, ja... Dat was echt verschrikkelijk laatst hè?'
'Ja... en nu laat ik het beestje weer even uit.'
'Ach, ach, ach... Hé.... hé.... Deeeesje...'
Geknor als antwoord.
'Is Deesje helemaal schoon verklaard?'
'Nouja, de biggetjes moest ik allemaal laten inslapen... maar zij is in ieder geval vrij. Echt een zeldzaam wonder!'
'Wacht... Ik heb wel wat voor onze lieve Deesje. Voor de schrik.'
De barvrouw liep naar de snackgedeelte en kwam even later terug met wat bevroren frikandellen.
'Hier Deesje, eet maar op.... Mmmh, lekker hè? Dat heb je wel verdiend na zo'n zware periode.'
Deesje veegde al knorrend haar snuit in de bevroren frikandellen op de vloer en werkte ze al zuigend en slobberend weg. Het liet allemaal vieze vlekken na.
Hoe langer het duurde, hoe meer de hele zaak omtrent Spot hem onder zijn huid ging zitten. Maar hij kon niet dood zijn. Dat kon gewoon niet. En hij moest doorgaan. Hij moest het huilen voor zichzelf bewaren. De wond begon pijn te doen als hij op televisie figuren zag die hij met Spot kon associëren.
Een dode muis op de tuinpad, waarschijnlijk vermoord door Dahmer of Creepy weerstond hem er niet van om zijn verdriet los te laten. Of de dromen waarbij Spot weer voor de deur staat de miauwen.... of wanneer hij weer met zijn ouders een rit maakte; naar Schagen... of waar dan ook; dat hij uit het raam keek en, terwijl het landschap tussen Anna Paulowna en Schagen voorbij scheerde, deed alsof Spot daarbuiten naast de auto meerende. Springend over de sloten, hekken, daken... lopend over de begraasde polderdijk... Het waren momentjes dat de wilskracht op volle toeren draaide en Isaak maar bleef zoeken... en wachten... Op een van de mensen die hem zouden kunnen bellen. Want de vorige keer was hij ook gebeld door een opvangtehuis. Waarom zou dat nou dan niet weer gebeuren?
Hij speelde bij Rennie, terwijl Chris ook aanwezig was... en ene Raymond. Drie jongens die hem mochten verwelkomen voor het aankomende schooljaar.
Ze gebruikten Rennie's achtertuin als speelplaats, of trokken ze, naast elkaar, over het geploegde land achter het huis terwijl de ziedende hitte over ze uitstreek.
Thuis stripboeken lezen, de A2 racer-spelletjes spelen; en schreeuwen en huilen als hij verloor of als het spelletje vast liep, en video-opnames kijken van Snoopy, die op dat ogenblik een periode door Zappelin werden uitgezonden. De aflevering op de ijsbaan, met de melancholische orgeldeuntjes. Die aflevering waar Charlie Brown en Linus hard op zoek gaan naar een meisje waar Charlie smoorverliefd op is geraakt.
Isaak snapte dat hele geval liefde niet. Het is slechts een zoetsappig, nietszeggend meisjesgebeuren, wat niet bestemd was voor stoere jongetjes zoals hij.
De kriebels namen weer toe en hij ging Spot weer zoeken, al was het misschien ook maar om de strandbistro weer te gaan bezoeken. Hij kon weer veilig zoeken in de Klieverstreek.
De zekere My Little Pony-meid had zichzelf inmiddels opgehangen. Het stond in de plaatselijke courant.
Weer dezelfde wegen, weer dezelfde weilanden, met chagrijnig kijkende koeien, boerderijen, en....
Oh nee hè.
Daar was zij weer. Die grote meid in de My Little Pony badjas. Ze liep aan de kant van de boerenweg. Zou Isaak zich nu omdraaien of...
'ISAAK!' riep ze.
Isaak remde. Zijn hart bonkte in zijn keel en hij liep spierwit aan. Het was als een terugkerende enge droom. Op vijf meter afstand stond ze stil en Isaak kneep de remmen in. De jongedame keek hem strak aan en opende haar My Little Pony badjas. Isaak bekeek weer haar kut en haar borsten.
Net als de vorige keer begon ze te urineren. De gele dikke straal spetterde op het beton van de boerenweg.
'Niet bang zijn.' zei ze, met een geruststellende stem. Haar vagina liet nog wat laatste stralen en druppels na.
'Niet bang zijn... Ik wil alleen even met je praten...' zei ze op een toon waar Isaak medelijden mee kreeg.
'Ehm... Wie... Wie ben je?'
'Doet er niet toe.'
De jongedame liep op hem af en gaf hem een trekje aan zijn T-shirt. Isaak draaide zich maar om, stapte af en liep met zijn fiets aan zijn handen met haar mee. Haar openstaande My Little Pony badjas flapperde aan haar blote kont mee.
Wat zou het andere geslacht eigenlijk voelen als ze naakt in buitenlucht zijn?
'Hierheen...'
De jongedame wees naar een inrit; bestaand uit twee lange wielsporen.
Het pad was lang. Aan de linkerkant bevond zich een maisveld en aan de rechterkant een weide met lang gras.
De jongedame nam een aanloop en sprong het slootje over, naar een weiland met hoog gras.
'Kom dan...'
Isaak nam een aanloop en sprong. Hij haalde de overkant net niet en tot zijn onderbenen belandde hij in het water.
De jongedame moest lachen en hief haar hand uit. Ze trok hem vervolgens de wal op.
De jongedame zat tegenover hem, met haar benen wijd. Ze keek met een zwoele blik naar Isaak en begon zichzelf te vingeren. Ze hijgde en ze kreunde erbij, en liet haar tong langs haar lippen gaan.
'Wil jij ook even... even vingeren? Even voelen... Alsjeblieft?'
Ze haalde haar vingers eruit en verschoof zich een beetje. Isaak betaste haar gleuf voorzichtig, alsof het elk moment zijn hand eraf kon bijten. Zijn hart klopte in zijn keel en hij wist niet of dit goed of slecht was. Alhoewel, dat had hij wel bij meer dingen.
'Maar wat ik dus zeggen wou... Ja stop maar...'
Isaak trok pardoes zijn hand terug.
Wat wou hij nu? Doorgaan met de zoektocht? Naar huis? Nee, niet naar huis. Hij wou nog wel even naar die strandbistro.
'....dat... ja, ik eehm... Ik ken jou ja...' zei ze.
'Waarvan dan?'
'Jouw moeder was lerares op mijn school.'
'Oké, op de Newton College?'
'Ja, vorig jaar...'
Ze begon zachtjes te huilen.
'Het spijt me dat ik het moet vertellen. Het is een eer dat ik nu de zoon dit kan vertellen... Maar jouw moeder was een hele nare griet.'
'Eeeehm....'
'Jouw moeder... heeft me gewoon zwaar beledigd.'
Ze haalde haar neus op en veegde haar tranen weg.
'Wat dan?'
'Nou, ik hou dus van My Little Pony...' zei ze met een kwelende piepende jammerklacht.
'...Ik had alles van My Little Pony. Mijn schooltas, mijn schriften, mijn etui, mijn trui, mijn string, mijn multomap... en wat doet je moeder? Die zeikt er over. Ja, ben ik niet al te oud voor al die My Little Pony's dit en dat? Ik zeg: Hallo, al die jongens zitten toch ook te kloten met Pokemon en daar zeg je niks over? Zegt zij: Ja, wat zei zij ook alweer... Iets met dat het een kinderachtig gebaar is voor de toekomst en die bullshit en iets met verkeerd wereldbeeld... en My Little Pony is voor meisjes van zes en niet voor jouw leeftijd en die shit...'
De tranen sijpelden uit haar roodbehuilde ogen en bij het vertellen van haar verhaal begon ze met haar vuisten op en neer te zwaaien.
'...en het is niet alleen je moeder. Ook mijn ouders zeiken erover... mijn vriendinnen zitten me nu allemaal te pesten met dat ik een klein meisje blijf en die dingen.'
Isaak durfde er niks tegenin te brengen. Bang voor iedere vorm van tegenslag.
'Maar... Je kent Cees de Superwipper toch wel?'
'C... Je bedoeld Cees Boom? De houtzager?'
'Ja...' jammerde ze. 'Cees was niet alleen mijn buurman maar ook mijn redding. Hij begreep me tenminste! Hij had een My Little Pony voor me uit het hout gezaagd.'
Isaak wist al diep van binnen dat deze zekere jongedame totaal niet spoorde... maar het leek anderzijds zo'n alledaagse normale vertoning.
'En nou is Cees weg.... Opgesloten... Mijn Cees...'
Isaak begon depressief te worden van deze voorstelling.
Ze haalde even diep adem.
'Mijn eigen ouders hebben EN die My Little Pony aan stukken gehakt... EN ze hebben met al die buurtbewoners het huis van Cees bestormd... EN ze hebben ook nog al het geld wat ik heb binnengehaald van me afgenomen...'
Ze liet weer een stroom van verdriet los en balde haar vuisten.
'HET IS ZO GEMEEN!!!'
Isaak moest weg. Hij moest gewoon weg. Naar de strandbistro. En wel heel snel.
'...en ze hebben me laten afvoeren.... En nu ben ik gevlucht... en word ik gezocht...'
De jongedame keek hem smekend aan.
'Zou je alsjeblieft met mij meewillen?'
Het zweet brak uit bij Isaak, zijn hart bonkte door zijn hele lichaam heen. De jongedame, waarvan Isaak nog steeds de naam niet van wist, begon als een spin aan te voelen die hem in een web nestelde. De rillingen liepen hem over zijn rug.
'Samen vluchten... Isaak! Je wilt toch geen deelgenoot uitmaken van jouw vervloekte moeder? Ze heeft mij zwaar beledigd... en een verschrikkelijk proces in werking gezet.... dat me....' ze zette een piepstem op. 'de houten My Little Pony had gekost.... en Cees.... Die lieve Cees...' Ze liet wat nasnikken. 'En ik ben ziek Isaak... Ik ben heel erg ziek...'
Isaak bevond zich in de strandbistro, met een bakje patat, een hamburger, een frikandel speciaal en een blikje cola voor zijn neus; betaald van het geld uit de portemonnee die eventjes kwijt was geraakt. Vanuit het raam zag hij dat het strand er rustig bij lag. De lucht was nog niet blauw genoeg om strandgangers te trekken. De radio speelde nog altijd dezelfde liedjes die Isaak vrijwel in elke gelegenheid op de achtergrond kon horen. Supergirl, It Wasn't Me. Achter de bar zat een kroegbazin de krant te lezen.
Isaak zat in ieder geval veilig. Die gekke griet bevond zich ver van hem vandaan. Het was hem gelukt om haar te ontkomen. Hij zei tegen haar dat hij wel met haar mee wilde, maar nadat hij over de sloot was gesprongen greep hij zijn fiets van de grond en zette hij hem op het racen. Hij hoorde het gekrijs en geschreeuw achter zich.
Terwijl hij met het plastic vorkje, in het plastic bakje een stukje van zijn frikandel af probeerde te snijden en in zijn mond stopte, bedacht hij zich voor de zoveelste keer in wat voor wereld hij toch zat. Al die mensen... Al die normale mensen.
Hij bedacht ook dat zijn rituele zoektocht steeds moeilijker zou gaan worden. Hij liep verdomme nog de kans om Spot straks over het hoofd te gaan zien, aangezien hij niet meer in de Klieverstreek durft te komen... In vrees om dat gekke wijf weer tegen te komen.
Misschien moest hij voortaan Marie-Jet meevragen... of de twee andere meiden. Dan zou hij zich veilig voelen.
De bistro kreeg een bezoeker. Er kwam een man in blauwe overal gelopen met een gigantisch varken aan een lijn.
Hij werd als vaste stamgast begroet, een biertje werd voor hem getapt, terwijl het varken uit een waterbak slobberde.
'Hoe is het met Deesje?' vroeg de barvrouw aan hem.
'Helemaal goed. Hij is helemaal vrij verklaard van de Mond en Klauwzeer.'
'Ooooh, ja... Dat was echt verschrikkelijk laatst hè?'
'Ja... en nu laat ik het beestje weer even uit.'
'Ach, ach, ach... Hé.... hé.... Deeeesje...'
Geknor als antwoord.
'Is Deesje helemaal schoon verklaard?'
'Nouja, de biggetjes moest ik allemaal laten inslapen... maar zij is in ieder geval vrij. Echt een zeldzaam wonder!'
'Wacht... Ik heb wel wat voor onze lieve Deesje. Voor de schrik.'
De barvrouw liep naar de snackgedeelte en kwam even later terug met wat bevroren frikandellen.
'Hier Deesje, eet maar op.... Mmmh, lekker hè? Dat heb je wel verdiend na zo'n zware periode.'
Deesje veegde al knorrend haar snuit in de bevroren frikandellen op de vloer en werkte ze al zuigend en slobberend weg. Het liet allemaal vieze vlekken na.
Hoe langer het duurde, hoe meer de hele zaak omtrent Spot hem onder zijn huid ging zitten. Maar hij kon niet dood zijn. Dat kon gewoon niet. En hij moest doorgaan. Hij moest het huilen voor zichzelf bewaren. De wond begon pijn te doen als hij op televisie figuren zag die hij met Spot kon associëren.
Een dode muis op de tuinpad, waarschijnlijk vermoord door Dahmer of Creepy weerstond hem er niet van om zijn verdriet los te laten. Of de dromen waarbij Spot weer voor de deur staat de miauwen.... of wanneer hij weer met zijn ouders een rit maakte; naar Schagen... of waar dan ook; dat hij uit het raam keek en, terwijl het landschap tussen Anna Paulowna en Schagen voorbij scheerde, deed alsof Spot daarbuiten naast de auto meerende. Springend over de sloten, hekken, daken... lopend over de begraasde polderdijk... Het waren momentjes dat de wilskracht op volle toeren draaide en Isaak maar bleef zoeken... en wachten... Op een van de mensen die hem zouden kunnen bellen. Want de vorige keer was hij ook gebeld door een opvangtehuis. Waarom zou dat nou dan niet weer gebeuren?
Hij speelde bij Rennie, terwijl Chris ook aanwezig was... en ene Raymond. Drie jongens die hem mochten verwelkomen voor het aankomende schooljaar.
Ze gebruikten Rennie's achtertuin als speelplaats, of trokken ze, naast elkaar, over het geploegde land achter het huis terwijl de ziedende hitte over ze uitstreek.
Thuis stripboeken lezen, de A2 racer-spelletjes spelen; en schreeuwen en huilen als hij verloor of als het spelletje vast liep, en video-opnames kijken van Snoopy, die op dat ogenblik een periode door Zappelin werden uitgezonden. De aflevering op de ijsbaan, met de melancholische orgeldeuntjes. Die aflevering waar Charlie Brown en Linus hard op zoek gaan naar een meisje waar Charlie smoorverliefd op is geraakt.
Isaak snapte dat hele geval liefde niet. Het is slechts een zoetsappig, nietszeggend meisjesgebeuren, wat niet bestemd was voor stoere jongetjes zoals hij.
De kriebels namen weer toe en hij ging Spot weer zoeken, al was het misschien ook maar om de strandbistro weer te gaan bezoeken. Hij kon weer veilig zoeken in de Klieverstreek.
De zekere My Little Pony-meid had zichzelf inmiddels opgehangen. Het stond in de plaatselijke courant.
5
geplaatst: 6 mei 2020, 00:08 uur
Vorig jaar was ik op het huwelijk van de 18-jarige Manal en de 20-jarige Ahmed. Zij is de jongere zus van mijn goede vriend Mahmoud, die ik eigenlijk al ken sinds mijn leven zich ten dele in Egypte begon af te spelen. Ahmed is om het leven gekomen bij een noodlottig motorongeluk. Dit schreef ik erover:
Gisteren dan eindelijk weer Mahmoud gezien. Hij is terug uit z'n geboortestreek (Kafr el Sheikh) waar hij had geholpen met de begrafenis van zijn zwager. Ahmed was om het leven gekomen bij een motorongeluk en Mahmoud's zus Manal zat bij hem achterop. Het blijft nog altijd een mysterie wat nu precies de oorzaak is geweest. Ahmed had suikerziekte en het was vastenmaand, maar door zijn ziekte had hij permissie om te blijven eten en drinken. Wel heeft Manal later gezegd dat ze het gevoel haf dat er 'iets' niet klopte aan zijn blik en manier van spreken. Maar wat precies, dat weet niemand.
Manal heeft ook geen herinnering meer aan het gebeurde, want bij de botsing was ze meteen knock-out. Haar gezichtsverwondingen zijn goed aan het herstellen en ze heeft er niks ernstigs aan overgehouden. Het blijft wrang. Mahmoud vertelde dat hij op de avond van het ongeluk tegen Ahmed zei dat zijn zus met een minibus terug moest. Ze waren voor het begin van de vastenmaand in Kafr el Sheikh en moesten terug naar hun appartement in Caïro. Op weg naar Benha gebeurde het ongeluk. Triest genoeg heeft Ahmed de motor op afbetaling gekocht en wordt zijn familie nu opgezadeld met het restbedrag. (Het ding kost omgerekend 1000 euro) Het voertuig ligt total loss op een politiebureau, maar ze gaan kijken of er nog iets valt te regelen met de winkel.
De begrafenis was naar verluidt nogal een happening. Zo'n pasgetrouwde jongeman die van het ene op het andere moment is overleden bij een ongeluk. Ik durfde zelf niet over corona te beginnen, maar vooral op de eerste dag schijnt het huis van Mahmoud's moeder vol te hebben gezeten met gasten. Eigenlijk is er een verordening dat dit soort grote evenementen niet meer mogen plaatsvinden. Er is wel politie langsgekomen om ze erop te wijzen, maar die konden weinig beginnen tegen een overmacht van dorpelingen die iets anders aan hun hoofd hadden. Ongemakkelijk wel, dan zit ik op anderhalve meter afstand van Mahmoud en maak ik me vooral zorgen om dat stomme coronavirus. De angst voor mijn eigen gezondheid voelde onbeduidend bij dat wat zijn familie heeft moest doorstaan. Maar ik kon het niet maken om hem twee weken op afstand te houden. Niet nu.
Mahmoud zag er slecht uit. Hij vertelde dat hij drie nachten niet had geslapen of gegeten. Er zat een knoop in zijn maag en hij lustte niks meer. 'Ahmed is in Allah's handen', zei hij. 'En gelukkig is het de heilige maand, want dan staan de poorten van het paradijs open.' Hij maakte zich zorgen om zijn zus, want ze had het buitengewoon goed getroffen met haar echtgenoot. Allebei jong en gek op elkaar. Het is maar de vraag of ze hierna een man gaat vinden waar ze zó gelukkig mee wordt. Aan de huwelijksaanzoeken zal het overigens niet liggen. Tot haar ergernis probeerden mensen haar al te koppelen op de dag van Ahmed's begrafenis. En dat terwijl er volgens de islamitische traditie een maand of vier tussen moet zitten voordat ze mag hertrouwen. Manal is teruggegaan naar haar schoonouders om met hen te rouwen.
Wat me zo treft is hoe gelaten Mahmoud over het gebeuren is. Hij vindt rust in zijn geloof en maakt zich niet boos om wat er is gebeurd. Niet op Ahmed, maar ook niet op de omstandigheden waarin de jongeman om het leven is gekomen. Het is niet uitgesloten dat Ahmed's dood ermee te maken heeft dat ze zeker een halfuur moesten wachten op een ambulance. Hij lag daar op de grond met z'n suikerziekte en een ernstige hoofdwond. Het zou goed kunnen dat het wachten op medische hulp hem fataal is geworden.
Ik ben blij dat ik Mahmoud toch heb gezien. De grapjes die we uitwisselen. De leuke herinneringen. De 'diepzinnige' gesprekken die voorbij gaan aan de taalbarrière - ik met mijn steenkolenarabisch en hij met een mengeling van Nederlands, Engels en Arabisch. Tussen ons leek alles als normaal, maar de zwaarte in zijn stem deed me pijn. Het is zo onbevattelijk tragisch wat er op het pad is gekomen van zijn zusje.
Dat Manal maar ooit het huwelijksgeluk mag hervinden met een man die van haar houdt zoals Ahmed ooit deed. Ze is nog zo jong.
Gisteren dan eindelijk weer Mahmoud gezien. Hij is terug uit z'n geboortestreek (Kafr el Sheikh) waar hij had geholpen met de begrafenis van zijn zwager. Ahmed was om het leven gekomen bij een motorongeluk en Mahmoud's zus Manal zat bij hem achterop. Het blijft nog altijd een mysterie wat nu precies de oorzaak is geweest. Ahmed had suikerziekte en het was vastenmaand, maar door zijn ziekte had hij permissie om te blijven eten en drinken. Wel heeft Manal later gezegd dat ze het gevoel haf dat er 'iets' niet klopte aan zijn blik en manier van spreken. Maar wat precies, dat weet niemand.
Manal heeft ook geen herinnering meer aan het gebeurde, want bij de botsing was ze meteen knock-out. Haar gezichtsverwondingen zijn goed aan het herstellen en ze heeft er niks ernstigs aan overgehouden. Het blijft wrang. Mahmoud vertelde dat hij op de avond van het ongeluk tegen Ahmed zei dat zijn zus met een minibus terug moest. Ze waren voor het begin van de vastenmaand in Kafr el Sheikh en moesten terug naar hun appartement in Caïro. Op weg naar Benha gebeurde het ongeluk. Triest genoeg heeft Ahmed de motor op afbetaling gekocht en wordt zijn familie nu opgezadeld met het restbedrag. (Het ding kost omgerekend 1000 euro) Het voertuig ligt total loss op een politiebureau, maar ze gaan kijken of er nog iets valt te regelen met de winkel.
De begrafenis was naar verluidt nogal een happening. Zo'n pasgetrouwde jongeman die van het ene op het andere moment is overleden bij een ongeluk. Ik durfde zelf niet over corona te beginnen, maar vooral op de eerste dag schijnt het huis van Mahmoud's moeder vol te hebben gezeten met gasten. Eigenlijk is er een verordening dat dit soort grote evenementen niet meer mogen plaatsvinden. Er is wel politie langsgekomen om ze erop te wijzen, maar die konden weinig beginnen tegen een overmacht van dorpelingen die iets anders aan hun hoofd hadden. Ongemakkelijk wel, dan zit ik op anderhalve meter afstand van Mahmoud en maak ik me vooral zorgen om dat stomme coronavirus. De angst voor mijn eigen gezondheid voelde onbeduidend bij dat wat zijn familie heeft moest doorstaan. Maar ik kon het niet maken om hem twee weken op afstand te houden. Niet nu.
Mahmoud zag er slecht uit. Hij vertelde dat hij drie nachten niet had geslapen of gegeten. Er zat een knoop in zijn maag en hij lustte niks meer. 'Ahmed is in Allah's handen', zei hij. 'En gelukkig is het de heilige maand, want dan staan de poorten van het paradijs open.' Hij maakte zich zorgen om zijn zus, want ze had het buitengewoon goed getroffen met haar echtgenoot. Allebei jong en gek op elkaar. Het is maar de vraag of ze hierna een man gaat vinden waar ze zó gelukkig mee wordt. Aan de huwelijksaanzoeken zal het overigens niet liggen. Tot haar ergernis probeerden mensen haar al te koppelen op de dag van Ahmed's begrafenis. En dat terwijl er volgens de islamitische traditie een maand of vier tussen moet zitten voordat ze mag hertrouwen. Manal is teruggegaan naar haar schoonouders om met hen te rouwen.
Wat me zo treft is hoe gelaten Mahmoud over het gebeuren is. Hij vindt rust in zijn geloof en maakt zich niet boos om wat er is gebeurd. Niet op Ahmed, maar ook niet op de omstandigheden waarin de jongeman om het leven is gekomen. Het is niet uitgesloten dat Ahmed's dood ermee te maken heeft dat ze zeker een halfuur moesten wachten op een ambulance. Hij lag daar op de grond met z'n suikerziekte en een ernstige hoofdwond. Het zou goed kunnen dat het wachten op medische hulp hem fataal is geworden.
Ik ben blij dat ik Mahmoud toch heb gezien. De grapjes die we uitwisselen. De leuke herinneringen. De 'diepzinnige' gesprekken die voorbij gaan aan de taalbarrière - ik met mijn steenkolenarabisch en hij met een mengeling van Nederlands, Engels en Arabisch. Tussen ons leek alles als normaal, maar de zwaarte in zijn stem deed me pijn. Het is zo onbevattelijk tragisch wat er op het pad is gekomen van zijn zusje.
Dat Manal maar ooit het huwelijksgeluk mag hervinden met een man die van haar houdt zoals Ahmed ooit deed. Ze is nog zo jong.
6
geplaatst: 7 mei 2020, 23:06 uur
Trots op mijn moeder. Dat ze gisteren bij een patisserie netjes anderhalve meter afstand houdt in de wachtrij en er op z'n Egyptisch steeds nieuwe mensen voordringen. Maar ze blijft hen nochtans hun plek wijzen. Dan dringt een statige man in pak (mét stropdas) voor. Ook tegen deze meneer blijft mijn moeder onverbiddelijk. Achteraan aansluiten en hou je aan de regels! Hij schrikt van haar reprimande, maar herpakt zichzelf. Is het er eigenlijk wel mee eens. Met bulderende stem maant hij de andere wachtenden om zich aan de regels te houden. En - wonder boven wonder - het helpt! Dezelfde mensen die net nog bovenop elkaar stonden, begrijpen de boodschap en houden nu wel ruimte. Mijn moeder koopt 'kunafa' (de Egyptische variant op baklava) voor de mensen waar we die avond onze iftar verbreken.
Bij onze avondmaaltijd vertelt de achttienjarige dochter van de gastheer dat ze voor een belangrijke keuze staat. Ze haalt hoge cijfers op haar twee BA-studies en heeft op die grond een beurs gekregen om in Engeland te mogen studeren. Maar haar vader weigert het pertinent. Ze heeft toch een goed leven? En hij heeft zelf een onderneming opgebouwd die zij kan overnemen. Dan komt het pijnpunt naar boven. Haar jongere broer zou toestemming gekregen hebben om in het buitenland te studeren. En dat terwijl zij nu al alleen in een studentencomplex woont in Caïro!? Maar mijn moeder kent geen gêne en neemt het onverbloemd voor het meisje op. Waarom nou toch die dubbele maat? Of je weigert studeren in het buitenland voor allebei of je geeft ze dezelfde kans! Die kansrijke, intelligente jonge vrouw moet gewoon haar eigen pad kunnen volgen. Haar moeder en broertje zijn het er eigenlijk wel mee eens. Het overwicht aan mensen met dezelfde mening maakt dat haar vader stokt in zijn rotsvaste overtuiging. Hij is toch niet meer zó zeker van zijn standpunt.
Overigens begrijpen we het óók vanuit zíjn perspectief. Het is zijn enige dochter en hij vindt het een veiliger idee dat ze voortbouwt op wat hij heeft opgebouwd. Ook fysiek veilig bij hem in de buurt. De rol van mijn moeder is niet groter dan het is, maar ze plant wél zaadjes van twijfel omdat ze vrouwmoedig zichzelf blijft en verdedigt wat van waarde is. Kleine deukjes in het patriarchaat. Elke keer weer.
Bij onze avondmaaltijd vertelt de achttienjarige dochter van de gastheer dat ze voor een belangrijke keuze staat. Ze haalt hoge cijfers op haar twee BA-studies en heeft op die grond een beurs gekregen om in Engeland te mogen studeren. Maar haar vader weigert het pertinent. Ze heeft toch een goed leven? En hij heeft zelf een onderneming opgebouwd die zij kan overnemen. Dan komt het pijnpunt naar boven. Haar jongere broer zou toestemming gekregen hebben om in het buitenland te studeren. En dat terwijl zij nu al alleen in een studentencomplex woont in Caïro!? Maar mijn moeder kent geen gêne en neemt het onverbloemd voor het meisje op. Waarom nou toch die dubbele maat? Of je weigert studeren in het buitenland voor allebei of je geeft ze dezelfde kans! Die kansrijke, intelligente jonge vrouw moet gewoon haar eigen pad kunnen volgen. Haar moeder en broertje zijn het er eigenlijk wel mee eens. Het overwicht aan mensen met dezelfde mening maakt dat haar vader stokt in zijn rotsvaste overtuiging. Hij is toch niet meer zó zeker van zijn standpunt.
Overigens begrijpen we het óók vanuit zíjn perspectief. Het is zijn enige dochter en hij vindt het een veiliger idee dat ze voortbouwt op wat hij heeft opgebouwd. Ook fysiek veilig bij hem in de buurt. De rol van mijn moeder is niet groter dan het is, maar ze plant wél zaadjes van twijfel omdat ze vrouwmoedig zichzelf blijft en verdedigt wat van waarde is. Kleine deukjes in het patriarchaat. Elke keer weer.
4
geplaatst: 27 mei 2020, 16:38 uur
Eigenlijk gingen we op bezoek bij onze vriend Mardi, een bedoeïen die met zijn familie aan de voet woont van Taposiris Magna. Daar houden ze het terrein in de gaten en onderhouden contacten met westerse archeologen. Zo heeft Mardi al eens gefigureerd in een productie van National Geographic. Het neemt niet weg dat ze een hard leven hebben. Een paar weken geleden kwamen we langs en hadden de plaatselijke bedoeïenen zich verzameld bij de moskee. Voor de begrafenis van een kind, omgekomen bij een auto-ongeluk.
Deze keer is er iets soortgelijks gebeurd met een stamlid. Tegenover Taposiris Magna loopt de snelweg richting Marsa Matrouh. Na de oversteek ligt een luxe-resort (Golden Beach) aan de Middellandse Zee, waar Egyptenaren uit de hogere regionen hebben geïnvesteerd in vakantiehuizen. Het resort is langs alle kanten afgesloten, maar in de schaduw van de omheiningsmuur loopt er een slecht onderhouden pad naar zee. Een stukje publiek strand dat (nog) niet opgekocht is voor privégebruik. (Al kun je je afvragen hoe legaal het is, niet dat men daar op dit soort plekken erg mee zit.) Uiteindelijk komt het pad uit bij de Middellandse Zee.
Vanaf Taposiris Magna bellen we Mardi op om te vragen of we even langs kunnen komen. Hij is zoals altijd enthousiast en opgewekt, maar kan niet afspreken. Een paar dagen terug vroegen we hem al waarom er opeens zoveel auto's stonden bij het sluippaadje naar zee. Hij deelde ons toen mee dat er een vijftienjarige jongen was verdronken in de Middellandse Zee. Zijn lichaam is nog altijd niet aangespoeld. Ook vandaag trekken tientallen stamleden naar het strand in de hoop dat hun familielid toch aanspoelt. Mardi maant ons om langs te komen.
We maken ons rondje af met de hond (de foto's die je ziet zijn nog steeds van Taposiris Magna) en besluiten erheen te gaan. Ik ben wat terughoudend omdat er toch iets aan kleeft van ramptoerisme. Langs de weg staan opnieuw auto's geparkeerd. Over een afscheidingsslootje heeft men een vermolmde houten voordeur gelegd. Het provisorische bruggetje piept en kraakt vervaarlijk onder het gewicht van mij en Alex, maar we komen aan de overkant. Langs een vuilstortplaats met verbrand afval en een wit kalksteenveld. Zoals Egypte kan zijn: rommelig en vies door het straatafval, maar tegelijkertijd idyllisch.
Mijn eerdere terughoudendheid blijkt ongegrond en er hangt een ontspannen sfeer. Dagjesmensen op de tweede dag van het Suikerfeest. Genietend van de warme landerigheid wanneer er weinig hoeft. De oproep tot het middaggebed heeft net geklonken en er lopen enkele godsvruchtige mensen terug naar de nabijgelegen moskee. Ook opvallend veel families met vrouwen en kinderen, of zelfs jongelui op een motorfiets. Straks moeten ze met dat voertuig over het wankele bruggetje rijden.
Op het strand aangekomen is er enige verwarring waar Mardi zich bevindt. Het is een wat surreëel gezicht omdat vrijwel iedere jongen of man uniform is gekleed in die zo kenmerkende witte galabeya. Af en toe contrasteert een volledig zwartgesluierde vrouw met de rest. Waar is Mardi? Van verschillende kanten komen er mensen naar ons toe die meteen weten dat we voor hem komen. Nieuws gaat snel in dit soort hechte gemeenschappen.
Geen wonder dat we Mardi niet konden vinden. Hij staat langs de kustlijn en heeft een doek over zijn hoofd gewikkeld. Ietwat theatraal haalt hij het eraf als een mummie in een B-film die zijn windsels afwerpt. Gelukkig verschijnt er geen monsterlijk gelaat, maar dat van onze goedlachse en vertrouwde vriend.
Hij vertelt dat ze 's morgens langs de kust varen met een speedbootje om het lichaam te traceren. Daarnaast hebben ze contact gehad met omringende compounds om hen te waarschuwen wanneer het lichaam mocht aanspoelen. Hun verwachting is dat het lichaam na verloop van tijd opzwelt en losraakt van de plek waar het is blijven steken. Mijn moeder ziet het somberder in. Ze heeft jarenlang aan de kust gewoond bij een berucht verdrinkingsoord. Het werd in de volksmond 'beach of death' genoemd door de vele verdronkenen in de zomermaanden.
Soms spoelden lichamen kilometers verder aan. Soms bleven de familieleden wekenlang komen en werd hun dierbare uiteindelijk nooit teruggevonden. De pijnlijke werkelijkheid is dat ook deze bedoeïenen misschien nooit het lichaam terugvinden van hun dierbare. Toch heeft het iets warms dat tientallen leden van deze stam bij elkaar komen. De collectieve hoop dat één van hen terugkeert bij de mensen die van hem hebben gehouden, zodat zijn vrienden & directe familie het een plek kunnen geven. Ze zijn er in ieder geval voor elkaar, ook na iemands dood.
Op de terugweg komt er een oudere man naar ons toe. Vol trots zegt hij 'good evening' om te laten zien dat hij de Engelse taal machtig is. Waar komen we vandaan? Ik antwoord hem 'Holland' terug in mijn steenkolenarabisch. Hij begint te stralen en noemt wat woorden waar ik even over moet puzzelen. Guld. Rykaard. Ven Besten. Ven Nistelroyy. Crojf. Het kwartje valt snel. We nemen afscheid van elkaar en zien hem razendsnel teruglopen naar de snelweg. De vaderlandse bedrevenheid om achter een bal aan te rennen mag mondiaal nostalgie oproepen, maar deze ouderling verdwijnt jaloersmakend snel uit het zicht.
Deze keer is er iets soortgelijks gebeurd met een stamlid. Tegenover Taposiris Magna loopt de snelweg richting Marsa Matrouh. Na de oversteek ligt een luxe-resort (Golden Beach) aan de Middellandse Zee, waar Egyptenaren uit de hogere regionen hebben geïnvesteerd in vakantiehuizen. Het resort is langs alle kanten afgesloten, maar in de schaduw van de omheiningsmuur loopt er een slecht onderhouden pad naar zee. Een stukje publiek strand dat (nog) niet opgekocht is voor privégebruik. (Al kun je je afvragen hoe legaal het is, niet dat men daar op dit soort plekken erg mee zit.) Uiteindelijk komt het pad uit bij de Middellandse Zee.
Vanaf Taposiris Magna bellen we Mardi op om te vragen of we even langs kunnen komen. Hij is zoals altijd enthousiast en opgewekt, maar kan niet afspreken. Een paar dagen terug vroegen we hem al waarom er opeens zoveel auto's stonden bij het sluippaadje naar zee. Hij deelde ons toen mee dat er een vijftienjarige jongen was verdronken in de Middellandse Zee. Zijn lichaam is nog altijd niet aangespoeld. Ook vandaag trekken tientallen stamleden naar het strand in de hoop dat hun familielid toch aanspoelt. Mardi maant ons om langs te komen.
We maken ons rondje af met de hond (de foto's die je ziet zijn nog steeds van Taposiris Magna) en besluiten erheen te gaan. Ik ben wat terughoudend omdat er toch iets aan kleeft van ramptoerisme. Langs de weg staan opnieuw auto's geparkeerd. Over een afscheidingsslootje heeft men een vermolmde houten voordeur gelegd. Het provisorische bruggetje piept en kraakt vervaarlijk onder het gewicht van mij en Alex, maar we komen aan de overkant. Langs een vuilstortplaats met verbrand afval en een wit kalksteenveld. Zoals Egypte kan zijn: rommelig en vies door het straatafval, maar tegelijkertijd idyllisch.
Mijn eerdere terughoudendheid blijkt ongegrond en er hangt een ontspannen sfeer. Dagjesmensen op de tweede dag van het Suikerfeest. Genietend van de warme landerigheid wanneer er weinig hoeft. De oproep tot het middaggebed heeft net geklonken en er lopen enkele godsvruchtige mensen terug naar de nabijgelegen moskee. Ook opvallend veel families met vrouwen en kinderen, of zelfs jongelui op een motorfiets. Straks moeten ze met dat voertuig over het wankele bruggetje rijden.
Op het strand aangekomen is er enige verwarring waar Mardi zich bevindt. Het is een wat surreëel gezicht omdat vrijwel iedere jongen of man uniform is gekleed in die zo kenmerkende witte galabeya. Af en toe contrasteert een volledig zwartgesluierde vrouw met de rest. Waar is Mardi? Van verschillende kanten komen er mensen naar ons toe die meteen weten dat we voor hem komen. Nieuws gaat snel in dit soort hechte gemeenschappen.
Geen wonder dat we Mardi niet konden vinden. Hij staat langs de kustlijn en heeft een doek over zijn hoofd gewikkeld. Ietwat theatraal haalt hij het eraf als een mummie in een B-film die zijn windsels afwerpt. Gelukkig verschijnt er geen monsterlijk gelaat, maar dat van onze goedlachse en vertrouwde vriend.
Hij vertelt dat ze 's morgens langs de kust varen met een speedbootje om het lichaam te traceren. Daarnaast hebben ze contact gehad met omringende compounds om hen te waarschuwen wanneer het lichaam mocht aanspoelen. Hun verwachting is dat het lichaam na verloop van tijd opzwelt en losraakt van de plek waar het is blijven steken. Mijn moeder ziet het somberder in. Ze heeft jarenlang aan de kust gewoond bij een berucht verdrinkingsoord. Het werd in de volksmond 'beach of death' genoemd door de vele verdronkenen in de zomermaanden.
Soms spoelden lichamen kilometers verder aan. Soms bleven de familieleden wekenlang komen en werd hun dierbare uiteindelijk nooit teruggevonden. De pijnlijke werkelijkheid is dat ook deze bedoeïenen misschien nooit het lichaam terugvinden van hun dierbare. Toch heeft het iets warms dat tientallen leden van deze stam bij elkaar komen. De collectieve hoop dat één van hen terugkeert bij de mensen die van hem hebben gehouden, zodat zijn vrienden & directe familie het een plek kunnen geven. Ze zijn er in ieder geval voor elkaar, ook na iemands dood.
Op de terugweg komt er een oudere man naar ons toe. Vol trots zegt hij 'good evening' om te laten zien dat hij de Engelse taal machtig is. Waar komen we vandaan? Ik antwoord hem 'Holland' terug in mijn steenkolenarabisch. Hij begint te stralen en noemt wat woorden waar ik even over moet puzzelen. Guld. Rykaard. Ven Besten. Ven Nistelroyy. Crojf. Het kwartje valt snel. We nemen afscheid van elkaar en zien hem razendsnel teruglopen naar de snelweg. De vaderlandse bedrevenheid om achter een bal aan te rennen mag mondiaal nostalgie oproepen, maar deze ouderling verdwijnt jaloersmakend snel uit het zicht.
3
geplaatst: 30 juni 2020, 17:54 uur
Moederskindje
Eenieder kan wel raden wat het ergste is dat een moederskindje kan overkomen. En zelfs al is ze al op leeftijd en is er leverkanker geconstateerd met een door specialisten uitgesproken verwachting van drie maanden tot een jaar, laat het maar aan hem over om te hopen dat het nog mee zal vallen. Maar dan is het toch echt zover, moeder vertrekt onder zware sedatie naar gene zijde en een letterlijk afscheid is er niet. De laatste zinnen die ze uitspreekt zijn onverstaanbaar en er is geen manier om duidelijk te krijgen wat ze precies bedoelt. Ze laat op het eind zelfs zijn hand los om naar haar buik te grijpen, waar de pijnbestrijding kennelijk onvoldoende helpt. De huisarts komt langs, zoals afgesproken, maar die ziet al snel dat de laatste momenten daar zijn. Naar adem happend nadert ze haar einde. De laatste paar hapjes zijn zoals een vogeltje eet, en dan…
Het moederskindje is in dit geval een grote vent van 45. Hij denkt terug aan dat moment, nu zo’n zes weken geleden en het lijkt nog steeds als de dag van gisteren. Het gemis is alsof hij met Mohammed Ali in de ring staat: het meest van de tijd zweeft het om hem heen als een vlinder, vaak zozeer zelfs dat hij het niet eens opmerkt, maar van tijd tot tijd krijgt hij een steek als van een honingbij, soms een heel salvo. Maar dat gemis is tevens haar aanwezigheid in zijn hoofd en hart, en dat biedt het moederskindje weer troost. Even janken, en dan maar weer verder, er is nog van alles te doen.
Kritiek uiteraard welkom.
Eenieder kan wel raden wat het ergste is dat een moederskindje kan overkomen. En zelfs al is ze al op leeftijd en is er leverkanker geconstateerd met een door specialisten uitgesproken verwachting van drie maanden tot een jaar, laat het maar aan hem over om te hopen dat het nog mee zal vallen. Maar dan is het toch echt zover, moeder vertrekt onder zware sedatie naar gene zijde en een letterlijk afscheid is er niet. De laatste zinnen die ze uitspreekt zijn onverstaanbaar en er is geen manier om duidelijk te krijgen wat ze precies bedoelt. Ze laat op het eind zelfs zijn hand los om naar haar buik te grijpen, waar de pijnbestrijding kennelijk onvoldoende helpt. De huisarts komt langs, zoals afgesproken, maar die ziet al snel dat de laatste momenten daar zijn. Naar adem happend nadert ze haar einde. De laatste paar hapjes zijn zoals een vogeltje eet, en dan…
Het moederskindje is in dit geval een grote vent van 45. Hij denkt terug aan dat moment, nu zo’n zes weken geleden en het lijkt nog steeds als de dag van gisteren. Het gemis is alsof hij met Mohammed Ali in de ring staat: het meest van de tijd zweeft het om hem heen als een vlinder, vaak zozeer zelfs dat hij het niet eens opmerkt, maar van tijd tot tijd krijgt hij een steek als van een honingbij, soms een heel salvo. Maar dat gemis is tevens haar aanwezigheid in zijn hoofd en hart, en dat biedt het moederskindje weer troost. Even janken, en dan maar weer verder, er is nog van alles te doen.
Kritiek uiteraard welkom.
1
geplaatst: 30 juni 2020, 19:14 uur
Het blijft een schrijfsel, en overal kan je kritiek op hebben, denk ik. Maar dank je!
Mijn eigen schrijfsels beoordelen lukt me echter niet (-edit- misschien toch: ik vind dat ik nogal eens in oubollige hoek zit qua stijl, maar misschien heb ik dat mis...?). Dit is ook pas de tweede keer dat ik iets dergelijks aan een 'groep' heb laten lezen, en de eerste keer dat ik het op een openbare plek heb geplaatst.
Mijn eigen schrijfsels beoordelen lukt me echter niet (-edit- misschien toch: ik vind dat ik nogal eens in oubollige hoek zit qua stijl, maar misschien heb ik dat mis...?). Dit is ook pas de tweede keer dat ik iets dergelijks aan een 'groep' heb laten lezen, en de eerste keer dat ik het op een openbare plek heb geplaatst.
0
geplaatst: 30 juni 2020, 20:25 uur
psyche schreef:
...hoe kan ik daar kritiek op hebben?
Zelf twijfel ik er nog over of de eerste alinea niet in de verleden tijd geschreven moet zijn? Is meer iets van technische aard misschien, maar toch....hoe kan ik daar kritiek op hebben?
0
geplaatst: 30 juni 2020, 22:50 uur
psyche - ik doelde er vooral op dat beide alinea's in teg. tijd geschreven staan en of dat vloekt met elkaar...
1
psyche (crew)
geplaatst: 30 juni 2020, 23:14 uur
ZAP! schreef:
psyche - ik doelde er vooral op dat beide alinea's in teg. tijd geschreven staan en of dat vloekt met elkaar...
psyche - ik doelde er vooral op dat beide alinea's in teg. tijd geschreven staan en of dat vloekt met elkaar...
Ik denk dat je, bij blijvende twijfel, het best met de tekst experimenteert. Dus: zet bijvoorbeeld de eerste alinea in vt en de tweede in tt. Doe dit ook met andere variaties die je bedenkt. Wat bevalt je het best?
In mijn herinnering start Kees van Kooten zijn boek Veertig hiermee, zou hij Veertig in de tt of vt schrijven... (ik kan het niet meer nakijken, ik heb vóor mijn recente verhuizing bijna al mijn boeken weggegeven of verkocht)
Het is aan jou

0
geplaatst: 30 juni 2020, 23:46 uur
psyche - bedankt voor de tip, ik zal es kijken of dat er van gaat komen. Maar jij hebt geen mening in deze...?
1
psyche (crew)
geplaatst: 30 juni 2020, 23:57 uur
ZAP! schreef:
Maar jij hebt geen mening in deze...?
Maar jij hebt geen mening in deze...?
Ja hoor, dat jij de beslissing moet maken, niet ik, ook niet stiekem sturen maar jou laten experimenteren

1
geplaatst: 1 juli 2020, 00:33 uur
Tja, ik denk dat ik met mijn opening al geen andere keus meer heb dan de 1e alinea in tt te laten, en de 2e moet sowieso in tt, dus misschien is dat het antwoord op mijn eigen vraag... Toch zal ik nog es dubben, wordt eventueel vervolgd.
0
geplaatst: 7 juli 2020, 16:31 uur
Chez ZAP!
Koken is niet een wetenschap, maar een avontuur, al is het gewoon niet elke dag even spannend. Eentje die begint met boodschappen doen en eindigt met het nuttigen van de maaltijd. Neem bijvoorbeeld mijn veggie rice special, die ik net bedacht heb en binnenkort zeker een keer ga proberen. Ontdoe een ui van de schil en snij het in dikke plakken, zoals je die misschien ook wel kent van de berehap. Bak ze in wat bakboter of olie, of beide, tot ze aan beide kanten mooi bruin en gaar zijn. Hetzelfde doe je tegelijkertijd met een in grote stukken gesneden rode paprika. De meeste mensen zou ik aanraden om wat peper en zout toe te voegen, maar niet zelden maak ik mijn eigen gerechten geheel naturel klaar. Ondertussen kook je de rijst. Ik heb door de jaren heen mijn eigen manier ontwikkeld om een heel aardig potje rijst voor elkaar te krijgen. Doe de gewenste hoeveelheid rijst (ongeveer een driekwart koffiekopje vol voor één persoon met flinke honger) in een pan, voeg een beetje zout toe, voeg veel water toe (bij het driekwart koffiekopje rijst minstens vier volle koffiekopjes water) en roer het even door. Breng het aan de kook, roer het nog eens goed door en zet het vervolgens op het kleinste pitje op de laagste stand. Laat het tien minuten met de deksel erop koken en draai het gas uit. Neem dan enkel nog de pan van het vuur, zet het op een panonderzetter (dit woord moest ik even opzoeken, want ik zou zweren dat er een ander woord voor was, maar ik kom er niet op) en laat het een kwartiertje rusten met een theedoek erover.
Dan terug naar de gebakken stukken ui en paprika. Wanneer de stukken mooi bruin en goed gaar zijn, neem je ze uit de pan en doe ze in een schaaltje, liefst met een dekseltje erop. Als het goed is, heb je nu flink wat aanbaksels in de bakpan. Dan komt het spannendste moment, want ik bedenk dit nu ter plekke. “Wat zou Jeroen Meus nu doen?” schiet even door mijn hoofd. “Deglaceren.” Ja, dat lijkt me logisch. Ik neem maar even aan dat niet iedereen weet wat dat is; je voegt dan wat vocht toe aan de aanbaksels om die los te weken van de bodem. Water is de simpelste optie, en ik denk dat ik daar maar voor ga. Een klein beetje maar, enkel zodat de aanbaksels goed kunnen oplossen. Voor extra smaak zou je wat chili saus (gewoon uit een flesje, ik ben geen purist) kunnen toevoegen. Maar ik bedenk me nu dat ik vóór het deglaceren wel wat kerriepoeder en kurkuma had mee kunnen bakken. Zou ik daarvoor kiezen, dan zou ik op het einde nog wat yoghurt aan de saus toevoegen en uiteraard ook een beetje chili saus. Ja, dat lijkt me wel wat.
Schep de rijst nog even om en schep wat op een bord. Leg er wat stukken ui en paprika op en laat wat saus over alles heen druppelen. Alles qua hoeveelheid naar eigen inzicht natuurlijk. En tenslotte kan je in plaats van de groenten te bakken, ze ook smoren, want de bruine aanbaksels schijnen niet erg gezond te zijn… persoonlijk let ik daar niet altijd zo op, maar tegenwoordig kan je je maar beter indekken.
Koken is niet een wetenschap, maar een avontuur, al is het gewoon niet elke dag even spannend. Eentje die begint met boodschappen doen en eindigt met het nuttigen van de maaltijd. Neem bijvoorbeeld mijn veggie rice special, die ik net bedacht heb en binnenkort zeker een keer ga proberen. Ontdoe een ui van de schil en snij het in dikke plakken, zoals je die misschien ook wel kent van de berehap. Bak ze in wat bakboter of olie, of beide, tot ze aan beide kanten mooi bruin en gaar zijn. Hetzelfde doe je tegelijkertijd met een in grote stukken gesneden rode paprika. De meeste mensen zou ik aanraden om wat peper en zout toe te voegen, maar niet zelden maak ik mijn eigen gerechten geheel naturel klaar. Ondertussen kook je de rijst. Ik heb door de jaren heen mijn eigen manier ontwikkeld om een heel aardig potje rijst voor elkaar te krijgen. Doe de gewenste hoeveelheid rijst (ongeveer een driekwart koffiekopje vol voor één persoon met flinke honger) in een pan, voeg een beetje zout toe, voeg veel water toe (bij het driekwart koffiekopje rijst minstens vier volle koffiekopjes water) en roer het even door. Breng het aan de kook, roer het nog eens goed door en zet het vervolgens op het kleinste pitje op de laagste stand. Laat het tien minuten met de deksel erop koken en draai het gas uit. Neem dan enkel nog de pan van het vuur, zet het op een panonderzetter (dit woord moest ik even opzoeken, want ik zou zweren dat er een ander woord voor was, maar ik kom er niet op) en laat het een kwartiertje rusten met een theedoek erover.
Dan terug naar de gebakken stukken ui en paprika. Wanneer de stukken mooi bruin en goed gaar zijn, neem je ze uit de pan en doe ze in een schaaltje, liefst met een dekseltje erop. Als het goed is, heb je nu flink wat aanbaksels in de bakpan. Dan komt het spannendste moment, want ik bedenk dit nu ter plekke. “Wat zou Jeroen Meus nu doen?” schiet even door mijn hoofd. “Deglaceren.” Ja, dat lijkt me logisch. Ik neem maar even aan dat niet iedereen weet wat dat is; je voegt dan wat vocht toe aan de aanbaksels om die los te weken van de bodem. Water is de simpelste optie, en ik denk dat ik daar maar voor ga. Een klein beetje maar, enkel zodat de aanbaksels goed kunnen oplossen. Voor extra smaak zou je wat chili saus (gewoon uit een flesje, ik ben geen purist) kunnen toevoegen. Maar ik bedenk me nu dat ik vóór het deglaceren wel wat kerriepoeder en kurkuma had mee kunnen bakken. Zou ik daarvoor kiezen, dan zou ik op het einde nog wat yoghurt aan de saus toevoegen en uiteraard ook een beetje chili saus. Ja, dat lijkt me wel wat.
Schep de rijst nog even om en schep wat op een bord. Leg er wat stukken ui en paprika op en laat wat saus over alles heen druppelen. Alles qua hoeveelheid naar eigen inzicht natuurlijk. En tenslotte kan je in plaats van de groenten te bakken, ze ook smoren, want de bruine aanbaksels schijnen niet erg gezond te zijn… persoonlijk let ik daar niet altijd zo op, maar tegenwoordig kan je je maar beter indekken.
1
psyche (crew)
geplaatst: 7 juli 2020, 17:48 uur
Et voila ZAP!, Koken met Karin zonder pakjes, onder andere dagblad Trouw, heeft er een concurrent bij ... alleen gooit de chilisaus roet in het eten ...
Leuke afsluiter. Dat dan weer wel
Leuke afsluiter. Dat dan weer wel

0
psyche (crew)
geplaatst: 7 juli 2020, 19:06 uur
Donkerwoud Ik heb leesachterstand, en als ik je twee laatste bijdragen lees, wat gemist ...
1
geplaatst: 7 juli 2020, 19:50 uur
psyche schreef:
... alleen gooit de chilisaus roet in het eten ...
Het staat eenieder vrij de chili saus weg te laten en in plaats daarvan wat anders toe te voegen! ... alleen gooit de chilisaus roet in het eten ...

En dank je.

2
...stilte...
geplaatst: 7 juli 2020, 20:04 uur
Iets soortgelijks heb ik zojuist gemaakt (avondje alleen)... een teentje knoflook er aan toegevoegd... opgewaardeerd met een courgette uit eigen moestuin... het restje zilvervliesrijst van gisteren erdoorheen geroerd... samen met een eitje... (in stilte zitten smullen)
1
geplaatst: 9 juli 2020, 22:53 uur
'Bertus' (werktitel), hoofdstuk 1, paragraaf(?) 1.
Bertus stond in de tergende hitte voorovergebogen met zijn neus op de bonenplanten in zijn achtertuin om te kijken of ze al wat opschoten toen hij in de verte het diepe gebrom van een voertuig hoorde naderen. Hij wist wie het was.
“Godsamme,” mompelde hij geërgerd, waarbij onduidelijk was of hij op de planten of het diepe gebrom doelde, of allebei.
Boer Havink kwam elke week wel een keer langs, meestal op zaterdag, om even poolshoogte te nemen bij de buitenstaander die nog maar een paar maand geleden neergestreken was aan de rand van het gehucht Uffen en zijn intrek had genomen in het bouwvallige boerderijtje van de oude Waanders, die na een kort ziekbed en op de kop af een jaar nadat diens vrouw was bezweken aan een hartinfarct, zelf ook de geest had gegeven.
Iedereen had verwacht dat de oudste zoon Jakob, in dienst bij een groot loonbedrijf in een naburige dorp, het boerderijtje en het land zou overnemen en er misschien zelfs wel een nieuwe, moderne boerderij op zou plaatsen, maar hij verkocht het land in delen aan naburige boeren en de boerderij aan Bertus op het moment dat zijn ouweheer koud in de grond lag. Niemand die hem nog kon ompraten, hij had het waarschijnlijk al jaren daarvoor besloten, en ook niemand die er iets van begreep, inclusief zijn jongere broer en zus, maar zo was het, en het leven ging door. Broertje en zusje deelden in de opbrengst en protesteerden verder niet. Beiden waren al jaren geleden weggetrokken naar ieder een andere verre stad en leiden levens waar de oude Waanders, zijn vrouw en ook Jakob niets van begrepen, laat staan dat ze er iets over wilden weten.
Natuurlijk was iedereen in het gehucht wel benieuwd naar die vreemdeling die meteen zijn intrek nam en niet één ding veranderde, hij had zelfs de oude, afgeleefde inboedel voor een schijntje overgenomen. Bij de eerste kennismaking kwam boer Havink enkel te weten dat hij uit de hoofdstad gekomen was en in een ver verleden daarvoor, op het platteland opgegroeid was, maar niet in de buurt van Uffen.
“Noord-Holland.” was het enige dat hij over dat laatste gezegd had.
Het gerommel van het voertuig, dat steeds meer begon te klinken als een tank, kwam langzaam maar zeker dichterbij, en heel even dacht Bertus erover de maïsvelden achter het erf in te rennen, maar hij bedacht zich dat de deuren niet op slot waren en bovendien de achterraam van zijn slaapkamer wagenwijd openstond. Hij besloot de man maar weer te trotseren. Met moeite en gekreun kwam hij overeind, rekte en strekte wat en voelde de talrijke zweetdruppels van zijn bijna kale hoofd en onderarmen en -benen lopen. Zijn legergroene blouse was op de rug en onder de oksels kletsnat.
“Ha, die Bertus!” galmde het door de tuin. De neus van zijn onbeschaamd grote zwarte pick-up truck stak net voorbij de achterkant van de boerderij toen de motor uitschakelde en even later de autodeur dichtsloeg. De man zelf had ook geen bescheiden neus. Sterker nog, er was eigenlijk niets bescheiden aan zijn uiterlijk; een kolos met een lichaam waar Bertus met gemak twee en een half keer, misschien wel drie keer in paste. Nu was Bertus ook bepaald klein te noemen, met zijn één meter zesenvijftig. Het zou een wonderlijk gezicht zijn geweest om de twee de handen te zien schudden, maar niemand die er tot dan toe getuige van was geweest. Bertus kwam dan wel onder het mom van ‘even kennismaken’ en ‘een praatje’, naderhand kwam iedere bewoner van het gehucht bij hem langs om te horen wat er gezegd was en wat voor man die nieuwe nou eigenlijk was. En Harm, dat was boer Havinks voornaam, was ermee in zijn nopjes. Hij kon zo de nieuweling een beetje in de gaten houden, én de banden met alle Uffenaren dichter aanhalen. Zelf was hij ook een buitenstaander geweest. Dat was dan al meer dan tien jaar geleden, en hij kwam wél uit dezelfde streek, maar toch. Hij was wel blij met Bertus, ook al had hij nog lang geen antwoorden op al zijn vragen…
___
Ik weet niet of paragraaf de juiste term is... In ieder geval: hopelijk prikkelt deze intro. Ik ben vertrokken met 'Hollands Hoop' (tv-serie) en wat persoonlijk dingetjes in het achterhoofd, maar het moet geen overdreven drugstoestand worden...
Reacties welkom. En wordt vervolgd, hoop ik.
Bertus stond in de tergende hitte voorovergebogen met zijn neus op de bonenplanten in zijn achtertuin om te kijken of ze al wat opschoten toen hij in de verte het diepe gebrom van een voertuig hoorde naderen. Hij wist wie het was.
“Godsamme,” mompelde hij geërgerd, waarbij onduidelijk was of hij op de planten of het diepe gebrom doelde, of allebei.
Boer Havink kwam elke week wel een keer langs, meestal op zaterdag, om even poolshoogte te nemen bij de buitenstaander die nog maar een paar maand geleden neergestreken was aan de rand van het gehucht Uffen en zijn intrek had genomen in het bouwvallige boerderijtje van de oude Waanders, die na een kort ziekbed en op de kop af een jaar nadat diens vrouw was bezweken aan een hartinfarct, zelf ook de geest had gegeven.
Iedereen had verwacht dat de oudste zoon Jakob, in dienst bij een groot loonbedrijf in een naburige dorp, het boerderijtje en het land zou overnemen en er misschien zelfs wel een nieuwe, moderne boerderij op zou plaatsen, maar hij verkocht het land in delen aan naburige boeren en de boerderij aan Bertus op het moment dat zijn ouweheer koud in de grond lag. Niemand die hem nog kon ompraten, hij had het waarschijnlijk al jaren daarvoor besloten, en ook niemand die er iets van begreep, inclusief zijn jongere broer en zus, maar zo was het, en het leven ging door. Broertje en zusje deelden in de opbrengst en protesteerden verder niet. Beiden waren al jaren geleden weggetrokken naar ieder een andere verre stad en leiden levens waar de oude Waanders, zijn vrouw en ook Jakob niets van begrepen, laat staan dat ze er iets over wilden weten.
Natuurlijk was iedereen in het gehucht wel benieuwd naar die vreemdeling die meteen zijn intrek nam en niet één ding veranderde, hij had zelfs de oude, afgeleefde inboedel voor een schijntje overgenomen. Bij de eerste kennismaking kwam boer Havink enkel te weten dat hij uit de hoofdstad gekomen was en in een ver verleden daarvoor, op het platteland opgegroeid was, maar niet in de buurt van Uffen.
“Noord-Holland.” was het enige dat hij over dat laatste gezegd had.
Het gerommel van het voertuig, dat steeds meer begon te klinken als een tank, kwam langzaam maar zeker dichterbij, en heel even dacht Bertus erover de maïsvelden achter het erf in te rennen, maar hij bedacht zich dat de deuren niet op slot waren en bovendien de achterraam van zijn slaapkamer wagenwijd openstond. Hij besloot de man maar weer te trotseren. Met moeite en gekreun kwam hij overeind, rekte en strekte wat en voelde de talrijke zweetdruppels van zijn bijna kale hoofd en onderarmen en -benen lopen. Zijn legergroene blouse was op de rug en onder de oksels kletsnat.
“Ha, die Bertus!” galmde het door de tuin. De neus van zijn onbeschaamd grote zwarte pick-up truck stak net voorbij de achterkant van de boerderij toen de motor uitschakelde en even later de autodeur dichtsloeg. De man zelf had ook geen bescheiden neus. Sterker nog, er was eigenlijk niets bescheiden aan zijn uiterlijk; een kolos met een lichaam waar Bertus met gemak twee en een half keer, misschien wel drie keer in paste. Nu was Bertus ook bepaald klein te noemen, met zijn één meter zesenvijftig. Het zou een wonderlijk gezicht zijn geweest om de twee de handen te zien schudden, maar niemand die er tot dan toe getuige van was geweest. Bertus kwam dan wel onder het mom van ‘even kennismaken’ en ‘een praatje’, naderhand kwam iedere bewoner van het gehucht bij hem langs om te horen wat er gezegd was en wat voor man die nieuwe nou eigenlijk was. En Harm, dat was boer Havinks voornaam, was ermee in zijn nopjes. Hij kon zo de nieuweling een beetje in de gaten houden, én de banden met alle Uffenaren dichter aanhalen. Zelf was hij ook een buitenstaander geweest. Dat was dan al meer dan tien jaar geleden, en hij kwam wél uit dezelfde streek, maar toch. Hij was wel blij met Bertus, ook al had hij nog lang geen antwoorden op al zijn vragen…
___
Ik weet niet of paragraaf de juiste term is... In ieder geval: hopelijk prikkelt deze intro. Ik ben vertrokken met 'Hollands Hoop' (tv-serie) en wat persoonlijk dingetjes in het achterhoofd, maar het moet geen overdreven drugstoestand worden...

0
geplaatst: 12 juli 2020, 00:55 uur
Dichterlijk is het als je in je hart een dickhead bent.
Poëzie nog steeds gewoon puzy.
Ik ben vooral heel down to earth.
Dingen die ik doe zijn een logisch en onontkoombaar gevolg van mijn voortbewegen net als poep maar wel goed.
Poëzie nog steeds gewoon puzy.
Ik ben vooral heel down to earth.
Dingen die ik doe zijn een logisch en onontkoombaar gevolg van mijn voortbewegen net als poep maar wel goed.
2
geplaatst: 12 juli 2020, 21:11 uur
Zei zo tegen haar van stel dat je iemand bent en die is een videospel aan het spelen of iets en dat gaat dan even niet zo lekker en dat die zegt van 'oh kak', wat blijkt vervolgens, haar vriend zegt dat dus altijd, als ie staat te koken of zo en zij moet weer komen ingrijpen, nu denkt ze serieus al jaren dat ik dat op een of andere manier al wist dat dit uitgerekend zijn manier van spreken typeerde en hem toen op slinkse wijze onderuit probeerde te halen en is daar ook al die tijd al kwaad over maar ik wist werkelijk niet dat hij dat deed, of doet, en ik ben oprecht van mening dat je dat dus beter niet zou moeten doen.
1
geplaatst: 21 juli 2020, 13:04 uur
Ik schreef een zin zonder opsmuk:
Shit talk brengt je de trouble.
Shit talk brengt je de trouble.
0
geplaatst: 5 februari 2021, 15:52 uur
Die dikke drilbillen beginnen te willen vervolgens keertje laten trillen.
Een wenselijk verloop van dingen.
Een wenselijk verloop van dingen.

3
Dardan
geplaatst: 22 februari 2021, 17:57 uur
Ik schreef onlangs het volgende stuk dat vandaag online verschenen is:
De samenzwering voorbij: Complotten over complotten – Bij Nader Inzien - bijnaderinzien.com
Veel leesplezier.
De samenzwering voorbij: Complotten over complotten – Bij Nader Inzien - bijnaderinzien.com
Veel leesplezier.
1
geplaatst: 22 februari 2021, 19:01 uur
Ongeacht wie je bent:
De een of andere ferme vent die zich eens even stevig over je ontfermt.
De een of andere ferme vent die zich eens even stevig over je ontfermt.

3
Paardenmeisje
geplaatst: 18 april 2021, 17:06 uur
Laat ik, voordat ik hier een beginsel van één van mijn verhalen neerzet, duidelijk maken dat ik mijzelf niet als schrijfster zie, nog niet eens als gelegenheidsschrijfster. Er zijn immers mensen die wat ik schrijf 100 malen beter en sterken kunnen verwoorden. Ik ben gewoon iemand die veel heeft meegemaakt, en het leuk vind om af en toe de dingen van me af te schrijven, zij het in fictieve verhalen. Opbouwende kritiek (wat ik eventueel beter kan) is altijd hardstikke welkom, doch ben ik niet iemand die hengelt naar complimentjes en/of aandacht. Mocht iemand het willen lezen: go ahead.
KITTY
Maandag 29 juni 2015, 08u00
Bovenaan Kitty's lijst met terugkerende ergernissen stond haar wekker die haar uit een fantasievolle droom deed ontwaken. Meestal droomde Kitty eng over onverwerkte trauma's uit het verleden, maar vannacht was gelukkig een zeldzame uitzondering. Plotsklaps was haar mooie droom weg, waarin ze in de Afrikaanse jungle woonde met een tamme, afgerichte olifant, Olga genaamd als huisdier. Ze wierp een blik uit het raam en zag dat het vannacht had gesneeuwd. Een wit sneeuwtapijt bedekte haar klein balkonnetje, waar ze zomers graag met een stoel in de zon een boek las. Meestal waren dit geschiedenisboeken, Kitty las weinig fictie. Als ze een boek opensloeg moest ze er iets van opsteken, anders vond ze het tijdverspilling. Boeken zonder educatieve meerwaarde vond ze verspilling van inkt en papier. Kitty was niet uitgesproken links, maar de ontbossing in het Amazonegebied baarde haar wel zorgen. Niet dat ze er echt van wakker lag, maar toch: nooit werden er in het Amazonewoud meer bomen gekapt dan anno 2015, en naar Kitty's mening zag het er niet goed uit voor de toekomst. Meer zou verdwijnen, maar dit was de harde wereld: alle mooie dingen verdwenen en werden stuk gemaakt door de mensheid. Moeder aarde was slechts één van die zaken.
Ze wierp nogmaals een blik uit het raam en zag hoe de blauwe PMD-vuilniszak die ze gisteren vergat buiten te zetten haast onherkenbaar was. Ze was te uitgeput om na te denken, maar als ze dat niet was dacht ze waarschijnlijk iets negatiefs zoals 'het is zomer en het sneeuwt verdomme, en dan zijn er nog klojo's die beweren dat het klimaat opwarmt'. Kitty Popescu was niet bepaald een positivo. Ze kon een geeuw niet onderdrukken.
De wekker bleef intussen overgaan, als een pitbull die zich ergens in vast beet en niet los liet. Het monotone geluid irriteerde haar. Ze had haar wekker een eindje van haar bed gezet zodat ze op moest staan om hem uit te zetten. Ze probeerde met haar uitgestrekte arm de wekker te bereiken op het nachttafeltje dat zich ongeveer twee meter van haar bed bevond maar kon er niet bij. Ze stond op om de wekker het zwijgen op te leggen. De verwaarloosde staat van haar studio viel onmiddellijk op en Kitty zuchtte diep. Het was op zijn zachtst gezegd een boeltje en Kitty baande zich doorheen de rotzooi een weg naar het bijzettafeltje om de wekker af te zetten.
Toen de wekker eindelijk zweeg, ging ze terug in haar bed liggen. Ze had geen zin om op te staan, wetende dat er straks visite kwam waar ze niet onderuit kon en ze nog maar twee uur had om haar hele studio te fatsoeneren. De vloer was bezaaid met rommel, bestaande uit een lege pizzadoos, verschillende lege Cola Light blikjes, kledingstukken die terug op een kapstok gehangen moesten worden en dan negeerde ze nog de troep die zich onder haar bed had opgestapeld, over de afwas die al enkele dagen was blijven staan en de fruitvliegjes die zich er als een leger rond verzamelden. Haar studio lag er wel vaker bij alsof er een bom tot ontploffing gebracht was. Kitty had moeite met haar studio op orde te houden wat onderhoud betrof. Toch was Kitty gesteld op orde en netheid. Ze had alleen de pest in poetsen en opruimen. Kitty wist dat dit een werkpunt van haar moest worden. Hoewel het besef er was dat ze zichzelf hierin moest verbeteren, lukte het haar niet om hierin vooruitgang te boeken. Ze had er langzamerhand ook genoeg van om tussen de rotzooi te leven.
Plots klonk 'Für Elise' van Beethoven door de kamer, één van haar favoriete klassieke stukken, die ze als ringtone had ingesteld. Kitty had weinig met klassieke muziek, maar 'Für Elise' deed haar terugdenken aan vroeger, een zeldzame goede herinnering aan haar kindertijd. Kitty's moeder speelde altijd dat soort muziek toen Kitty klein was. Ze was kennelijk in de waan dat klassieke deuntjes rustgevend werkte op baby's en jonge kinderen. Dit zal ze vast hebben gelezen in één van die gezondheidsmagazines die ze veelvuldig las. Kitty had geen zin om haar mobiel van de salontafel te ritsen en vervolgens de persoon in kwestie af te wimpelen omdat ze echt niet in de stemming was om te socializen. Ze draaide zich op haar zij en even plotseling als het begon stopte de ringtone. Kitty ging op haar rug liggen en deed haar ogen dicht. 'Stom kutleven ook' was het laatste wat ze dacht voor ze terug in slaap viel.
Triiiiing, opnieuw deed een geluid haar ontwaken. Het duurde even voor ze besefte dat het de deurbel was. Ze kroop moeizaam haar bed uit en strompelde nog lichtjes slaapdronken naar de voordeur die ze met lichte tegenzin opende. Zoals verwacht stond Cato Rademakers in de deuropening. Cato was haar helpster van het OCMW en kwam wekelijks helpen met het onderhoud van haar studio. Cato was altijd erg streng. Of haar strengheid naar Kitty toe slechts persoonsgebonden was, of dat ze tegenover iedereen streng was, kon Kitty moeilijk inschatten. Wat ze wel wist was dat ze er de pest in had om elke maandagvoormiddag op Cato’s zure kop te moeten kijken. Kitty wist op zich wel dat Cato het beste met haar voor had en tot op zekere hoogte zich om haar bekommerde, maar waarom moest ze persé laten merken dat ze boven haar stond? Cato was toch ook maar toevallig in dit bekrompen leventje terecht gekomen?! Kitty had op zich geen moeite met mensen die boven haar stonden, wél met mensen die het niet konden laten dit duidelijk te laten merken.
'Goedemorgen Kitty, je wist toch dat ik zou komen?' zei Cato, waarmee ze ongetwijfeld doelde op het feit dat ze haar nachtkleed nog aan had. Haar lichtblauwe nachtkleed met de print van twee knuffelende koeien was eigenlijk te groot. Kitty kocht altijd ruimzittende kleding om haar gewicht en dikke buik te verbergen. Ze haatte haar ‘nijlpaardenlook’, een term die ze vaak gebruikte om zichzelf neer te halen. Cato veegde haar voeten lang en uitgebreid af aan het matje met daarop twee koala's afgebeeld, die Kitty vorige verjaardag van haar moeder cadeau kreeg. Het matje hing onmiddellijk onder de modder wat niet verwonderlijk was gezien de barre weersomstandigheden.
'Ik viel terug in slaap' bekende ze eerlijk.
'En je huisje is ook een bende, ga jezelf fatsoeneren in de badkamer, daarna wordt het stilaan tijd voor een gesprek denk je niet?!’
Cato nam plaats aan het tweezittafeltje dat in de hoek stond. Kitty besloot niet te protesteren en te doen wat er van haar verwacht werd, maar in gedachten kon ze Cato wel schieten. Ze liep naar de kledingkast en nam haar topje met een print van een langoorkonijn van het schap, zocht proper ondergoed en een jeans en sloot zich op in de badkamer. Voor ze de deur sloot zag ze nog net vanuit een ooghoek hoe Cato een roddelmagazine uit haar handtas nam en opensloeg. Kitty haatte roddeljournalistiek en keek neer op mensen die het lazen. Waarom zou iemand voor zijn plezier roddels lezen over bekende mensen? In Kitty's ogen waren dit mensen die geen, of een gebrek aan een eigen leven hadden en het daarom leuk vonden om zich met anderen hun levens te bemoeien. Kitty vond van zichzelf dat ze torenhoog boven de gemiddelde koper van weekbladen zoals "Dag Allemaal" stond, waarin de roddels staan van, onder andere, bekende VTM-gezichten. De zender VTM was alweer iets waar ze op neerkeek, omdat ze het niveau beneden alle peil vond. Ze vond het een flutzender omdat het in haar ogen enkel sensatie- en emotelivisie bracht en Kitty hier geen boodschap aan had. Mocht VTM ophouden te bestaan, zou ze er geen traan om laten. Helaas moet in deze maatschappij elke doelgroep aan hun trekken komen, ook de simpele zielen en minderbegaafde mensen. Enkel om die reden heeft VTM bestaansrecht, zo vond Kitty. Zelfs de VRT verlaagde zich tegenwoordig door rotzooi uit te zenden. De tijd dat VRT een klassenverschil had met VTM was al jaren voorbij.
Iets waar Kitty zich dood aan kon ergeren, was nieuwslezer Stef Wauters van het VTM-nieuws. Dat hij zijn gasten nooit laat uitpraten, tot daar aan toe. Maar, zo vond Kitty, een nieuwslezer moet ten alle tijden zo objectief mogelijk zijn. En de objectiviteit van de heer Wauters was érg ver te zoeken. Na elk nieuwsitem moet hij er toch maar vlug zijn eigen mening tussen gegooid hebben... Als Stef Wauters in beeld kwam, ging bij Kitty de televisie van ergernis uit. Kitty vond zijn grijns die hij altijd trok nog zo'n irritante eigenschap van hem. Precies zo'n valse grijns, alsof hij niet oprecht was. Alsof hij de almacht van de wereld wilde overnemen en in gedachten aan het beraadslagen was hoe hij dit in de praktijk ging brengen, of zo iets... Laten we het erop houden dat Kitty en Stef Wauters nooit beste maatjes zullen worden.
Kitty stond nu voor de badkamerspiegel en observeerde haar weerspiegeling. Ze keek naar haar lange bruine haren, haar gezicht, haar neus, ogen en haar walgelijke sproeten. Jeetje, wat haatte ze die. Het stond schattig als kind, maar nu had ze er al jaren genoeg van, vooral omdat ze zo opvielen. 'Eikels' zei ze hardop omdat ze wist dat haar complexen werden veroorzaakt door die jarenlange pesterijen in het middelbaar. 'Eikels!’ riep ze nogmaals, gekweld aan de herinneringen dat ze haar 'sproetenkop' en 'Miss Sproet' noemden. Ze had gehoopt dat de sproeten vanzelf zouden verdwijnen, maar helaas. Ze waren nog net zo talrijk als toen ze acht was en ze was het beu om bekend te staan als 'het sproetenmeisje'.
Waar ze vroeger ook mee gepest werd was haar gewicht en haar snel groeiende boezem destijds. Ze had een E-cup en vond haar borsten te groot. Ze was ondertussen flink afgevallen, maar bleef haar E-cup behouden waardoor ze helemaal de diepte inzakten.
Ze keek eventjes naar haar linkerarm. De littekens die dateerden van de laatste keer dat ze zichzelf automutileerde waren nog duidelijk zichtbaar. Ze deed het niet vaak, maar als ze erg diep zat sneed ze zichzelf. Het was alweer enige tijd geleden en ze hoopte op een betere toekomst.
Verder had ze momenteel felroze blokjesbeugels, zowel boven als onder. Hoewel je er niet naast kon kijken zodra ze haar mond opende, had ze vrede met haar beugels. Het leek wel alsof ze daar geen complexen over had omdat ze er nooit mee was gepest, wat ook niet kon op de middelbare school omdat ze pas recent de stap had gezet naar een mooier gebit.
Ze ging met een borstel door haar lange haren en bedacht dat haar haren een van de weinige dingen waren aan zichzelf waar ze geen complexen over had, integendeel. Ze had lang gespaard voor haar lange bruine lokken en was er behoorlijk trots op. Het leek wel alsof haar haren een deel van haar anders totaal verneukte uiterlijk konden redden.
Nu deed ze haar nachtkleed uit en stond in haar ondergoed. Ze wisselde eerst van BH (een goedkoop model uit de Hunkemöller) en trok daarna haar slipje uit om deze te vervangen. Voor een paar seconden bleef ze kijken naar het weinige schaamhaar dat ze had. Ze schoor zichzelf altijd intiem. Ze had het als kind nooit gehad en het had verder geen functie, dus weg ermee. Ze nam haar scheermesje en schoor voorzichtig de nieuwe haartjes weg die tevoorschijn kwamen. Ze nam een nieuw slipje (een paarse met hartjesprint) en kleedde zich verder aan. Tot slot poetste ze haar tanden, deed haar lange haren in een paardenstaart en verliet de badkamer, klaar voor wat Cato ook ging zeggen.
Cato stak meteen van wal en sprak Kitty kordaat aan.
'Ik denk niet dat het nog erg goed met je gaat', zei ze. Haar blauwe ogen keken Kitty's groene ogen streng aan. Kitty antwoordde niet en wendde haar blik af. Cato had kort blond haar en was altijd stoer gekleed. Ze keek even naar Cato's armband met spikes en naar haar boot tatoeage op haar schouder.
‘Heeft die boot eigenlijk een betekenis?’ flapte ze eruit en keek haar terug recht aan.
‘Verander nu niet van onderwerp’ zei Cato streng.
‘Heeft het?’ probeerde ze nogmaals.
‘Dat bootje is een zeilschip en is symbolisch bedoeld. Het betekend dat ik in het leven mijn eigen weg ga. Ik vaar mijn eigen koers’.
‘Waarom mag ik mijn eigen koers niet varen?’ zei Kitty een tikkeltje brutaal. Cato zuchtte diep.
‘Voor de zoveelste keer: aanvaard dat je moeite hebt om alleen te wonen en wees dankbaar dat er nog hulp aan huis komt zodat je toch zelfstandig kunt blijven wonen en niet naar een gemeenschapswoning hoeft’.
‘Wat moet ik aanvaarden? Dat de maatschappij mij al jaren probeert te marginaliseren?’ zei Kitty met lichte stemverheffing.
Cato zweeg.
‘Het is al vanaf mijn geboorte dat iedereen roept dat ik anders ben. Al vanaf mijn geboorte willen mensen mij in hokjes steken alleen maar omdat ik zogezegd autisme zou hebben. Ik heb genoeg van al die etiketten opgeplakt door medici die met foute diagnoses afkomen’, vervolgde Kitty met kwaadheid in haar stem.
Cato zei niets en keek haar zwijgend aan maar Kitty kon de bezorgdheid in haar ogen aflezen.
‘Het gaat echt niet goed met jou’, zei Cato tenslotte.
Meer werd er niet gezegd die dag. Er werd opgeruimd, afgewassen, geborsteld en gedweild. Dit gebeurde in stilte. Zowel Kitty als Cato waren niet in de stemming om te praten.
Tot zo ver het eerste deel.
KITTY
Maandag 29 juni 2015, 08u00
Bovenaan Kitty's lijst met terugkerende ergernissen stond haar wekker die haar uit een fantasievolle droom deed ontwaken. Meestal droomde Kitty eng over onverwerkte trauma's uit het verleden, maar vannacht was gelukkig een zeldzame uitzondering. Plotsklaps was haar mooie droom weg, waarin ze in de Afrikaanse jungle woonde met een tamme, afgerichte olifant, Olga genaamd als huisdier. Ze wierp een blik uit het raam en zag dat het vannacht had gesneeuwd. Een wit sneeuwtapijt bedekte haar klein balkonnetje, waar ze zomers graag met een stoel in de zon een boek las. Meestal waren dit geschiedenisboeken, Kitty las weinig fictie. Als ze een boek opensloeg moest ze er iets van opsteken, anders vond ze het tijdverspilling. Boeken zonder educatieve meerwaarde vond ze verspilling van inkt en papier. Kitty was niet uitgesproken links, maar de ontbossing in het Amazonegebied baarde haar wel zorgen. Niet dat ze er echt van wakker lag, maar toch: nooit werden er in het Amazonewoud meer bomen gekapt dan anno 2015, en naar Kitty's mening zag het er niet goed uit voor de toekomst. Meer zou verdwijnen, maar dit was de harde wereld: alle mooie dingen verdwenen en werden stuk gemaakt door de mensheid. Moeder aarde was slechts één van die zaken.
Ze wierp nogmaals een blik uit het raam en zag hoe de blauwe PMD-vuilniszak die ze gisteren vergat buiten te zetten haast onherkenbaar was. Ze was te uitgeput om na te denken, maar als ze dat niet was dacht ze waarschijnlijk iets negatiefs zoals 'het is zomer en het sneeuwt verdomme, en dan zijn er nog klojo's die beweren dat het klimaat opwarmt'. Kitty Popescu was niet bepaald een positivo. Ze kon een geeuw niet onderdrukken.
De wekker bleef intussen overgaan, als een pitbull die zich ergens in vast beet en niet los liet. Het monotone geluid irriteerde haar. Ze had haar wekker een eindje van haar bed gezet zodat ze op moest staan om hem uit te zetten. Ze probeerde met haar uitgestrekte arm de wekker te bereiken op het nachttafeltje dat zich ongeveer twee meter van haar bed bevond maar kon er niet bij. Ze stond op om de wekker het zwijgen op te leggen. De verwaarloosde staat van haar studio viel onmiddellijk op en Kitty zuchtte diep. Het was op zijn zachtst gezegd een boeltje en Kitty baande zich doorheen de rotzooi een weg naar het bijzettafeltje om de wekker af te zetten.
Toen de wekker eindelijk zweeg, ging ze terug in haar bed liggen. Ze had geen zin om op te staan, wetende dat er straks visite kwam waar ze niet onderuit kon en ze nog maar twee uur had om haar hele studio te fatsoeneren. De vloer was bezaaid met rommel, bestaande uit een lege pizzadoos, verschillende lege Cola Light blikjes, kledingstukken die terug op een kapstok gehangen moesten worden en dan negeerde ze nog de troep die zich onder haar bed had opgestapeld, over de afwas die al enkele dagen was blijven staan en de fruitvliegjes die zich er als een leger rond verzamelden. Haar studio lag er wel vaker bij alsof er een bom tot ontploffing gebracht was. Kitty had moeite met haar studio op orde te houden wat onderhoud betrof. Toch was Kitty gesteld op orde en netheid. Ze had alleen de pest in poetsen en opruimen. Kitty wist dat dit een werkpunt van haar moest worden. Hoewel het besef er was dat ze zichzelf hierin moest verbeteren, lukte het haar niet om hierin vooruitgang te boeken. Ze had er langzamerhand ook genoeg van om tussen de rotzooi te leven.
Plots klonk 'Für Elise' van Beethoven door de kamer, één van haar favoriete klassieke stukken, die ze als ringtone had ingesteld. Kitty had weinig met klassieke muziek, maar 'Für Elise' deed haar terugdenken aan vroeger, een zeldzame goede herinnering aan haar kindertijd. Kitty's moeder speelde altijd dat soort muziek toen Kitty klein was. Ze was kennelijk in de waan dat klassieke deuntjes rustgevend werkte op baby's en jonge kinderen. Dit zal ze vast hebben gelezen in één van die gezondheidsmagazines die ze veelvuldig las. Kitty had geen zin om haar mobiel van de salontafel te ritsen en vervolgens de persoon in kwestie af te wimpelen omdat ze echt niet in de stemming was om te socializen. Ze draaide zich op haar zij en even plotseling als het begon stopte de ringtone. Kitty ging op haar rug liggen en deed haar ogen dicht. 'Stom kutleven ook' was het laatste wat ze dacht voor ze terug in slaap viel.
Triiiiing, opnieuw deed een geluid haar ontwaken. Het duurde even voor ze besefte dat het de deurbel was. Ze kroop moeizaam haar bed uit en strompelde nog lichtjes slaapdronken naar de voordeur die ze met lichte tegenzin opende. Zoals verwacht stond Cato Rademakers in de deuropening. Cato was haar helpster van het OCMW en kwam wekelijks helpen met het onderhoud van haar studio. Cato was altijd erg streng. Of haar strengheid naar Kitty toe slechts persoonsgebonden was, of dat ze tegenover iedereen streng was, kon Kitty moeilijk inschatten. Wat ze wel wist was dat ze er de pest in had om elke maandagvoormiddag op Cato’s zure kop te moeten kijken. Kitty wist op zich wel dat Cato het beste met haar voor had en tot op zekere hoogte zich om haar bekommerde, maar waarom moest ze persé laten merken dat ze boven haar stond? Cato was toch ook maar toevallig in dit bekrompen leventje terecht gekomen?! Kitty had op zich geen moeite met mensen die boven haar stonden, wél met mensen die het niet konden laten dit duidelijk te laten merken.
'Goedemorgen Kitty, je wist toch dat ik zou komen?' zei Cato, waarmee ze ongetwijfeld doelde op het feit dat ze haar nachtkleed nog aan had. Haar lichtblauwe nachtkleed met de print van twee knuffelende koeien was eigenlijk te groot. Kitty kocht altijd ruimzittende kleding om haar gewicht en dikke buik te verbergen. Ze haatte haar ‘nijlpaardenlook’, een term die ze vaak gebruikte om zichzelf neer te halen. Cato veegde haar voeten lang en uitgebreid af aan het matje met daarop twee koala's afgebeeld, die Kitty vorige verjaardag van haar moeder cadeau kreeg. Het matje hing onmiddellijk onder de modder wat niet verwonderlijk was gezien de barre weersomstandigheden.
'Ik viel terug in slaap' bekende ze eerlijk.
'En je huisje is ook een bende, ga jezelf fatsoeneren in de badkamer, daarna wordt het stilaan tijd voor een gesprek denk je niet?!’
Cato nam plaats aan het tweezittafeltje dat in de hoek stond. Kitty besloot niet te protesteren en te doen wat er van haar verwacht werd, maar in gedachten kon ze Cato wel schieten. Ze liep naar de kledingkast en nam haar topje met een print van een langoorkonijn van het schap, zocht proper ondergoed en een jeans en sloot zich op in de badkamer. Voor ze de deur sloot zag ze nog net vanuit een ooghoek hoe Cato een roddelmagazine uit haar handtas nam en opensloeg. Kitty haatte roddeljournalistiek en keek neer op mensen die het lazen. Waarom zou iemand voor zijn plezier roddels lezen over bekende mensen? In Kitty's ogen waren dit mensen die geen, of een gebrek aan een eigen leven hadden en het daarom leuk vonden om zich met anderen hun levens te bemoeien. Kitty vond van zichzelf dat ze torenhoog boven de gemiddelde koper van weekbladen zoals "Dag Allemaal" stond, waarin de roddels staan van, onder andere, bekende VTM-gezichten. De zender VTM was alweer iets waar ze op neerkeek, omdat ze het niveau beneden alle peil vond. Ze vond het een flutzender omdat het in haar ogen enkel sensatie- en emotelivisie bracht en Kitty hier geen boodschap aan had. Mocht VTM ophouden te bestaan, zou ze er geen traan om laten. Helaas moet in deze maatschappij elke doelgroep aan hun trekken komen, ook de simpele zielen en minderbegaafde mensen. Enkel om die reden heeft VTM bestaansrecht, zo vond Kitty. Zelfs de VRT verlaagde zich tegenwoordig door rotzooi uit te zenden. De tijd dat VRT een klassenverschil had met VTM was al jaren voorbij.
Iets waar Kitty zich dood aan kon ergeren, was nieuwslezer Stef Wauters van het VTM-nieuws. Dat hij zijn gasten nooit laat uitpraten, tot daar aan toe. Maar, zo vond Kitty, een nieuwslezer moet ten alle tijden zo objectief mogelijk zijn. En de objectiviteit van de heer Wauters was érg ver te zoeken. Na elk nieuwsitem moet hij er toch maar vlug zijn eigen mening tussen gegooid hebben... Als Stef Wauters in beeld kwam, ging bij Kitty de televisie van ergernis uit. Kitty vond zijn grijns die hij altijd trok nog zo'n irritante eigenschap van hem. Precies zo'n valse grijns, alsof hij niet oprecht was. Alsof hij de almacht van de wereld wilde overnemen en in gedachten aan het beraadslagen was hoe hij dit in de praktijk ging brengen, of zo iets... Laten we het erop houden dat Kitty en Stef Wauters nooit beste maatjes zullen worden.
Kitty stond nu voor de badkamerspiegel en observeerde haar weerspiegeling. Ze keek naar haar lange bruine haren, haar gezicht, haar neus, ogen en haar walgelijke sproeten. Jeetje, wat haatte ze die. Het stond schattig als kind, maar nu had ze er al jaren genoeg van, vooral omdat ze zo opvielen. 'Eikels' zei ze hardop omdat ze wist dat haar complexen werden veroorzaakt door die jarenlange pesterijen in het middelbaar. 'Eikels!’ riep ze nogmaals, gekweld aan de herinneringen dat ze haar 'sproetenkop' en 'Miss Sproet' noemden. Ze had gehoopt dat de sproeten vanzelf zouden verdwijnen, maar helaas. Ze waren nog net zo talrijk als toen ze acht was en ze was het beu om bekend te staan als 'het sproetenmeisje'.
Waar ze vroeger ook mee gepest werd was haar gewicht en haar snel groeiende boezem destijds. Ze had een E-cup en vond haar borsten te groot. Ze was ondertussen flink afgevallen, maar bleef haar E-cup behouden waardoor ze helemaal de diepte inzakten.
Ze keek eventjes naar haar linkerarm. De littekens die dateerden van de laatste keer dat ze zichzelf automutileerde waren nog duidelijk zichtbaar. Ze deed het niet vaak, maar als ze erg diep zat sneed ze zichzelf. Het was alweer enige tijd geleden en ze hoopte op een betere toekomst.
Verder had ze momenteel felroze blokjesbeugels, zowel boven als onder. Hoewel je er niet naast kon kijken zodra ze haar mond opende, had ze vrede met haar beugels. Het leek wel alsof ze daar geen complexen over had omdat ze er nooit mee was gepest, wat ook niet kon op de middelbare school omdat ze pas recent de stap had gezet naar een mooier gebit.
Ze ging met een borstel door haar lange haren en bedacht dat haar haren een van de weinige dingen waren aan zichzelf waar ze geen complexen over had, integendeel. Ze had lang gespaard voor haar lange bruine lokken en was er behoorlijk trots op. Het leek wel alsof haar haren een deel van haar anders totaal verneukte uiterlijk konden redden.
Nu deed ze haar nachtkleed uit en stond in haar ondergoed. Ze wisselde eerst van BH (een goedkoop model uit de Hunkemöller) en trok daarna haar slipje uit om deze te vervangen. Voor een paar seconden bleef ze kijken naar het weinige schaamhaar dat ze had. Ze schoor zichzelf altijd intiem. Ze had het als kind nooit gehad en het had verder geen functie, dus weg ermee. Ze nam haar scheermesje en schoor voorzichtig de nieuwe haartjes weg die tevoorschijn kwamen. Ze nam een nieuw slipje (een paarse met hartjesprint) en kleedde zich verder aan. Tot slot poetste ze haar tanden, deed haar lange haren in een paardenstaart en verliet de badkamer, klaar voor wat Cato ook ging zeggen.
Cato stak meteen van wal en sprak Kitty kordaat aan.
'Ik denk niet dat het nog erg goed met je gaat', zei ze. Haar blauwe ogen keken Kitty's groene ogen streng aan. Kitty antwoordde niet en wendde haar blik af. Cato had kort blond haar en was altijd stoer gekleed. Ze keek even naar Cato's armband met spikes en naar haar boot tatoeage op haar schouder.
‘Heeft die boot eigenlijk een betekenis?’ flapte ze eruit en keek haar terug recht aan.
‘Verander nu niet van onderwerp’ zei Cato streng.
‘Heeft het?’ probeerde ze nogmaals.
‘Dat bootje is een zeilschip en is symbolisch bedoeld. Het betekend dat ik in het leven mijn eigen weg ga. Ik vaar mijn eigen koers’.
‘Waarom mag ik mijn eigen koers niet varen?’ zei Kitty een tikkeltje brutaal. Cato zuchtte diep.
‘Voor de zoveelste keer: aanvaard dat je moeite hebt om alleen te wonen en wees dankbaar dat er nog hulp aan huis komt zodat je toch zelfstandig kunt blijven wonen en niet naar een gemeenschapswoning hoeft’.
‘Wat moet ik aanvaarden? Dat de maatschappij mij al jaren probeert te marginaliseren?’ zei Kitty met lichte stemverheffing.
Cato zweeg.
‘Het is al vanaf mijn geboorte dat iedereen roept dat ik anders ben. Al vanaf mijn geboorte willen mensen mij in hokjes steken alleen maar omdat ik zogezegd autisme zou hebben. Ik heb genoeg van al die etiketten opgeplakt door medici die met foute diagnoses afkomen’, vervolgde Kitty met kwaadheid in haar stem.
Cato zei niets en keek haar zwijgend aan maar Kitty kon de bezorgdheid in haar ogen aflezen.
‘Het gaat echt niet goed met jou’, zei Cato tenslotte.
Meer werd er niet gezegd die dag. Er werd opgeruimd, afgewassen, geborsteld en gedweild. Dit gebeurde in stilte. Zowel Kitty als Cato waren niet in de stemming om te praten.
Tot zo ver het eerste deel.
* denotes required fields.