De overeenkomsten tussen dit boek en ‘Marcel’ (1999), het boek dat Mortiers doorbraak betekende, zijn onmisbaar: in beide gevallen is er sprake van een familiegeheim, blikt de hoofdpersoon, (gedeeltelijk) met behulp van foto’s, terug op zijn jeugdjaren, zit in die terugblik zowel de mening van het kind als de volwassen versie van de hoofdpersoon verwerkt en in beide gevallen wordt hij niet opgevoed door zijn moeders. Daarbovenop is de schrijfstijl van Mortier vanaf de veelbelovende beginzin (“Er zijn nog foto’s uit die tijd, ik ben er blond en draag sandaaltjes.”) onmiddellijk herkenbaar.
Hier heb ik geen enkel probleem mee, maar waar ik me wel aan stoorde: soms vind ik het proza wat 'getruct' aanvoelen. Zo maakt Mortier wel heel vaak vaak gebruik van een vergelijking tussen iets abstracts enerzijds en iets concreets anderzijds, zo vaak dat het zelfs een beetje doet denken aan een trucje. Op de eerste drie bladzijdes komt het al twee keer voor: ‘(..) laat hij vlinders op schrikken op de bloesem van de scheerling, en samen met mijn verwondering hangen ze roerloos in de lucht.’ En: ‘In zijn vuisten kon, (…), ofwel snoep schuilgaan, ofwel teleurstelling.’ Dit gebeurt door het hele boek heen en wat dit vooral jammer maakt is dat Mortier in de rest van het boek laat zien zijn metier te en zulke trucjes niet nodig te hebben.
Maar overheersen doet dit gelukkig niet, want verder toont deze roman vooral Mortiers kundigheid als schrijver aan. De schrijver laat zien nog steeds met een haarfijn oog voor detail prachtige beelden te kunnen oproepen. Het is misschien geen roman geworden die veel mensen tot hun favorieten zullen rekenen, en misschien ook niet eentje die een onuitwisbare indruk achterlaat, maar wel is ‘Sluitertijd’ een perfecte weerspiegeling van de kwaliteiten van de schrijver. En kwaliteiten heeft hij, dat lijdt geen twijfel.