menu

De Site / Gebruikers / Schrijf zelf eens wat

zoeken in:
avatar van Donkerwoud
In Boeken > Algemeen > Eigen werk:

Ik miste de ruimte om eigen werk te delen met anderen. Hier dus de plek voor alle gedichten, essays, korte verhalen e.d. die de leden van deze site voortbrengen. Mijn doel is uiteindelijk dat anderen opbouwende kritiek kunnen geven en elkaar kunnen motiveren om ermee door te gaan, want laten we eerlijk zijn: in elke lezer huist wel een wannabe schrijver.

Dit is het enige verhaal waar ik de laatste tijd mee bezig ben geweest. Het is echt nog in een hele primitieve vorm, dus de uiteindelijke versie kan enorm af gaan wijken. Ook omdat het, overduidelijk, nog niet af is. Zeg maar wat je vindt, zolang het een beetje respectvol blijft natuurlijk.

Naar mijn mening is het nog te fragmentarisch, te weinig cohesie tussen de verschillende gebeurtenissen. Ook merk ik dat het moeilijk is om gewone dagelijkse handelingen om te zetten in iets wat boeiend is voor een ander.

Mijn verraad

Ik heb nooit kunnen wennen aan de eenzaamheid van het ouder worden. Vanaf het moment dat ik mijn Johan dood zag liggen in zijn fauteuil wist ik dat het leven niet meer zo zou zijn als vroeger. Liefde, passie, genegenheid, gestorven met de man waar ik 50 jaar mijn leven mee gedeeld heb. Fouad leek die leegte in te vullen. Ik kon hem verzorgen, met hem praten, hem vertroetelen als de zoon die me jaren geleden in de steek heeft gelaten. Maar nu is zijn leven in Nederland voorbij Over een paar minuten staat de immigratiedienst voor de deur, om hem terug te brengen naar de wereld die hij juist heeft proberen te ontvluchten. Onwetend van zijn onafwendbare lot ligt hij onderuitgezakt op de bank te kijken naar een actiefilm. Op zijn gezicht een kinderlijke grijns. Hij geniet als een kleine jongen van de kakofonie van geweld op het scherm; ratelende machinegeweren, bombastische explosies en snedige oneliners van gespierde helden. Ik houd niet van dit soort films, maar tolereer ze in mijn huis om hem tevreden te stellen. Alles voor hem, alles voor hem%u2026

Fouad heeft me eens verteld dat er in zijn geboortedorp maar één televisie was, aangekocht door zijn oom Hassan, die er geld mee wilde verdienen. Het stond in een kleine stal buiten het dorp. Elke vrijdag, na het middaggebed, trokken hordes jongens ernaar toe om te kijken naar wat er die dag te zien was op de televisie. Voor de stal stond dan Hassan's oudste zoon Mohammed. Pas als iedereen hem een paar centen in de handen had gedrukt, mochten ze naar binnen. Elke week was het een verrassing wat ze te zien kregen. De verbinding was zo slecht dat het alleen met een hoop getrek aan de antenne mogelijk was om een zender te vinden. Heel soms lukte het om een voetbalwedstrijd of een Amerikaanse film te vinden, maar even zo vaak bleef het bij droge opsommingen van geboden uit de Koran. Maar toch bleven de jongens terugkomen; ook al leverde de reis ernaartoe vaak een teleurstelling op. ' We wisten niet beter dan dat het onvermijdelijk was om soms teleurgesteld te worden. Dat maakte een succes extra mooi ' verduidelijkte Fouad dan. '' Hier in Nederland ontdekte ik de leegte van het alles beschikbaar hebben. Alles kunnen zien en tegelijkertijd niks echt zien. ''

Het zachte gekreun van de theepot klinkt op uit de keuken als een klein kind dat jengelt om onverdeelde aandacht. Het doet mij even opschrikken uit mijn overpeinzingen. Ik wil opstaan om naar de keuken te lopen, maar Fouad springt op en maant mij weer te gaan zitten. '' Mijn beurt. '' zegt hij monter, met zijn Arabische tongval, en hij snelt naar de keuken om thee voor ons beiden te maken. Hoe anders dan Johan, zoals zoveel generatiegenoten was hij een autoritaire man die de verhoudingen tussen man en vrouw wilde zien zoals het altijd geweest was: de man als het werkpaard die geld in het laatje bracht, de vrouw als de dienares die 's avonds het bord met eten klaarzette. Huishoudelijke taken deed hij niet aan, dat was zijn mannelijke eer te boven. Maar toch putte ik genoegen uit het verzorgen van deze man, zelfs toen het slecht ging met zijn gezondheid en hij soms radeloos van frustratie begon te tieren als het niet liep zoals hij het wilde. Als de afstandsbediening weer eens kwijt was. Als het eten niet op tijd klaar was. Als er meer geld van de rekening was verdwenen dan hij ingepland had. Langzaam verdween zijn lichaam in de gebreken van de ouderdom en kwijnde hij weg als een murmelende hoop vlees, met als enige houvast het geweeklaag om de kleine frustraties des levens.

Het was in die bedompte stal dat Fouad '' het westen '' leerde kennen als het paradijs, daar tussen die andere jongetjes, luid ruziënd over het geschikte kanaal, zoekend naar dat ene programma dat door de groep als geheel geaccepteerd werd. De wereld op het beeldscherm was zo anders als de werkelijke wereld om hem heen. Rijkdom. Schone straten. Mooie mensen. Daar moest het leven beter zijn. Daar was het leven zoals nergens anders, en zeker niet zoals die wereld hier.


Uit oprechte dankbaarheid voor mijn keuze om hem op te vangen liet Fouad geen moment onbenut om me te helpen bij mijn dagelijkse bezigheden. In de eerste weken heeft hij zelfs alle kapotte kastjes gerepareerd, de huiskamer een nieuwe schilderbeurt gegeven, gezorgd dat de tuin er weer verzorgd bij kwam te liggen. Allemaal zaken die ik uit het oog verloor tijdens het ziekbed van Johan en de periode van rouw waarin ik alleen maar kon huilen van verdriet om de eenzaamheid van het alleen zijn. Ik zie hem met een dienblad met daarop twee siervolle Marokkaanse theekopjes en een theepot de kamer inlopen. Het blad bungelt gevaarlijk heen en weer in zijn handen, maar toch weet hij de zwaartekracht te trotseren met zijn sierlijke tred. Even blijft hij staan om naar het televisiescherm te kijken, waarop nu een vrijage is te zien tussen de protagonist en een begeerlijke jongedame. De seks teruggebracht tot een spel van kokette mensen, zich zondig verbergend achter hun dekens om de onzichtbare derde het zicht op hun lichaam te ontzeggen. Alles wat er bij de daad hoort -het orgasme, het gekreun, de tedere liefkozingen - komt in beeld, behalve natuurlijk datgene waar het echt om draait, de blote lichamen. Hollywood en zijn hypocrisie. Fouad draait zich om, onder het geluid van een gespeeld orgasme, en zet het dienblad op het kleine bijzettafeltje. Daarna pakt hij de theepot en schenkt beide glazen in.' Vandaag suiker erin? ', vraagt hij, met een glimlach op zijn gezicht. Ik antwoord: ' Laat maar, vanmorgen had ik al suiker in de koffie.' Voor zichzelf schept hij vier lepels suiker in de thee. Op de achtergrond weerklinkt het geluid van de rotorbladen van een helikopter die, na een vuurregen van kogels, probeert om in de lucht te blijven maar door de zwaartekracht genadeloos naar het aardoppervlak wordt getrokken. Met een luide explosie worden de bemanningsleden geroosterd tot hoopjes as. Het stemt mij moedeloos dat ik deze jonge man moet missen, als ik naar het fijne gezicht van Fouad kijk, die achterover geleund zit op de bank, zachtjes nippend aan zijn hete thee.

In zijn eerste twee jaar in Nederland woonde hij in bij een Nederlandse agrariër die hem de mogelijkheid bood om tegen kost en inwoning te werken in zijn kassen. Het leek een mooie deal, totdat Fouad ontdekte dat dit betekende dat hij van 's morgens vroeg tot 's avonds laat bezig was met tomaten plukken, zes dagen in de week. In een apart kamertje lag een vies matras dat gebruikt werd om een paar uurtjes te slapen om elkaar af te wisselen. Alleen op zondag had hij vrij. De man was immers een devoot Christen van huis uit. Met weemoed dacht hij in die dagen terug aan de stal, aan zijn vrienden waarmee hij voor dat televisietoestel droomde over werelden die er ergens anders waren. Hoe anders was de werkelijkheid. De mooie kleurrijke fantasieën uit die tijd waren vervangen door een gevoel van leegte, in een wereld waarin hij zich voort moest bewegen als een anonieme werkbij tussen mensen zonder oog voor zijn bestaan. Hij moest nog steeds zwoegen om een degelijk bestaan op te bouwen, maar nu zonder de vrienden en familie die hem een zekerheid in het leven gaven. Toen deze gedachte zich eenmaal genesteld had in zijn geest wilde hij niets liever dan terug naar zijn moederland, terug naar het bestaan dat hij had, terug naar de wereld die hij kende.

avatar van John Frusciante
Ik heb even een verhaaltje geschreven Ik zou het leuk vinden als er opbouwende kritiek word gegeven.

Nooit Meer Brood!

Ik stond op, niet omdat ik het wil maar omdat het moet. Ik stap in mijn slippers loop naar de badkamer en kijk in de spiegel. Ik zie een man van middelbare leeftijd, wiens leven nu al op zijn hoogtepunt is geraakt. Straks stap ik wéér op de fiets om naar kantoor te gaan, waar ik nu al meer dan 25 jaar werk. En denk je dat ik in die 25 jaar ooit promotie heb gemaakt?, nee!. Volgens mijn baas kan ik de functie van assistent-manager niet aan. Over een uur zou hij willen dat zijn voorganger mij nooit zou hebben aangenomen, Ik kijk mijn spiegelbeeld nog even aan, Loop naar de klerenkast, trek een broek en overhemd aan en stap in mijn schoenen. Een boterham gaat er vandaag niet in, vanavond als dit klusje achter de rug is eet ik nooit meer brood! Ik loop de deur uit...


Ik fiets de gebruikelijke route naar kantoor. Een aangenaam briesje giert door mijn haar, Het is vandaag een warme septemberdag, Ik begin me wat onzeker te voelen, daar heb ik mijn hele leven al last van gehad, onzekerheid. Ik ben van origine een watje. Vroeger, op school. Stond ik bekend als Johan De Zwijger. Ik fiets het park in nog een kilometer en ik ben op kantoor!


Op de parkeerplaats zie ik de hummer van mijn baas staan, wat vind ik dat een verschrikkelijke wagen, ik heb het vermoeden dat hij de lengte van zijn penis moet compenseren met deze grote wagen. Ik zet mijn fiets in de stalling, loop langs de hummer en maak met mijn fietssleutel een kras op de pasagiersdeur. Ik bel aan, Ik hoor Femkes stem door de speaker. 'Halló' zeggen. Ik zeg: 'Johan hier, mag ik binnenkomen?, tuurlijk mag je binnenkomen, Johan, je werkt hier toch, gekkie. Ik maak de deur open begroet Femke en loop mijn kantoor binnen. Ik start de pc op en doe net alsof dit een gewone werkdag gaat worden.


Mijn baas, David, komt zoals gewoonlijk nonchalant mijn kantoor binnen. Há Johan jij ook hier? hoor ik hem zeggen met een spottende klank in zijn stem, Ik werk hier toch, lul, denk ik. Johan? zegt David, gaat het wel goed met je? alsof het hem echt wat kan schelen, 'ja' zeg ik' het gaat 'prima'. De ironie dat het met hem straks een stuk slechter zal gaan bezorgt mij een glimlach. Johan? Valt er wat te lachen? Ik ben wel in voor een goede mop. 'nee' zeg ik, 'de moppentrommel is vandaag leeg'. David loopt mijn kantoor uit met zijn langzame tred alsof hij de hele wereld aan kan. Maar niet voor lang...


Tijdens de middagpauze besluit ik een wandeling te maken in het park, Ik vraag Femke of ze zin heeft om mee te gaan, ze stemt ermee in. We bespreken tijdens de wandeling de gebruikelijke koetjes en kalfjes, Terwijl we op een bankje gaan zitten begin ik aan mijn plan, 'Femke' het is het beste dat je nu naar huis gaat. 'Waarom?' vraagt ze. 'Ik vind je er een beetje moe uit zien', zeg ik. Maar ik voel me hele.. Ga naar naar huis,zeg ik, ik doe de rest van je werk wel! Johan ik wil helemaal niet naar huis! Ga nou maar, ik weet best wat goed voor je is, ik geef het wel door aan David. Oke dan als ik jou er een plezier mee doe, zegt Femke. Ze loopt naar de dichtsbijzijnde bushalte en stapt in de bus, eindelijk, denk ik, nu kan ik écht aan het werk gaan...


Ik loop terug naar kantoor, ik overdenk mijn plan nog eenmaal goed, het plan lijkt waterdicht. Ik stap het gebouw binnen, Ga mijn kantoor binnen en maak mijn kluisje open. Ik pak het pistool dat ik sinds maandag veilig in mijn kluisje heb opgeborgen. Het is tijd voor actie, Ik loop naar het kantoor van David, klop aan, david roept 'ik kom eraan' als hij de deur opent zie ik nog net dat hij zijn riem dicht gespt, ik heb het altijd al een smerig mannetje gevonden, en mijn haat jegens David komt tot zijn hoogtepunt. Ik grijp David bij zijn keel en duw hem zijn kantoor in. Ik hoor het aquarium , dat hij zijn kantoor heeft staan breken. Ik loop naar binnen en zie de vissen op de grond rondtspartelen. David kreunt en staat op, 'Vuile schroft' roept David. 'wat doe je man, ben je gek geworden?' Ja zeg ik, ik ben hartstikke gek!



Ik dreef David in een hoekje, maar op een of andere manier glipt David langs me heen, 'gek!' roept David terwijl hij door de deuropening stormt. Ik achtervolg hem, maar op dat moment komt Femke binnen, Van schrik vuur ik het pistool af, ik tref Femke in haar borst, 'Nee!' roep ik. 'Femke, trut, ik zij dat je naar huis moet gaan'. Maar op dat moment bedenk ik dat ze haar spullen nog op kantoor heeft liggen. 'shit' wat stom, dacht ik. David kokhalst van schrik, 'psychopaat' kermt hij uit. Ik richt mijn pistool op Davids borst. 'Klootzak' schreeuw ik, ik vuur twee keer. Beiden kogels raken David in de borst, Ik hoor hem nog schreeuwen 'waarom toch!' maar dan valt hij dood neer. Snel kniel ik bij Femke neer, ik zie dat ze nog bij bewustzijn is, maar niet voor lang meer. 'Het was niet de bedoeling jou neer te schieten', zeg ik. Maar dan stopt haar ademhaling. Ik loopt naar de telefoon en bel anoniem een ambulance op. dan stap ik naar buiten.


Ik stap weer op mijn fiets. De tranen stromen over mijn wangen, hoe kon ik zo dom zijn? Ik kom thuis aan, gooi mijn fiets neer, open mijn deur en storm naar mijn balkon, Ik klim op de rand, Schreeuw voor de laatste keer, en ik spring!

Moet voor school een verhaal schrijven waarin twee beroemde filosofen en ikzelf een gesprek voeren over filosofische thema's. Zal het als het af is eens een keer hier posten.

avatar van Apollinisch
Thu Apr 16 15:24:33 timbo_ schreef:
moet trouwens voor mijn minor filosofie en ethiek nog een gesprek tussen mijzelf, Nietzsche en Plato schrijven dus als jullie Plato er nog even bijnamen en nog wat door ouwehoeren dan kopieer en plak ik wat en ben ik klaar

Ik hoop wel dat je je dat nog herinnert en niet van plan bent het een en ander aan copyright te schenden!

avatar van Vaughn
(Als Zelva het geen probleem vindt: )

Ben ik blij te melden dat er op ons forum (zie de link in mijn profiel ) ook de mogelijkheid bestaat voor ieder om een van zijn of haar eigen verhalen, gedichten, columns, teksten, of wat voor een schrijfsels dan ook, te plaatsen en commentaar, tips en adviezen te vragen van willende lezers.


Iedereen is van harte welkom!

timbo_ schreef:
Moet voor school een verhaal schrijven waarin twee beroemde filosofen en ikzelf een gesprek voeren over filosofische thema's. Zal het als het af is eens een keer hier posten.


Wordt iets te lang om hier te posten . Mocht iemand er toch op staan (lijkt me sterk) het te lezen stuur dan maar even een PM.

avatar van page_addicted
ok ok ik weet dat dit gaat klinken als een zoetig rozekleuriggedichtje maar kom ik zet het er toch maar op

Wanneer ik hartkloppingen krijg, en mijn stembanden staken

Wanneer mijn maag zich keert tegen mij

Wanneer mijn knieën het begeven en mijn handen trillen

Wanneer mijn ogen alleen nog maar twee blauwe ogen zien en de rest vervaagd

Wanneer mijn oren maar een stem uit miljoenen horen

Wanneer mijn gedachten zodanig vertroebelen zodat ik zelf mijn naam vergeet

Weet ik dat jij in de buurt bent

avatar van Nicolage Rico
Even wat leven inblazen...

Dletsegrevoneget

Liefdesmakelaar in de brandende hel
Bedolven door een potvisgrootte meurende zeepbel
Kussen die bezwaren
Roos tussen engelenharen

Muizen die kaas vrezen
Slaven die de schobbejakkers de les lezen
Bier met een zwarte kraag
Dompelend ijs verijdelt de brandende vraag

Vlinders die het verliezen op schoonheid
Droogte tijdens het hoogseizoen
Van de regentijd
Een dyslect breidt de woorden aan zijn mouw
En een ziek lammetje met een berenklauw

Een zorgeloze maatschappij

En

Jij… Jij die houdt van mij

Als ik zo vrij mag zijn: hier zijn mijn kortverhalen te lezen. Ik zou ze wel kunnen kopiëren, maar daar zijn ze, vrees ik, net iets te lang voor. De geïnteresseerde weet in ieder geval wat 'ie moet doen

avatar van Social_Mask
Gisteren kwam ik tijdens het opruimen van mijn kamer - dat moet ook gebeuren, hè - een blaadje tegen waar het één en ander op geschreven stond. Wat bleek, het was een gedicht dat ik ooit in een ver verleden geschreven had! Vond het gedicht eigenlijk best wel komisch, op een tragische manier.

het is een helse weg naar beneden
maar de aanblik van God die
daar beneden wacht met haar armen
wijd gespreid om mij op te vangen
stemt mij

ik neem een aanloop en spring
de wind die mij hoort te
dragen verzwakt en als ik de grond
nader vervaagt haar beeld
verdwijnt zij

in de mist
der illusies


Helemaal zo slecht nog niet, al zeg ik het zelf.

Ik hoopte eigenlijk op 'n einde als "en ik land plat op mijn neus", maar verder is het zeker niet onaardig hoor, Social_Mask

Over het onderstaande verhaaltje ben ik ook best tevreden, moet ik zeggen - en 't is ook niet al te lang:

Dit is Hendrik. Hendriks gemoedstoestand valt af te lezen aan de lengte van zijn baard: hoe langer de baard, hoe ongelukkiger de drager. Ongelukkig beweegt hij zich langzaam voort, met gekromde rug en moedeloze ogen. Hoe langer de baard, hoe meer rotzooi er in zijn haren blijft hangen. Hendrik trekt traag door de straten, hopend op enige verbetering. De verbetering komt nooit.

Sara reinigt Hendriks baard. Ze houdt van hem, maar hij ziet het niet. Zonder rotzooi in zijn baard hangt Hendriks hoofd minder; het voelt licht, verwarrend, zoals hij zich vroeger voelde toen hij nog dronk. Eigenlijk mist Hendrik het vuil in zijn baard: het is zwaar als het gewicht van de wereld dat op zijn schouders drukt. Het voelt geruststellend.

Hendriks baard groeit en groeit. Zijn baard groeit zo erg, dat hij een bewonderenswaardigheid wordt voor het hele dorp. Hendriks baard is langer dan de bakkerszoon, een lijvige kerel; langer dan de loper die het theater elke zaterdag uitrolt; langer dan de kerktoren, die hoog boven de huizen uittorent. Het dorp juicht als hij naar buiten komt; er komen zelfs mensen van buiten het dorp om hem te zien.

Marcel is een van Hendriks vrienden. Hij ziet geld in de baard. Als Hendrik naar buiten komt, staat er een lange rij voor zijn deur. Marcel zegt dat ze betaald hebben: ze willen allemaal in Hendriks baard kruipen, zien wat zich daar binnen afspeelt. Hendrik haalt zijn schouders op. ‘Eén voor één!’ roept Marcel, en ze kruipen allemaal de baard in. Het gewicht van de wereld is wat toegenomen.

Het dorp juicht niet meer als Hendrik naar buiten gaat: allemaal zitten ze in zijn baard, elke dag opnieuw. Als Hendrik brood koopt, laat hij het geld achter op de toonbank; ’s avonds ziet de bakker het wel liggen. Hendrik hoort zijn zoon gillen van plezier. Uiteindelijk went hij aan het gewicht van zijn baard. Marcel rookt een sigaar. Hij lacht en drinkt, maar Hendrik is niet vrolijk.

Maanden gaan voorbij. De bewoners van het dorp zitten zo lang in de baard, dat zij niet eens meer worden gemist, door niemand niet. Alleen Sara houdt Hendrik nog gezelschap. Zij kijkt toe hoe hij, moe van het gewicht van de wereld, door de straten sjokt.

‘Dit kan zo niet langer,’ zegt ze, en ook zij kruipt in de baard. Daar treft ze huizen aan, een bakkerij, een theatertje, een kerk. De mensen hebben een dorp in de baard gebouwd. Zij lachen en praten en drinken. De bakkerszoon gilt van plezier: de domineesdochter heeft een oogje op hem. De mensen zijn doorgegaan met hun leven. ‘Wie denken jullie dat je zijn?’ vraagt Sara. ‘Jullie dorp doet Hendrik pijn: hij kan zich nog maar amper voortbewegen. Ga weg, ga allemaal weg!’

Maar de dorpsbewoners willen niet weg. Zij zijn gelukkig in hun nieuwe dorp, gelukkiger dan in het oude. Marcel haalt zijn schouders op en rookt zijn sigaar. ‘Het volk heeft gesproken,’ zegt hij, en hij draait zich om.

Sara verlaat de baard. ‘Ze willen niet weg,’ zegt ze tegen Hendrik. Hij haalt zijn schouders op; hij weet niet beter meer. Moedeloos sjokt hij naar de bakkerij, Sara voorbij. Ze gaat hem achterna. ‘Ik hou van je, Hendrik,’ zegt ze, haar schroom eindelijk achter zich latende. ‘Ik wil niet dat je lijdt.’ Hendrik weet niet wat hij moet zeggen. ‘Misschien moet de baard eraf,’ probeert Sara voorzichtig, en ze slaat haar ogen neer. Lang is het stil.

‘Oké,’ zegt Hendrik. Sara glimlacht. Samen knippen zij elke haar afzonderlijk van zijn gezicht. Met elke knip richt Hendrik zich iets hoger op; voor het eerst in maanden recht hij zijn rug opnieuw. Sara moet huilen, zo gelukkig is ze. Onder Hendriks baard blijkt een voorzichtige glimlach te prijken. Hij pakt Sara’s handen vast. Ze zijn warm.

avatar van metalfist
Mooi verhaal

avatar van slowgaze
Een kort verhaal van een hele tijd geleden.


Vingers

Vroeger wilde ik de gitarist van The Jesus & Mary Chain worden. Ik föhnde mijn haar altijd helemaal rechtop en elke leraar had commentaar op mijn permanente status van apathische verveeldheid. Ik luisterde liever naar mijn walkman, ik had inmiddels een cassettebandje met "Psychocandy" op kant A en de eerste van The Velvet Underground op kant B. Van die laatste had ik zelfs een akkoordenboekje. Het was me wel een heel gedoe met die alternatieve stemmingen, maar na een tijdje kon ik dan ook het gepiel van "Venus in Furs" naspelen. Met die gitaarkennis in mijn achterhoofd én mijn "big, big hair" daar bovenop, was ik klaar om gitarist van de Mary Chain te worden.

Mijn ontsteltenis was groot toen ik er achter dat de nieuwe single "Cracking It Up" pianopartijen had. Píánó, bij de Mary Chain. Zelfs de ontzettend gave video met een aantal spiegudelische effecten kon dat niet goed praten. Toen wisselde ik voor het eerst in jaren van cassettebandje, "Boys Don't Cry" van The Cure. Ik wilde vanaf toen Robert Smith zijn; het haar had ik al, de mascara kon ik van mijn moeder 'lenen'. Mijn ontsteltenis was groot toen bleek dat ik "Killing an Arab" niet kon spelen. Mijn vingers, stram en koud, ze werkten niet mee, ze moesten wel vervloekt zijn.

Robert Smith ben ik niet geworden. Tegenwoordig ben ik schrijver. Romans. Over vrouwen, drank en verveling; de chroniqueur van het ware leven van alledag. Maar ook schrijvers moeten brood op de plank krijgen. Mijn laatste boek moest wel veel opbrengen. Wat doe je dan? Je schrijft over de vriendschap tussen twee, zoals dat zo mooi heet, gemankeerde en gekwelde personen. Het gaat in mijn roman over een vrouw met een posttraumatisch stresssyndroom en een man met obesitas én een obsessiecompulsieve stoornis. Een dikke neuroot, daar komt het dus op neer. Ik suggereer een opbloeiende liefde, maar de vrouw blijkt lesbisch te zijn. Worstelde ze eerst ook mee. Ook haar vader het had er zwaar mee, dat was het belangrijkste punt in haar verleden, geloof ik. Afijn, het boek verkocht natuurlijk als een malle.

Nu is mijn knieval voor de commercie genomineerd voor een prestigieuze literatuurprijs. Vast terecht. Ik bedoel, niet dat het een goed verhaal is, alsjeblieft zeg. Integendeel. De moeite om die vervloekte vingers nuttig in te zetten, die mag beloond worden. Ze werken nog steeds niet mee.

Het lijkt me verdomde handig, die geldprijs. Vanavond hoor ik het wel. Iedereen is hier, elke auteur die iets voorstelt. Die drie (exclusief mijzelf) worden dan weer omgeven door tientallen dilettanten. De vaderlandse literatuur is er niet bepaald op zijn hoogtepunt, wil ik stellen. Het moddergooien naar elkaar is al helemaal triest. Men wil niet bij de ander in één en dezelfde kamer zitten. En dat langharig, werkschuw tuig is ook genomineerd. Breng ze eerst eens fatsoenlijke polemiek bij.

Ik schud velen de hand, mijn vervloekte vingers branden van pijn. Netwerken hoort er nu eenmaal bij. Misschien ga ik wel ruzie maken, dat is goed voor de publiciteit. Dat leidt tot meer verkopen, tot meer geld. Ik heb mijn immense talent toch al kapotgehoerd met deze melodramatische vertelling.

De uitreiking nadert. Ik ben een man, ik drink bier. De anderen hebben wijntjes, op de toiletten hun lijntjes. Over wc's gesproken; ik besluit er eentje op te zoeken. Met een ziedende pijn in die vervloekte vingers weet ik toch een deur te openen. Naast de wasbak staat een man met bokkenpoten. Hij belooft me nóg meer roem, geld, vrouwen, drank, prijzen, talent, bier, pillen, Fair Trade koffie, blaascapaciteit en moederliefde. Hij houdt me een contract voor. Ik ruil mijn ziel in voor al dat moois. Ergens is het wel een mooie gedachten, dat ook ik een ziel heb. Ik verkoop hem alleen wel nu. Ik hoef alleen te tekenen. Als mijn vervloekte vingers nou maar mee zouden werken…

avatar van -JB-
De Stilte aan de Seine

Als bomen konden praten, zou de oude treurwilg zijn mond houden. Er was niks te zeggen. De wind kietelde zijn bladeren, het water van de Seine verkoelde zijn wortels en zo was het al jarenlang.

De wilg veranderde niet. Als zijn takken te lang werden, hingen de bladeren verder in het water. Net zo lang tot een boot er achter bleef haken en de tak afscheurde. Zo bleven de takken van de boom altijd even lang. Het enige wat veranderde, was de dikte van de stam. Bij een zomer met veel zon groeide de stam snel, in koude zomers niet. De mensen die langsliepen zagen het niet, voor hen bleef de boom hetzelfde.

Er waren überhaupt niet veel mensen die aandacht besteden aan de oude boom. De mensen waren druk met hun horloges. De boom had de horloges steeds groter en potsierlijker zien worden. Maar hoe groter het uurwerk werd, des te sneller liepen de mensen voorbij. Alleen op zaterdagavond kreeg de boom zijn aandacht. Luidruchtige mannen leegden hun blazen tegen de stam van de treurwilg. Regelmatig leunde ze zo op hun straal dat ze tegen de wilg aanvielen of zelfs in de Seine belandden. De oude treurwilg liet ze spartelen, hij had een hekel aan zaterdagavond.

De enige wezens die echt de tijd namen om de boom te bekijken, waren de honden. Hij was dol op honden. De natte neuzen die opzichtig aan zijn stam kwamen ruiken, voelde tintelend aan op zijn bast. Als hij in een speelse bui was, kon hij het niet laten om met zijn takken de honden zachtjes op hun kont te tikken. De manier waarop het kwispelen van de staart meteen ophield, deed de oude treurwilg altijd plezier. Bovendien kreeg hij zo een extra snuffelrondje van de viervoeter die zocht naar de boosdoener.

Vanochtend was het stil aan de Seine. De oude treurwilg voelde zich verlaten. De horlogemensen kwamen nog altijd voorbij gerend en de boten trokken aan zijn takken, maar toch was het een ongewone dag. Rond tien uur ’s ochtends kwam er altijd een klein hondje aan zijn bast snuffelen. Het hondje was zijn favoriet omdat het beestje altijd extra lang bij hem bleef. De kromgebogen oude dame die bij het hondje hoorde, liep namelijk niet zo snel.

De afgelopen weken was hij steeds beter bevriend geraakt met het hondje. Niet langer liet hij het schrikken, tegenwoordig streelde hij de rug van het beest met zijn takken. Steeds meer tijd hadden ze samen gehad, want de oude dame werd steeds langzamer. Het was nu ook vaak al half elf voordat het hondje aankwam. Het maakte de treurwilg niet uit zolang hij de kriebelende natte neus maar langs zijn bast kon blijven voelen.

Maar vandaag was het anders. De zon was al over zijn hoogste punt heen en nog altijd was zijn vriendje niet geweest. De oude treurwilg liet zijn takken hangen, zelfs de natte neuzen van andere honden konden hem niet opvrolijken. Ook de volgende dagen bleef het stil aan de Seine. De oude treurwilg was weer eenzaam.

De wind kietelde zijn bladeren, het water van de Seine verkoelde zijn wortels en zo zou het altijd blijven.

avatar van dutch2.0
Mooie heldere stijl! Lekker ritme ook. Het verhaal zelf vind ik iets te sentimenteel, maar dat is uiteraard een kwestie van smaak.

avatar van eRCee
Dat eerste is ook een kwestie van smaak hoor.

avatar van dutch2.0
Okay, je moet inderdaad van een heldere stijl en een lekker ritme houden. Da's waar.

avatar van dutch2.0
Met een nieuwe computer op komst ben ik allemaal oude documenten aan het wegmikken. Daar kwam ik tot mijn verbazing dit gedichtje uit 2005 tegen (ik schrijf twee keer per jaar een gedicht waarvan een keer Sinterklaas).

Friends

Vandaag zag ik Friends
Weer eens
Op de tv
Onschuldige Ross
Onschuldige Rachel

Er was wat gedoe
Met een grap en een liefde
Onschuldige grap
Onschuldige liefde
Onschuldige Friends

Een bui kwam omlaag
en de stoffige stad
waste schoon in de regen
Onschuldige stad en
Onschuldige regen

Er was toen een shot
van het hoge Manhattan
Onschuldige stad
Onschuldige straten
Onschuldige torens
Onschuldige wolken
Onschuldige levens
Onschuldige werkers
Daar hoog in de lucht
Onschuldige dagen
Nog zonder te weten
Nog zonder de schaduw
En zonder de pijn

Vandaag zag ik Friends
Weer eens
Op de tv
Onschuldige Friends
Onschuldige dagen
Nog zonder te weten
En zonder de pijn

avatar van eRCee


Nu ben ik benieuwd naar het gedicht dat je niet voor Sinterklaas hebt geschreven.

avatar van dutch2.0
eRCee schreef:


Nu ben ik benieuwd naar het gedicht dat je niet voor Sinterklaas hebt geschreven.

Het gedicht dat ik niet voor Sinterklaas heb geschreven ging ongeveer zo:

Ik zat heel lang te denken
Wat ik de wereld kon schenken


De rest weet ik niet meer zo goed

avatar van Zelva
Mijn eerste verhaal in járen. Beetje lang wellicht, maar soit. Ben zelf ook eigenlijk niet tevreden, want het was een beetje een haastklus voor school.


Want voor een boom, als hij afgehouwen wordt, is er verwachting, dat hij zich nog zal veranderen, en zijn scheut niet zal ophouden. Indien zijn wortel in de aarde veroudert, en zijn stam in het stof versterft; hij zal van den reuk der wateren weder uitspruiten, en zal een tak maken, gelijk een plant. Maar een man sterft, als hij verzwakt is, en de mens geeft den geest, waar is hij dan?


Job 14.


Thomas gelooft wel




Herfst

Als de dagen krimpen, wordt het weer erger. De wind zwelt aan, de regen zwiept tegen mijn ramen. Wat eens een berg was, toen een rotsblok, daarna het type stenen dat reljeugd graag van viaducten afgooit, fijn zand, dat zorgt dat de heide enkele meters bij mij vandaan elke augustus in bloei staat, nog kleiner, het blijft achter als een smerig laagje en doet de enige manier van contact met de buitenwereld langzaam verdwijnen. Gaat het met mij eigenlijk niet net zo? Eens was ik een machtige rots, nu ben ik ouder, de rots is niet meer, ik voel me nog slechts een miezerig steentje dat zomaar van dat viaduct af zou kunnen vallen. Nee, dat nooit, maar zou het iets uitmaken in het licht van de eeuwigheid? Doet überhaupt iets wat ik doe er wel toe, waar leef ik voor? Dat raam, niemand zal er wakker van liggen als het zwart blijft. Alleen ik weet er van.

Ik woon aan de rand van het bos en de heide. Als ik het fietspad oversteek, tussen de es en de eik door, die daar al eeuwen gebroederlijk als poortwachters staan, kan ik kilometers ver lopen zonder dat ik ooit eens mens tegenkom. Lopen is nooit iets voor mij geweest, te langzaam. Rechts van mij gaat het ruime fietspad steil omhoog, de stuwwal op. Fietsen, dat is het echte werk. Ellenlange tochten, geen vierkante kilometer terrein in mijn omgeving herbergde nog enig geheim voor mij. Dat fietspad is lastig als je het niet kent. Het eerste stuk is al niet bepaald misselijk, maar daar verderop in het bos, net als je de bocht om bent, dan. Het lijkt wel of een ambtenaar een rekenfout heeft gemaakt, of hij uit wilde gaan van een gelijkmatige stijging, maar toen de asfalteerder zijn werk ging doen er op het eind nog een stuk overbleef dat flink meer geëgaliseerd had moeten worden. Ik weet nog dat mijn hart beangstigend oversloeg een van de eerste keren, de vrees was geboren, zelfs inhouden op het eerste stuk bleek niet meer voldoende. Als het slotstukje in beeld kwam, sloeg de stress al in je benen. En dan ligt de afdaling ook nog een stuk verderop. Daarna leer je om te gaan met de pijn in je benen, weet je wat je kan en kom je makkelijk boven. Maar dan? Wat is de zin ervan? Je blijft gezond, maar voor wie? Ik ben alleen, ik leef voor niemand. Niemand toonde ooit echt interesse in wat mij bezig hield.

In het keukenkastje staat de spiritus.Terwijl de kraan loopt en de geiser het water langzaam opwarmt, ga ik met tegenzin naar de bijkeuken om een emmer te pakken, maar de spons, zeem en wisser liggen er niet. Ik kijk naar de trap, wend mijn ogen weer af, draai de kraan uit en laat me weer in mijn stoel zakken. Laat maar zitten, wat maakt het ook uit. Mijn blik dwaalt af naar mijn boek, de ramen, de lamp, de kraan, het trappengat en ik zucht even diep. Waarom? Ik hijs mezelf maar omhoog en loop richting de trap.

Als ik de buitendeur opendoe, slaat de kou me tegemoet. De lamellen klapperen door de harde wind. Half verdorde bladeren waaien door mijn voortuin heen, op zoek naar een schaarse plaats op de grond. Het ritsje van mijn jas kan nog net iets verder omhoog. Bezorgd kijk ik naar de lucht, een grijze brij, maar het gaat niet regenen zo te zien. Het fietspad is verlaten. Ik verwijt niemand iets, de dag is ook veel te troosteloos om iets te ondernemen. Met de veel te zware emmer in mijn hand, loop ik naar het verweerde huishoudtrapje dat al enige tijd buitenstaat, te lang eigenlijk.
Ik wring de spons uit en zet voorzichtig mijn schoen op het onderste treetje. In de verte hoor ik het toch nog wel bekende geluid van fietsbandenrubber op asfalt. Even glimlach ik, maar dan dringt de realiteit weer door, dit moet gebeuren. Op het wankele trapje haal ik met een kletsnatte spons een veeg langs de bovenhoek van het raam. De spons is helemaal zwart, het raam ziet er niet eens schoon uit en als er nog wat wits te zien was aan de kozijnen, dan is dat nu verleden tijd. Zwarte straaltjes lopen langs het raam naar de grond. Het bevalt me niets, ik krijg zin om de emmer leeg te gooien in de tuin, maar zet het ding toch maar neer. Ik promoveer het trapje tot stoel en kijk naar de naderende fietser, die er zo te zien een aardig gangetje in heeft. Een jonge knul nog, lijkt me. Hij gaat veel te hard, zie ik. Ik kan het niet laten me met de situatie te bemoeien. ,,Je gaat te hard", schreeuw ik naar de overkant. Veel meer dan een verdwaasde blik en een hoofdschuddend nee krijg ik niet terug. Ik kijk maar weer eens naar mijn emmer en haal mijn schouders op.

,,U had gelijk hoor", hoor ik even later achter me.
Verbaasd kijk ik om achterom. Hooguit twintig schat ik hem, professioneel wielrenshirtje, broek, dito helm. Op een crossfiets uiteraard, met al die bladeren op het pad. Ik zeg niets terug.
,,U rijdt hem zeker wel vaak op als u hier zo in de buurt woont."
,,Nee."
,,Dat laatste stuk is wel heel erg lastig ja."
Ik zwijg en zou hem het liefst wegkijken. Wat doet hij hier?
,,Maar u fietst dan niet hier?", vraagt hij, terwijl hij voorzichtig mijn tuin monstert.
,,Vroeger wel."
,,Waarom nu niet meer dan?"
Ik zwijg nog maar weer eens, maar de stille hint dringt nog steeds niet door.
,,U ziet er toch nog best fit uit voor uw leeftijd."
Waar bemoeit die jongen zich mee? Ik kijk hem nog maar eens strak aan.
,,Maar wat ik eigenlijk wilde vragen, heeft u misschien wat gereedschap?"
,,Waarvoor?"
,,Mijn bidonhouder is net losgeschoten en ik word knettergek van dat gerammel."
Ik wijs naar de garage.
,,Zal ik zelf maar even kijken, dan kunt u weer verder met uw raam. Het water zal onderhand wel koud worden."
Nu moet ik wel, en ik begin dan ook maar met enige ijver het raam schoon te maken. Het heeft zowaar effect. Ik keek verbaasd op toen hij met mijn fiets uit de garage kwam.
,,Leuk fietsje", zegt hij. ,,Maar u fietste toch niet?"
,,Niet meer", zeg ik nog maar weer eens. Wat is er leuk aan die fiets, kan hij niet zien dat dat ding al jaren aan het wegroesten is?
,,Heeft u vroeger wedstrijden gereden?
,,Ga nou maar die bidonhouder repareren", zeg ik boos.
Uit zijn hand vist hij de inbussleutel en draait de bouten vast. Hij schroomt nog even, maar maakt dan toch aanstalten om weg te gaan. ,,Tot volgende week", zegt hij, en sprint weg.
Hoezo tot volgende week?



Winter

In de winter, als het weer tegenwoordig doorgaans net zo grauw en grijs is als in de herfst, de es en eik er maar doods bij staan, zonder bladerdak, waardoor er nog meer zicht is op de al even doodse heide, is het altijd erg rustig bij mij voor de deur. Het is een koude zaterdag, de zon staat laag. Er zijn maar weinigen die er zin in hebben om op een dag als deze de fiets te pakken, toch wacht ik op iemand. Met mijn hand dek ik mijn ogen van boven af, druk mijn neus bijna tegen het venster om verder naar buiten te kunnen kijken, maar het pad blijft vooralsnog leeg.

Uit het keukenkastje pak ik alvast de cacao, uit de koelkast de melk, die ik in een maatbeker giet en dan voor de magnetron neerzet. Is het zaterdag, is het mooi weer, dan komt Thomas altijd langs en is het het hoogtepunt van de week, regent het dan zijn de dagen nog
treuriger dan voorheen. Ik weet nog steeds niet echt goed waarom hij nu zo graag langskomt. Omdat hij het zonde vindt dat ik in mijn eentje hier in huis zit weg te kwijnen, probeerde hij uit te leggen, maar daar geloof ik niets van.

Die volgende week stond Thomas gewoon weer voor de deur. ,,Moet je weer gereedschap", snauwde ik hem af, maar hij liet zich niet van de wijs brengen. ,,Nee, thee of zo. Als het kan", voegde hij er nog aan toe. Ik liet hem maar binnen. ,,Let maar niet op de troep", zei ik nog, maar hij leek zich er niets van aan te trekken.
,,Ik ben Thomas", zei hij vragend.
,,Oké."
Ik vluchtte maar de keuken in, op zoek naar thee, dat er niet was. Ergens verscholen achter de pakken rijst stond nog een doos cacao, over de datum, maar nog goed genoeg. Ik liep de kamer weer in om de wijziging van plan door te geven.
,,Goeie muziek", zei Thomas, terwijl hij wees naar mijn cd-collectie.
,,Ja."
Terwijl ik in de keuken de melk in de magnetron opwarm, hoor ik vanuit de kamer jazz.
We luisterden het een en ander in stilte, en ik was blij toen hij aankondigde om maar weer eens verder te gaan. Hij reed weg en klikte zijn schoenen vast in de pedalen.
,,Niet te hard hè", riep ik hem nog toe.
,,Nee", grijnsde hij en reed opzichtig langzaam de klim op.
Ik kon een glimlach niet onderdrukken.

Elke zaterdag die niet verregende kwam hij langs en klopte weer onaangekondigd op mijn deur. Elke keer weer liet ik hem maar binnen, maar de tegenzin verdween. Eens nam hij een stapeltje cd's mee naar huis in een plastic tas, de volgende week bracht hij de tas gevuld weer mee terug, fietsonderdelen, schoonmaakmiddelen,
specialistisch gereedschap.
,,Wat moet ik daarmee?"
Hij keek me alleen even guitig aan.
De weken daarna werkten we in de garage. Met water en sop maakten we hem schoon, roestplekken werden verwijderd. Thomas lakte hem bij en maakte een proefrit. Week in, week uit bracht hij nieuwe onderdelen mee. De ketting verving hij, hij
monteerde een nieuwe kilometerteller, loszittende spaken werden vakkundig door hem verwijderd en nieuwe erin gezet, hij prutste net zolang aan de derailleur tot elke versnelling het deed, hij fietste kilometers lang tot hij elk rammeltje gelokaliseerd had. Ik herkende mijn eigen fiets haast niet meer. Ik bood aan dat hij het ding mocht
meenemen, maar hij schudde resoluut nee.

Die winter spraken we na lang aandringen af. In de lente ga ik mee op een tocht.



Lente

De voorjaarsbloemen die overal spontaan uit de grond schieten, zijn altijd het eerste, maar ook zo snel weer weg, het eerste echte teken dat de lente weer begint zijn de knoppen in de es en de eik. Het lijkt wel of hun takken niet meer mistroostig naar beneden hangen, maar weer fier rechtop staan. De kou verdwijnt langzaam uit de lucht, een egel kruipt van onder het laatste hoopje bladeren dat ik dan maar in de tuin had laten liggen. De zon schijnt
vandaag, toch is het maar net warm genoeg. Ik wacht in de tuin op het huishoudtrapje, maar heb het niet echt behaaglijk. De haren op mijn armen richten zich omhoog, alsof ze zoveel mogelijk warmte willen opvangen van de zon die dan dichterbij staat. Ach, dat gaat straks toch wel weer over. Het lichaam zal goed warm worden, daar ben ik wel van
overtuigd.

In de verte nadert Thomas. Ik sta op, hij heeft mij ook gezien en zwaait. Ik bibber. Zou het echt van de kou zijn of spelen er andere zaken? Kan ik dit wel? Wordt het niet een te grote klap als ik die klim daar niet eens opkom? Ik speel met de gedachte om de hele boel maar af te blazen, maar dat kan ik toch niet uitleggen aan hem?
,,Hoi. Klaar voor?"
,,Nee", zeg ik voorzichtig en zwijg even.
,,Kom", zegt hij en wenkt. ,,We gaan het gewoon rustig aandoen."
We stappen op, gaan naar rechts. Hij rijdt zwaar, zie ik, zwaarder dan hij normaal zou doen, hij kijkt voortdurend om, maar enige spoor van frustratie is niet te ontdekken op zijn gezicht, eerder bezorgdheid. Zelf schakel ik nog maar eens lichter. Het gaat
helemaal niet goed, mijn benen lijken al te verzuren, het voelt absoluut niet zoals
vroeger, het is een heilloze missie. Ik hijg.
,,Anders moet je gewoon even afstappen, maakt niet uit."
Nee, dat nooit en ik zet door. Ik kijk maar naar de grond, om zo het onvermijdelijke daar achter die bocht te ontwijken, maar het is zinloos, de steilheid merk je toch wel. Thomas gaat achter mij rijden om me niet zijn tempo op te dwingen. Daar is de bocht, ik sluit mijn ogen, raak bijna van het pad af, maar richt mijn hoofd dan omhoog, schakel naar de lichtste versnelling, ga op de pedalen staan. Meter bij meter kruip ik omhoog, maar ik kom verder en verder. Het laatste stukje kom ik echt haast niet op, ik zwalk over de weg, maar ik kom boven. Ik kom boven! Ik val haast van mijn fiets, maar weet nog net af te stappen.
,,Yeah", zegt Thomas met een brede grijns op zijn gezicht.
Ik slik even het slijm weg en hijg flink voordat ik een woord kan zeggen. ,,Yeah",
antwoord ik en hijg uit.
,,Gaan we verder?", vraagt Thomas.
,,Nog even", zeg ik, maar stap dan toch op. We fietsen verder, ik voel me intens
gelukkig.



Intermezzo

Als ik naar buiten kijk, zie ik de zon. De es en eik werpen lange schaduwen over mijn tuin. Mijn ogen twinkelen, ik pak de kaart erbij. Als ik naar buiten stap, slaat de warme lucht in mijn gezicht, trekt mijn lippen omhoog en ontbloot mijn tanden. Met mijn fiets loop ik naar het tuinhekje. Vlak voor de es en de eik blijf ik nog even staan en geniet. Ik richt mijn blik op de lucht, sluit mijn ogen even. Het is nog stil buiten. Ik ben dankbaar.

Als het niet regent, als de zon de aarde flink opwarmt, dan ben ik weer op de fiets te vinden. Als mijn lichaam niet meer mee wil werken, wordt het maar een kort ritje, het is niet anders. De afgelopen dagen regende het continu, dus vandaag wil ik toch wel wat kilometers maken. Het gaat eigenlijk steeds weer makkelijker, het oude vertrouwde komt weer enigszins terug. Vandaag voel ik me erg goed, ik heb eens zin om flink uit te halen en rij met flink tempo naar boven. Het gaat goed, ik voel het wel aan mijn benen, ze beginnen te weigeren, maar dat hoort zo. Nog even, dan ben ik bij de bocht. Doorzetten, daar gaat het om. Mijn benen willen even niet meer, mijn hart bonst vreselijk, maar de geest is
sterker, wil sterker zijn. Dan wordt het zwart.

De fietsers op het fietspad kijken raar op als een stofwolk hen nadert. Het is een auto. De bestuurder lijkt maar weinig aandacht voor de omgeving te hebben, houdt geen enkele rekening met de medeweggebruikers. Het zand vliegt op, de tuin door, tegen de schone ramen. Als de auto de klim oprijdt en achter de bocht verdwijnt, sterft het geluid van de motor abrupt.

Zomer

Die zomer, als de temperaturen op de zandgronden tot grote hoogte stijgen, als de bladeren van de bomen langzaam hun felgroene lentekleuren inruilen voor een doffere variant, doet de heide juist het omgekeerde, in de lente doodsgeel, eind augustus sprankelend paars. Het steekt fel af tegenover de lange zwarte auto die langzaam over het zandpad nadert en voor het huis stopt. De tuin is netjes aangeharkt, maar de twee in zwart geklede mannen die uit de auto stappen lijken er maar weinig aandacht voor te hebben. Eentje opent de achterklep, ze lopen daarna direct naar de deur. Ze bellen aan, er wordt opengedaan, ze stappen naar binnen. Nog geen vijf minuten later komen er vier mannen voorzichtig naar buiten.

Die zaterdag is het druk op het fietspad. Terwijl de ene fietser naar beneden raast, staat de andere op de pedalen. Het moet snel, zo snel mogelijk. Eén fietser heeft minder haast, zo lijkt het. Hij houdt de benen stil, langzaam worden de spaken zichtbaar en komen tot stilstand. Hij stapt af, kijkt wat om zich heen, rommelt wat aan zijn kilometerteller en zet daarna zijn fiets tegen het tuinhekje. Hij belt aan, maar er is niemand die open doet. Voorzichtig maakt hij een rondje rond het huis, opent en sluit de garagedeur, loopt nog even naar het tuinhek, kijkt even goed om zich heen, maar keert dan weer terug naar de garage en pakt een huishoudtrapje.

Zeker een uur wacht hij nog, op het huishoudtrapje voor het raam, dan haalt hij zijn schouders op en pakt de fiets. Hij sprint weg naar de klim, houdt dan vertwijfeld weer even in en rijdt langzaam omhoog. Vlak voor de bocht kijkt hij nog een keer om en
verdwijnt dan uit het zicht.

Herfst

In de herfst, als de dagen krimpen, wordt het weer erger. De aarde waarvan de heide nog geen maand geleden zo dankbaar gebruik maakte, verstuift en blijft kleven tegen de ramen. De es en de eik kraken onder het blazen van de wind. Hun bladeren dwarrelen door de tuin; tegen een bord dat er eerst nog niet stond, tegen de ramen, ze kruipen het dak op omdat er op de grond geen plaats meer is. Binnen is het donker.

avatar van Pythia
Mooi, Zelva.

(ik zal mijn fiets maar eens opknappen)

avatar van Halley23
Halley23 (moderator)
Goed verhaal Zelva, kleine opmerking in Herfst staat "Ik keek verbaasd op toen Thomas met mijn fiets uit de garage kwam" maar hoe weet de ik-persoon op dat moment al zijn naam?

avatar van Zelva
Bedankt voor de complimenten.


kleine opmerking in Herfst staat "Ik keek verbaasd op toen Thomas met mijn fiets uit de garage kwam" maar hoe weet de ik-persoon op dat moment al zijn naam?


Scherp.

avatar van psyche
psyche (crew)
Zelva schreef:
Mijn eerste verhaal in járen. Beetje lang wellicht, maar soit. Ben zelf ook eigenlijk niet tevreden, want het was een beetje een haastklus voor school.


Haastklus of niet, ik vind het een mooi, aansprekend en rond verhaal en vraag me af waarom je zelf niet tevreden bent ...
De intro 'pakt' me direct. Mijn aandacht blijft bij het verhaal tot en met de laatste punt.
Er zijn hooguit wat kleine opmerkelijkheden, zoals in Herfst verander je even het 'ik' perspectief in 'je'. Dat kan wat mij betreft vanuit de eerste persoon geschreven blijven.
Ik blijf hiernaast even hangen bij de aangehaalde kleurensymboliek in het zomerseizoen, 'doodsgeel' in de lente en 'sprankelend paars' in augustus. Is dit bewust zo gedaan? Het geel in de lente associeer ik met licht, leven, nieuw begin, juist dat is toch waar de lente voor staat? Paars kan een geestelijke betekenis hebben, ook wel de kleur van rouw.
Maar goed, misschien is het spielerei met taal en symbolen, een nieuw begin 'na een deprimerend najaar in het begin en dan ...
Nogmaals vraag ik me af waarom je (in de grote lijn) ontevreden bent. Ik wil graag méér van je lezen, dat belooft wat als er ook verhalen zijn waarbij je denkt: ja goed!

avatar van Dn!S
Ik heb het afgelopen jaar hard gewerkt aan mijn eerste verhaal. Het moest een kort verhaal worden maar is uiteindelijk rond de 40 pagina's lang geworden. Nu er op terugkijkend ben ik al niet helemaal tevreden meer. Mede omdat ik mijn eigen schrijfstijl in de loop van het verhaal zie verbeteren en daarom nu weer de neiging heb te gaan sleutelen aan de eerste paar hoofdstukken. Goed.

Het verhaal gaat over een adolescente jongen die gelooft dat de enige manier waarop hij ooit ware liefde in zijn leven zal vinden is wanneer hij een vrouw tegenkomt die zijn uitgeademde koolstof voor hem wil inademen. Met dit criterium maakt hij het zichzelf enorm moeilijk om succesvol te zijn in de liefde waardoor hij een eenzaam leven lijdt. Dankzij een droom die hij op een wanhopig moment beleeft krijgt hij een aanwijzing wie zijn droomvrouw is, en hij besluit naar haar op zoek te gaan. Dat is een beetje de plot.

Nu volgt een fragment uit het verhaal: (Hoofdstuk 4)

Op een ochtend in Januari zag ik Else. Ik weet nog goed hoe ik het niet geloofde. Ze zat daar gewoon in dezelfde coupé als ik een krantje te lezen. Ook weet ik nog goed het gevoel dat ronddanste in mijn maag toen ik begon te beseffen dat ik onvoorbereid een eerste poging tot verovering moest doen. Ineens zat alles scheef. Mijn hoofd leek groter dan voorheen in de reflectie van het raam naast mij. Mijn haar was uit model want ik was net door een snijdende winter wind gekropen en bovendien wist ik geen woord meer uit te brengen. Alsof je, na drie jaar Frans geleerd te hebben, opeens de weg moet wijzen aan een verdwaalde Fransman.
Maar erg lang de tijd om na te denken had ik niet. Wij zouden straks uitstappen en mogelijk totaal andere richtingen uitgaan. Tenzij ik nu iets ondernam. Ik gooide al de nutteloze troep waar ik mee bezig was in mijn schoudertas, ritste mijn jas dicht en deed mijn haar goed met behulp van de vage reflectie van mijn hulpeloze zelf in het raam van de trein. Ik stond op van mijn plaats. Je zou verwachten dat ik blikken kreeg. Maar ik kreeg geen publiek vandaag. Alleen een klein jongetje dat naast de deur van de coupé zat. Hij keek zijn mama aan om uitleg te vragen voor mijn vreemde actie maar mama was veel te druk bezig met vertellen waar ze was aan haar mobiele telefoon. Hoe nutteloos, aangezien ze tijdens het vertellen alweer honderden meters opschoof.

Met trillende benen stapte ik door de coupe richting Else. Het moment van contact naderde en ik wist nog steeds niet wat ik moest zeggen. Ze merkte me op en bleef naar me kijken. Nu stapte ik over die onzichtbare lijn. Dat moment waarop mensen communicatie van jouw kant verwachten. Die grens zit altijd binnen een aantal meter om de persoon verwikkeld. Ga je hier voorbij zonder iets te zeggen dan heb je geen behoefte aan contact en zul je vreemd aangekeken worden als je toch contact maakt op een later moment. De zenuwen liepen mij te hoog op en ik wist niets meer te zeggen. Ik gaf alleen een domme grijns terwijl ik plaats nam schuin tegenover haar. Dit is de plaats waar een vreemdeling zit ten opzichte van iemand anders. Ik keek haar aan. Ze was zo ontzettend mooi. Ze wist het zelf trouwens ook heel goed, dat ze mooi was. Zij keek terug. Ik bleef maar staren. Waarom stopte ik niet? Dat kon ik net zo goed aan haar vragen. Zij bleef me ook aanstaren. Ze keek alsof ik haar vaag bekend voorkwam.
Vele blikken werden gewisseld. Maar woorden bleven achter. Ze wendde zich van de genante situatie af en besloot haar ogen dicht te doen. Ik deed hetzelfde. Terwijl ik het duister verwelkomde bedacht ik me hoe ontzettend stom ik was. Ik zat tegenover mijn schat. Mijn enige liefde en ik had geen tong meer! De coupé maakte langzaam plaats voor een eindeloze diepte waar ik alleen maar in kon vallen. Ik belande op een marmeren vloer. Ik stond op en nam mijn omgeving waar. Aan de muren hingen schilderijen. Op ieder schilderij stonden dezelfde afbeeldingen. Naakte zwarte silhouetten in extravagante poses. Sommige van deze naakte schaduwfiguren waren alleen. Anderen waren met gezelschap. Ik zette het op een lopen door de marmeren gangen. Voor wat wel een half uur leek liep ik door de ene na de andere gang. Soms ging ik naar links, dan weer eens rechtdoor. Meestal ging ik niet naar rechts, dat voelde niet goed. Ik had het gevoel nergens te komen. Ik wilde naar buiten om de bomen en planten te begroeten. Mijn voetstappen galmden heen en weer en ze vervaagden maar traag dus al snel was het een ontzettend geraas van wat wel honderdduizend wandelende mensenvoeten leken. Nog voordat ik aan het einde van weer een hal was beland, alwaar een mysterieuze t-splitsing op mij wachtte, kon ik het lawaai niet meer aan. Ik gooide mijzelf als een stervende meerkoet tegen de vlakte en wachtte ademloos af tot de stilte was wedergekeerd.

Het duurde zeker tien minuten. Maar het werd nooit volledig stil. Eén paar voeten stapte hardnekkig door. Alleen deze voetstappen veroorzaakten geen echo's. Ze liepen in lijn met de normen en waarden die golden in dit marmeren doolhof waardoor ze vrij bleven van ruis. Terwijl ik mijzelf optilde van de koude grond bemerkte ik het luider worden van de voetstappen. Ze naderden mij! Snel deed ik mijn haar goed en strikte ik de veters van mijn linkerschoen. Ik wilde zoveel mogelijk in lijn zijn met deze voetstappen, die zich hielden aan iedere conventie.
Er verscheen een schaduw in de linkeropening van de t-splitsing. De schaduw groeide met het volume mee en voor ik het wist kwam er een rode naaldhak tevoorschijn van achter de muur. En nog één. Ze liepen met een zelfvoldane tred vooruit en stopten midden in de opening die de t-splitsing veroorzaakte. Pas nu realiseerde ik me dat ik al die tijd naar haar voeten had gekeken. Ik richtte mijn ogen naar boven en aanschouwde Else. Ze liep in dit doolhof net als ik. Hoe waren wij hier gekomen? Ik vroeg het haar. Ze zei tegen me dat ik hier in het doolhof liep alsof ik de weg niet wist. Dat ik de uitgang niet kon vinden alsof deze verstopt zat. Hierop begon ze me uit te lachen. Haar lachen was schel en vrouwelijk. Het ging door mijn merg en vestigde er een tijdelijk kamp. "Je weet precies waar je moet zijn" zei ze, en ze rende weg. Ik wilde achter haar aan maar toen ik mijn blik in de gang wierp waar zij zojuist was heergerend, was daar niemand te bekennen. Sterker nog, hier was slechts een marmeren muur. Ik draaide me om en vond een rode vlek op de grond. Even verderop lag nog een vlek. Ik vond een geheel spoor van rode vlekken. Dit was het juiste spoor. Ik liep opgewonden het spoor af en warempel, mijn passen galmden niet na! Nu nam ik iedere bocht zelfverzekerd als een adelaar die een duikvlucht maakt om een veldmuis te grazen te nemen. Het duurde niet lang voordat ik de uitgang vond. Het was een deur. Er aan hing een bord: Bedankt en Tot Ziens! Ik nam nog een flyer mee en verliet de marmeren vloeren.
De omroeper riep om dat het volgende station mijn station was. Mijn bewustzijn verzamelde zich bijeen als een groepje schoolkinderen na een dagje in het pretpark. Tegenover me zat niet langer Else. Ze moest er eerder uit zijn gestapt dan ik. Op mijn arm zat een memo geplakt. Er op stond een telefoonnummer. Een dikke Arabische jongen van mijn leeftijd zat nu schuin tegenover me naar gangster rap te luisteren met het volume op zijn hardst maar het deerde mij totaal niet op dit specifieke moment.


Ik ben benieuwd wat jullie vinden. Het is mijn allereerste verhaal idee wat ik helemaal heb afgemaakt. Ik sta open voor iedere vorm van opbouwende kritiek en als iemand meer wil weten of lezen, stuur maar je berichtje.

avatar van Nicolage Rico
Ibbel Obbel

Schichtig loopt de Oude Dame
door haar liefkozende straten
van de stad der grauwheid
Haren tasten de grond
Bloemen stormen van jurk

Zonaanbidders laten
het goudgeel voor wat het is
als ze voorbij slentert
met kannen en kruiken
gemaakt van verharde tranen

Kreten van laatdunk
Gelach van hoon
Schelden tot bot
Zwijgen tot graf

De scheve steentjes
Kennen haar schrijden
Oordelen niet
over haar hebzucht
of dat ze de grootste
tuin van ’t land bezit

avatar van slowgaze
Nur keine Liebesgeschichte

Du hast kein Herz, Johnnny und mein Gott, ich liebe dich so
Bertolt Brecht

Ik sta voor de deur van iemand die ik verder ook niet mag. Het is een oud schoolgenoot, iemand die ik vroeger eens vriend heb genoemd, maar dat was om hem minder te kwetsen. Toen vond ik hem nog wel aardig, geloof ik. Achteraf gezien had ik hem misschien erg moeten kwetsen, dat had me wel amusant geleken. Had ik hem eigenlijk maar meer pijn gedaan. Het was toch zo'n emotionele zeikerd. Met zijn gevoelens en dat hij het er moeilijk mee had. Ik bel aan.

Wat er met hem nu is gebeurd, weet ik niet. Hij is schrijver. Dat is niet onlogisch. Hij was al zo'n poëtische mafkees. Zijn bundels heb ik dan ook laten liggen. Ik heb wel een roman gelezen van hem, geleend bij de bieb natuurlijk. Ik kon zien dat het literatuur was, hoewel ik er geen verstand van had. De hoofdpersoon verveelt zich kapot. Ondertussen is er iets met een overleden familielid, of zijn vriendin of iets dergelijks. Hij doet open.

"Joanne... O, wacht even. Lang geleden. Sorry, ik weet niet zo goed wat ik moet zeggen. Maar bedankt dat je langs wilde komen. We hebben denk ik nog veel te bespreken."
"Het is inderdaad lang geleden.."

Hij neemt mijn jas aan, laat me binnen. Ik loop zijn woonkamer binnen. Het is netjes en geordend, hoewel er een lege bierfles op tafel staat. Hij biedt me iets drinken aan en gaat even weg. De muziek valt me op. Ik hoor een lage, zachte mannenstem toepasselijke woorden croonen: "Make it easy on yourself". Dat was ik sowieso van plan, als ik hier toch ben. "Breaking up is so hard to do", vervolgt de zanger. Ik moet stiekem toch een beetje lachen.

Ik was een jeugdliefde van hem. Geen van beiden heeft het ooit uit hoeven maken, er was gewoonweg niets tussen ons. Misschien een sterke afkeer, maar zeker geen romantiek. Het was best aandoenlijk. Ik denk terug aan twee pubers, zestien jaar oud. Karikaturaal hebben ze heel grote hoofdjes en kleine lichaampjes, als stripfiguurtjes. Het jongetje kijkt verliefd naar het meisje, maar zij kijkt ijskoud terug.

We hebben elkaar veel verweten. Ik slingerde mijn kritiek gewoon recht in zijn gezicht, zo ben ik dan ook wel weer. Af en toe een subtiel leugentje verspreiden, dat werkt ook wel. Hij klaagde over me bij zijn vriendinnen. Uiteindelijk kreeg ik hem zover dat hij mij erkende als het slachtoffer. Hij bood zijn excuses aan voor zijn gedrag, hoe erg ik hem ook heb geërgerd en heb verleid tot deze houding. Ah, daar komt hij weer aangelopen. Voorzichtig zet hij de drankjes neer. Hij schraapt zijn keel even en kijkt me aan.

"Hoe lang is het inmiddels geleden? Tien jaar?"
"Ik weet het niet. Het is lang geleden. Ik was eerst sceptisch tegenover een nieuwe ontmoeting."
"ik kan het me voorstellen. Het liep weinig lekker tussen ons."
"Niet alleen jij zat verkeerd, ik geef het toe."
Er verschijnt een glimlach op zijn gezicht. Ik kan het niet helpen, maar ik moet ook glimlachen. "Je ontdooit."
Ik wil het niet toegeven en niet laten zien, maar hij heeft me door.

Ik vertel hem over de poppetjes die ik in mijn hoofd zie. Hij barst in een lachen uit. Ook ik hou het echt niet meer uit. Ik probeer zo scherp mogelijk naar hem te sneren. "Ik haat het om dit toe te geven, maar ik vind het nog gezellig ook."
"Je bent onverbeterlijk."
Had hij aanvankelijk ook iets te verbergen, nu begint hij te stralen.

Ondertussen voel ik hoe hij met zijn ogen langs me heen glijdt. Hij begint bij mijn gezicht, waar hij even opnieuw kennis mee moet maken. Waar hij even naar moet kijken, omdat het bij zich te kunnen dragen, voor altijd. Zijn ogen zakken af, inspecteren voorzichtig, maar nauwkeurig mijn taille. Daarna laat hij ze even rusten, om vervolgens aan het hoofdgerecht te beginnen. Ik ben nog steeds niet vergeten dat hij op een onspecifieke middag aangaf dat hij een benenman was. Aan zijn blik te zien is hij dat nog steeds. Voorzichtig, maar zichtbaar staat hij even stil bij de plekken waar het zwarte nylon iets doorschijnt. Om vervolgens zich in te houden om niet even goedkeurend te knikken als hij de vorm van mijn benen heeft geanalyseerd. Nu komt hij aan bij de anticlimax: Mijn voeten zijn gestoken in half afgedragen schoenen die zo zich qua vorm precies tussen gympies en ballerina's bevinden.

"Je kunt na al die jaren nog niet op hoge hakken lopen, nietwaar?", vraagt hij met gespeeld serieus, met een overduidelijke ondertoon van pure geamuseerdheid.
Ik schud mijn hoofd. Er komt een naar gevoel in mijn maag naar boven drijven, alsof ik weet dat hij woorden gaat uitspraken die alles kapot zullen maken.
"Je bent ook nog steeds een verleidster van niets."

avatar van Maikel
Op dit moment ben ik in de laatste correctiefase van een verhalenbundel. Deze bundel bestaat uit zo'n veertig korte verhalen die ik in de periode 2000 - 2008 heb geschreven. Zo ongeveer mijn pubertijd verhalen. Nadat ze jaren op mijn harde schijf stof hadden verzameld, heb ik besloten om ze in boekvorm te gieten. Voor mezelf, familie en overige geïnteresseerden.

De verhalen zijn behoorlijk uiteenlopend. Fantasy, lieve sprookjes, waargebeurde verhalen, absurde verhalen... In vrijwel al mijn verhalen heb ik gestreefd naar originaliteit en opvallende, mooie ideeën. Zo heb ik een driedelige briefwisseling met de Dood geschreven, beschrijf ik het hiernamaals op absurde wijze, beschreef ik het leven van een regendruppel en liet ik een hevig verliefde jongen de Golden Gate brug opvouwen zodat zijn geliefde hem niet kon verlaten.

Mijn vrouw is nu de verhalen aan het lezen en haalt kromme zinnen en fouten eruit. Ik heb contact gehad met een grafisch ontwerper voor de cover en ik zit erover te denken om een artiest illustraties te laten tekenen die de verhalen vergezellen.

Als ik dit project tot een goed einde heb kunnen brengen, wil ik een van de latere verhalen uit de bundel bewerken tot een allesomvattende roman die ik in drie delen wil uit laten brengen. Of dat op grotere schaal gaat gebeuren is afwachten. Het is überhaupt even afwachten hoe ver ik met dat idee kom.

avatar van slowgaze
Je hebt al een uitgeverij gevonden?

Gast
geplaatst: vandaag om 17:26 uur

geplaatst: vandaag om 17:26 uur

Let op: In verband met copyright is het op BoekMeter.nl niet toegestaan om de inhoud van externe websites over te nemen, ook niet met bronvermelding. Je mag natuurlijk wel een link naar een externe pagina plaatsen, samen met je eigen beschrijving of eventueel de eerste alinea van de tekst. Je krijgt deze waarschuwing omdat het er op lijkt dat je een lange tekst hebt geplakt in je bericht.

* denotes required fields.