menu

Film en Kunst in Ballingschap 1933-1945: Duitse Artiesten en Kunstenaars op de Vlucht voor het Naziregime - Adrian Stahlecker (2000)

mijn stem
4,00 (2)
2 stemmen

Nederlands
Kunst en Cultuur / Historisch

480 pagina's
Eerste druk: De Nieuwe Haagsche, Den Haag (Nederland)

Ondanks de armoede en ellende als nasleep van de Eerste Wereldoorlog waren de jaren 1920 een bloeitijd voor de Duitse kunst in het algemeen. Berlijn werd in die jaren het Mekka van een avant-gardistische stroming die haar weerga niet kende. Kunstenaars profiteerden van de mogelijkheden die hun geboden werden nadat ze bevrijd waren van het keurslijf van het preutse, stijve keizerrijk. Dit leidde tot vernieuwingen in literatuur, beeldende kunst, film en toneel. Al in de jaren 1920 vertrokken op uitnodiging tal van kopstukken uit de Duitse filmbranche naar Noord-Amerika, onder wie de regisseurs Ernst Lubitsch, F.W. Murneau, E.A. Dupont en de acteurs Conrad Veith, Camilla Horn, Lya de Putti, Pola Negri en Marlene Dietrich, die in 1930 al een langdurig Paramountcontract tekende. In 1933 weken veel (film)kunstenaars uit naar Oostenrijk, Zwitserland, Tsjecho-Slowakije en Nederland; dit leidde met name in Nederland tot opbloei van de filmindustrie. De emigratie van de Duitse kunstenaars naar Noord-Amerika werd terecht genoemd ‘Hitlers geschenk aan Hollywood’. Adrian Stahlecker vertelt in dit boek het verhaal over de kunstenaars, op de vlucht voor het naziregime, in hun nieuwe vaderland Noord-Amerika, waar rijkdom en roem slechts voor een enkeling waren weggelegd. Zijn verhaal komt tot stand aan de hand van zijn collectie fotomateriaal, waaronder zeldzame exemplaren, en literatuur en is bedoeld als een epos aan de filmkunst en de joden die hieraan een belangrijke bijdrage hebben geleverd.

zoeken in:
avatar van Sol1
4,0
Sol1 (moderator)
Zoals het loutere pagina-aantal al aangeeft, betreft dit een vrij uitgebreide cultuur-historische beschrijving van de periode 1933-1945 in Nazi-Duitsland; met een nadruk op de filmindustrie en de gevolgen van de Nazi-cultuurpolitiek voor de betrokken artiesten en voor andere landen. Daarbij is ook aandacht voor de ervaringen van de emigranten en ballingen in hun nieuwe vaderland; voor de positieve en negatieve ervaringen van de bij cinema betrokkenen onder hen in Hollywood; voor propagandafilms van geallieerde zijde; of nog voor de niet altijd even positieve belevingen van degenen die na afloop van de oorlog terugkeren naar hun geboortegrond. Het valt verder op dat de vluchtelingen of ballingen geen homogene groep zijn, maar dat hun belangen onderling met enige regelmaat botsten. Daarnaast bestaat er door omstandigheden of erger de nodige onderlinge argwaan…

Het boek geeft onder andere een algemeen, chronologisch beeld van de Duitse oorlogsgeschiedenis en de plaats die de cultuur daarbij inneemt.

Een aantal artiesten wordt daarbij met name gevolgd. Hun biografieën zijn ingebed in de Duitse culturele geschiedenis van de periode 1933-1945. In hoofdstukken, waarin zij ter sprake komen, wordt op één enkele pagina een kader met hun zwart-witfoto geplaatst met een verkorte biografie. In de pagina’s daaromheen vindt een uitgebreide toelichting op henzelf en hun omgeving plaats.

Daarbij komt, behalve hun levensloop en hun contacten met andere artiesten, ook hun relatie met het naziregime naar voren: de hulp die zij bij vervolging door of botsingen met het regime van anderen kregen of aan anderen boden, gedwongen ballingschap, eventuele vervalsingen van hun eigen joodse achtergrond of die van anderen, …of juist de wijze waarop zij zich moeiteloos aan het regime aanpasten…

Zonder volledig te kunnen zijn, volgen hierbij op filmgebied een aantal willekeurige namen uit de tientallen uit het boek.

Willi Forst (1903-1980), een charmeur uit Duitse en Oostenrijkse films, die met Goebbels botste omdat die Forst ervan verdacht een jood te zijn.

De Weense Joe May, regisseur en producent van films waarin vrouw (een operazangeres) en dochter meespelen. In 1933 en 1934 wordt Joe door zijn joodse achtergrond gedwongen met zijn vrouw via Frankrijk naar de Verenigde Staten uit te wijken. Zijn dochter had eerder zelfmoord gepleegd.

De Weense Hedy Kiesler, die in 1937 in Londen door Louis Mayer wordt ontdekt en naar Hollywood vertrekt, waar ze onder de naam Hedy Lamarr furore maakt.

De Weense acteur Adolf Wohlbrück, die om meer dan één reden zijn naam in Engeland in Anton Walbrook verandert. Wrang detail in zijn verhaal is dat hij weliswaar in 1947 de Engelse nationaliteit krijgt, maar door zijn homoseksuele geaardheid ook in dat land tegen bepalingen uit het strafrecht oploopt. Het boek geeft aan dat hij voor zijn jongere vriend een bloemenwinkel koopt, zodat die in zijn eigen onderhoud kan voorzien.

Naamswijzigingen van de artiesten komen in het boek vaak voor. Zo ook bij de Duitse acteur Nicolai Yoshkin, die zich in de Verenigde Staten Martin Kosleck noemt. Door zijn gelijkenis met Goebbels, mag hij deze ‘vertegenwoordigen’ in propagandafilms van de geallieerden. Ook speelt hij in zijn carrière vaak andere schurkenrollen.

De actrice Paula Wessely, die naar eigen zeggen gedwongen werd in een nazi-propagandafilm mee te spelen. Zij mocht na onderzoek twee jaar na afloop van de Tweede Wereldoorlog haar werk weer uitoefenen.

De Duitse acteur en regisseur Wilhelm (‘William’) Dieterle, die in Amerika veel vluchtelingen aan papieren en werk helpt, maar door zijn betrokkenheid in de oorlogsjaren bij het ondergrondse communistische verzet in Duitsland helaas zelf slachtoffer wordt van het Mccarthyisme van de jaren 1950 in de Verenigde Staten.

De Hongaars-Joodse komiek Szöke Szakall, die eerst naar Oostenrijk en Hongarije vlucht en gedwongen wordt van daaruit verder naar de Verenigde Staten te vluchten.

Het boek is zeer gedetailleerd en biedt voorts nog een hele reeks filmtitels uit die periode; van nazi-zijde of van geallieerde zijde en met korte omschrijvingen van de films. Voor geïnteresseerden in cultuurgeschiedenis, vooral op cinemagebied, van de periode 1933-1945 is het boek een duidelijke aanbeveling. En een inspiratie om de genoemde regisseurs, acteurs, actrices, producenten en hun films verder te onderzoeken...

Hij gaat toch wel af en toe te gemakkelijk door de bocht.
Stahlecker heeft het bv. over "Laura" regie Otto Preminger als de beste film uit zijn carrière (dat is een persoonlijke mening) om vervolgens een paar andere hoogtepunten uit zijn carrière te noemen nl. "Stalag 17" maar dit is geen film die hij geregisseerd heeft hij speelt daar een rol in.
Een ander voorbeeld:
Van M. Curtiz is de bekende uitspraak: " Bring on the empty horses" Stahlecker doet het voorkomen alsof Curtiz dit op de set van "Casablanca" zou hebben gezegd terwijl dat bij "The Charge of the Light Brigade" was.
Nog een voorbeeld
Stahlecker zegt diverse malen dat Hitler in 1933 de absolute macht kreeg. Dit is niet echt juist. Hindenburg was er nog, "De nacht van de lange messen" was pas in 1935 en Hitler kreeg pas de absolute macht over het leger in 1938 met de affaires Blomberg en Fritsch.

Het boek leest geweldig weg en is zeker interessant, maar door dit soort "foutjes" en er zijn er meer ga ik ook twijfelen aan de feiten die ik voor het eerst lees in dit boek.

Volgens Stahlecker is de heksenjacht van McCarthy de onwaardigste periode in de Amerikaanse geschiedenis.
Dan sla je de plank dus echt mis.
Slavenhandel racisme oorlogen!!!

Gast
geplaatst: vandaag om 08:22 uur

geplaatst: vandaag om 08:22 uur

Let op: In verband met copyright is het op BoekMeter.nl niet toegestaan om de inhoud van externe websites over te nemen, ook niet met bronvermelding. Je mag natuurlijk wel een link naar een externe pagina plaatsen, samen met je eigen beschrijving of eventueel de eerste alinea van de tekst. Je krijgt deze waarschuwing omdat het er op lijkt dat je een lange tekst hebt geplakt in je bericht.

* denotes required fields.

Let op! Je gebruikersnaam is voor iedereen zichtbaar, en kun je later niet meer aanpassen.

* denotes required fields.