U wordt door niemand verwacht
is opgedragen aan de grootvader van Michal Citroen en opent in het ‘woord vooraf’ met een ritueel wanneer ze bij haar grootouders logeerde. ’s Avonds bij het naar bed gaan vertelde de oma een verhaal waar MC niet genoeg van kon krijgen. Het verhaal hoe oma na de bevrijding een maaltijd kookte, dat kon ze goed, al was er nog niet veel om dit mee te doen. De zon scheen, het raam stond open en vogels floten rustgevend. Ineens kwam er iemand aan het raam die zei “Ik moet je waarschuwen van je man, ik zag hem verderop in de straat.” Oma liet van schrik de pan uit haar handen vallen, en rende naar buiten, het kon bijna niet waar zijn. Maar daar in de verte liep hij echt. Huilend viel ze hem in de amen, gearmd liepen ze samen naar huis. Opa was teruggekomen uit het kamp.
Veel later vertelt de grootvader dat het niet alleen een verhaal was van ‘en ze leefden nog lang en gelukkig’. Er waren niet alleen de gruwelen uit de oorlog, de Nederlanders hadden zich nà de oorlog schofterig gedragen. MC kon zich van wat na de oorlog gebeurde geen voorstelling maken, net zoals over de ervaringen in Auschwitz. Ze studeerde niet voor niets geschiedenis en probeerde toen, en in 1999 toen het boek verscheen, nog steeds verklaringen te vinden wat er met Nederlandse joden na de
sjoa gebeurde.
Lukraak citeren uit het boek, haalt gebeurtenissen uit hun context; tegelijkertijd ben ik met MC boos maar ook verbaasd over wat zij in haar onderzoek tegenkwam. En er gebeurde nogal wat, na de bevrijding, wat betreft de repatriëring en de ontvangst in Nederland. Vaak was er geen woning meer om terug te keren, er was weinig of geen werk, weinig voedsel en kleding; joden kwamen in een land waar een tendens heerste van ‘vergeet het nu maar, je moet verder met je leven, dat moeten wij ook, hier was het ook niet fijn’. Dat verder leven ging niet of nauwelijks. Àls joden al spullen terug kregen ging dat niet zelden gepaard met opmerkingen als “wij hebben ook altijd pech, komen juist deze joden terug …” of “ze hebben de verkeerde vergast…”. Meestal was er niets om mee te starten en waren joden aangewezen op joodse particulieren of organisaties die eveneens met de oorlog en vervolgingen te maken hadden.
Dan was er nog de overheid, met beleid gebaseerd op onjuiste of onvolledige informatie; de bureaucratie die echt ongelofelijk was, er werd bijvoorbeeld om kwitanties van meubels gevraagd aan een overlevende uit een concentratiekamp die àlles kwijt was, zowel binnen als buiten het kamp. De joodse onderduikkinderen en oorlogswezen, ofwel kinderen die de kampen overleefden; welke strijd het heeft gekost hoe hiermee om te gaan is niet te onderschatten. Want wat was goed voor deze kinderen? Wie bepaalde dat? Konden zij gescheiden worden van hun pleegouders nadat ze al eerder gescheiden waren, soms als baby. Waar hoorden ze wel of niet thuis? Wat te doen met loyaliteits- en identiteitsproblemen als hier al (voldoende) over werd nagedacht.
MC zoekt naar mogelijke verklaringen, ze vindt er veel. Hoewel soms begrijpelijk, omdat er onder andere werkelijk niet geweten werd wat er daadwerkelijk gebeurd was, maar ook wilden of konden niet-joden zich na de oorlog er geen voorstelling van maken. Naast de materiële verliezen die er waren werd er niet geluisterd naar enkele bekende psychiaters die de gevolgen voorzagen van mentale problemen waar vervolgden mee leefden.
Het heeft lang geduurd voordat hier verandering in kwam, onder andere kwam dit door het
Eichmann proces en de boeken en televisieserie
De Bezetting van
Loe de Jong waarin wel werd aangegeven hoe aangrijpend de uitzettingen waren maar waar vervolgden zelf niet of nauwelijks aan het woord kwamen. Vooral het wetenschappelijke werk de
De Ondergang van Jacques Presser bracht in 1965 nieuw bewustzijn. Uitgerekend had de discussie over vrijlating van de
Drie van Breda tot gevolg dat er in 1971 een 'Wet uitkering vervolgings slachtoffers' kwam. Hoewel de uitvoering weer met de nodige problemen verliep woog de erkenning voor veel vervolgen zwaarder dan de uitkering. Gesteld kan worden dat de meeste vervolgden aan hun lot werden overgelaten en dat hulp en erkenning te laat kwam.
MC heeft veel onderzoek gedaan en was hier in 1999 nog niet mee klaar. Tot dan toe heeft zij haar onderzoek verantwoord met naast een literatuurstudie, veel interviews met vervolgden zelf. Hoewel dit niet door iedereen als wetenschappelijk wordt bevonden, ben ik van de waarde ervan wel overtuigd. M.i. horen in de reguliere geschiedenisboeken er extra hoofdstukken bij.
4,5*