Dit werk is een historische
roman en geen geschiedschrijving. Daardoor kan Fabbri zich enige vrijheid veroorloven ten opzichte van gebeurtenissen. Zeker de beschrijvingen van de gevechtshandelingen zijn grotendeels aan zijn eigen fantasie ontsproten. In dat kader verdient het mijns inziens aanbeveling eerst het nawoord van de auteur ('Author's note') aan het einde van het boek te lezen voor men aan het eigenlijke verhaal begint. Daarin geeft hij onder andere weer bij welke gebeurtenissen hij afwijkt van de werkelijke geschiedenis of waar hij naar eigen inzicht de verhaallijn heeft opgesteld. En Fabbri weet de spannende geschiedenis levendig te maken met de vele gesprekken en overlegsituaties waarmee hij ook de lezer zijn visie op het karakter van de (hoofd)personen weet over te brengen.
Opnieuw is de persoon die als laatste in een hoofdstuk wordt genoemd de hoofdpersoon van het volgende hoofdstuk.
Kennelijk heeft Robert Fabbri (eindelijk) een persoon (of meer dan één) gevonden die typefouten en degelijke terdege heeft gecorrigeerd want in tegenstelling tot de voorgaande twee delen heb ik hierin geen aangetroffen, hoewel ik twijfel of ik wel of niet eenmalig Epiriot(ic) heb gezien in plaats van Epirot(ic).
Wel maak ik bezwaar tegen het gebruik van het woord 'Majesty' richting Roxanne en Olympias, niet omdat zij geen koninginnen zouden zijn maar omdat een degelijke aanspreekvorm, op zich gebaseerd op het woord ‘maiestas’ in het Latijn, niet gebruikt werd in die vierde eeuw voor de huidige jaartelling. 'Basilea' ware beter geweest. Het was Karel V als keizer van het Heilige Roomse Rijk die zich als eerste liet aanspreken met majesteit, spoedig gevolgd door zijn tijdgenoten, de koningen Frans I van Frankrijk en Hendrik VIII van Engeland. Deze laatstgenoemde was ook degene die besloot dat
majesty de officiële manier zou zijn om een Britse monarch aan te spreken. Om dezelfde reden is ook 'gentlemen' tegenover aanwezige legeraanvoerders niet passend omdat die term, net als overigens 'Majesty', pas vele eeuwen later begon voor te komen.
Fabbri blijft volharden in een gemengde schrijfwijze van persoons- en geografische namen, deels in de Griekse vorm, andere zoals beter bekend in het Engels.
De lijst van klassieke werken en meer moderne geschiedenissen over dit tijdvak, dan wel de personen daarin, is grotendeels gelijk gebleven aan die in het vorige deel
The Three Paradises: de geschriften van Ploutarchos, Diodoros en fragmenten van Arrianos, die, zoals hij zegt, de verloren geraakte geschiedschrijving van Hieronymos (net als Eumenes afkomstig uit Kardia, een legeraanvoerder die geschiedschrijver werd en die ook in deze roman ten tonele wordt gevoerd) en opnieuw ‘Ghost on the Throne’ van James Romm, ‘Dividing the Spoils’ van Robin Waterfield, ‘Antigonus the One-Eyed’ van Jeff Champion en ‘The Rise of the Seleukid Empire’ van John D. Granger. Bovendien:
The Wars of Alexander’s Successors 323-281 BC, Volume I,
The Wars of Alexander’s Successors 323-281 BC, Volume II van Bob Bennett en Mike Roberts en
Antigonos the One-Eyed and the Creation of the Hellenistic State van Richard A. Billows.