Weinig verrassends aan, mijns inziens. Niet voor het eerst (en niet voor het laatst) dompelt Paul Auster zijn lezers onder in het hoofd van een personage die langzamerhand de pedalen verliest. Zijn kijk op de realiteit wordt almaar enger, zijn keuzes steeds meer gedreven door een innerlijke logica die geen tegenspraak duldt. De enige waarheid die in dit fictieve universum kan bestaan, is de waarheid van de protagonist. Terwijl het publiek wel beter weet…of denkt te weten. Want de schrijver verklapt helemaal niets.
Auster introduceert gelukkig een resem onvergetelijke personages, karakters die tevens een mysterieus (wie weet psychoanalytisch?) tipje van de sluier lichten. Alleen al met zijn naam voorspelt Jack Pozzi dat hij in de prijzen zal delen. Nog olijker is het bizarre duo waar Nash komt te resideren. Eén van hen bouwt (als metafoor voor de schrijver?) een universum waarin de werkelijkheid gevangen wordt gehouden. De ander verzamelt schijnbaar willekeurige parafernalia, aandenkens aan voorbije levens, voorwerpen die aan eender wie kunnen toebehoren en op die manier preluderen op de afloop. Wat voor onhebbelijks hangt er toch rond dit vampierenduo?
Tegelijk geestig, onheilspellend en erg concreet, leest ‘De muziek van het toeval’ als een prettige thriller waarin de feiten onherroepelijk onopgehelderd blijven. Onderwijl weet de lezer zich ontroerd, dankzij of ondanks een personage dat gestaag wegglijdt en almaar verder van het feitelijke leven vandaan komt te staan. Het bereiken van een dergelijke empathische verbinding, hoewel de toenemende tekenen van psychiatrische ontsporing bij Nash duidelijk zijn, getuigt van vakmanschap als schrijver. Daarmee wordt deze roman evenwel nog geen onsterfelijke literatuur. Daarvoor is de plot misschien te losmazig, te vrijblijvend, te doelbewust geheimzinnig en bijgevolg te gewoon?
3*