Vos en ik ofwel het bangeschijterspel
Zoals de plot weergeeft vertelt ‘Vos en ik’ het bijzondere verhaal van de in het bergachtige Montana wonende Catherine Raven en haar viervoetige vriend. De troost die natuur kan bieden was de jonge Raven al bekend. Maar ze had er niet op gerekend ooit nog eens vriendschap met een vos te sluiten.
Ik ben lang ambivalent tijdens het lezen, de constructie van dit boek is bij vlagen onnavolgbaar, het heeft soms vreemde overgangen; zo dat ik even moet terug lezen; tegelijkertijd is het wat mij betreft prachtig gedetailleerd geschreven, de wildernis leeft. Ik google afbeeldingen van allerhande planten omdat ik ze ook wil zíen.
Enerzijds lijkt CR in de grote mensen wereld een vreemde eend in de bijt, met pijnlijke beschrijvingen hierover, onder andere als ze een afritsbroek koopt net zoals een collega. Wanneer ze het volgend jaar zegt “Kijk, ik heb dezelfde als jij vorig jaar had…” schudt de collega zwijgend haar hoofd.
Anderzijds heeft ze een meer dan goed oog wat er in de natuur op deze wereld speelt, ze is wis en waarachtig een bioloog.
Daar wringt het o.m. voor CR, als bioloog die grotendeels van haar tijd alleen op een afgelegen plek leeft ‘hoort zij geen band te hebben met een wild dier’, ze hoort geen dieren te vermenselijken; in het boek voornamelijk een vos. Hoe ik die relatie ook zou willen noemen, ze is gehecht aan dit dier, ze is een vrouw die op een rustige dag al blij is als een langskomende slak het enige levende dier is dat haar pad kruist.
Met weinig uitleg wordt duidelijk waar dit vandaan komt, CR heeft er niet meer dan enkele alinea’s van dit boek voor nodig. Nadere informatie is overbodig in deze autobiografie.
Waarom ben ik lange tijd ambivalent? Waar zit voor mij de angel? Waarschijnlijk omdat ik lang het gevoel heb: meid, laat je niet ringeloren, vertel gewoon hoe het zit. Dan spreken er maar een paar wetenschappers schande van, leef en vertel over jouw leven zoals het voor jou is, daar in de bush.
Maar zo werkt het nu eenmaal niet (zomaar).
Ondertussen, in haar eigen habitat leest CR Vos Saint-Exupéry De kleineprins voor.
En veel verder in het boek, er is dan al veel gebeurd, tussen haar en de dieren om haar heen, in het bijzonder Vos; haalt ze voor mij Saint-Exupéry aan:
In Terres des Hommes schrijft SE dat als we net volwassen zijn we nog kneedbaar zijn als zachte klei, onze verbeelding onze toekomst blijft vormgeven tot we groot worden, de mal in glijden die de maatschappij voor ons heeft klaargezet en we uitharden. Als we eenmaal uit de mal stappen kan de klei niet meer zacht worden of van vorm veranderen. In het proces van volwassen worden en toelaten dat we op de volwassen gerichte wereld worden ingezogen komt onze verbeelding tot stilstand (…)
Waarna letterlijk en figuurlijk een keerpunt: gelukkig stapte ik voor de klei was uitgehard weer uit. Als ik dat niet had gedaan had ik niet meer terug gekund, want kleinburgelijkheid, zegt SE, is een chronische aandoening. Heb je het eenmaal te pakken, ‘dan kan niets ooit nog de sluimerende musicus, de dichter, de astronoom in je wakker roepen’.
Ik was simpelweg ambivalent door het gehink op twee benen, waarbij het ene been van CR m.i. al of nog half vast zat in die klei, totdat ze, geholpen door het spelen met Vos, het met kracht los trok.
Want uiteindelijk schrijft ze authentiek haar boek, schrijft ze onder andere over het ‘Bangeschijterspel’ en ‘Het eierspel’ met Vos. Ze heeft me te pakken. Of is dat Vos?