Wie zich hier onvoorbereid aan waagt, zal zich verwonderd afvragen waar de kop en de staart precies zitten. Dat komt doordat Victor de Rijckel een onbetrouwbare verteller is. Hij is een patiënt in een psychiatrische instelling die de realiteit met z’n eigen waanideeën vermengt en soms zichzelf tegenspreekt. Hij vertoont ernstige tekenen van dissociatie en schrijft vier verschillende teksten in vier verschillende handschriften.
De eerste tekst schrijft hij op losse bladen in een farde, in opdracht van z’n psychiater Korneel. Deze hoofdstukken hebben steeds een cursieve titel. Het is een verslag van recente gebeurtenissen in de afstandelijke hij-vorm. Het realistische begin speelt zich af op bestaande plaatsen in Oostende. Het motief van de valse identiteiten wordt geïntroduceerd op een gemaskerd bal in het Casino-Kursaal. Het Witte Konijn is een verwijzing naar
Alice's Adventures in Wonderland. Vanaf
Verkenning schakelt hij over op fictieve plaatsnamen,
wat doet vermoeden dat alle volgende gebeurtenissen één grote waanvoorstelling zijn. Op het kasteel Almout in het dorpje Hekegem ontmoet hij een stel wereldvreemde nazi’s die de Oostfrontstrijder Crabbe als een messias verheerlijken, hoopvol wachtende op z’n terugkeer. De meermaals genoemde Maurice de Keukeleire is gebaseerd op Joris van Severen. De Rijckel wordt per vergissing voor Nederlander aangezien, iets wat Hugo Claus zelf wel eens overkwam wanneer hij ABN of Schoon Vlaams sprak.
De tweede tekst komt in een geheim schrift dat hij van de verpleegster Fredine gekregen heeft. Dit is telkens het hoofdstuk na de cursieve titel. In de ik-vorm vertelt hij over z’n verblijf in de psychiatrische instelling, soms terwijl de gebeurtenissen plaatsvinden. Van Fredine komen we de reden voor z’n opname te weten, namelijk
dat hij onbedaarlijk stond te schreeuwen voor z’n klas.
In de derde tekst haalt hij persoonlijke herinneringen op in de ik-vorm. Het gaat over dezelfde gebeurtenissen als de eerste tekst, maar ook over z’n eerste afspraakje met z’n leerlinge en latere vrouw Elizabeth. Hier gebruikt hij een meer experimentele stijl, met
stream of consciousness en met de weergave van cafégesprekken in een soort West-Vlaams dialect.
De vierde tekst bevat collectieve herinneringen van West-Vlamingen aan de Bevrijding en de Repressie, geschreven in de wij-vorm. Dit zijn de hoofdstukken over Haakebeen, Winterhulp en het koolzaadveld.
In het laatste deel lopen de vier handschriften door elkaar heen, wat wijst op een verdere psychische ontsporing.
De subjectieve stijl met de verschillende vertellers is beïnvloed door modernistische schrijvers als James Joyce en William Faulkner. Het zwarte oorlogsverleden van Vlaanderen en de onmogelijkheid van die herinneringen los te komen zijn het centrale thema. Door de complexe vertelstijl en de vermenging van realiteit en waanideeën is het een labyrint, maar ook een van de hoogtepunten van de Vlaamse literatuur.