
Natal'ja Gontsjarova: Zjizn’ i Tvortsjestvo - Marina Tsvetajeva (1929)
Alternatieve titels: Natalja Gontsjarova: Haar Leven en Werk | Наталья Гончарова: Жизнь и творчество
Russisch
Biografie / Cultuur
91 pagina's
Eerste druk: Roesski Archiv (periodiek),
Belgrado (Joegoslavië)
In de zomer van 1928 vindt in een klein Parijs café voor kunstenaars en journalisten en door toedoen van literatuurcriticus Mark Slonim, die beiden kent, een ontmoeting plaats tussen dichteres Marina Tsvetajeva (1891-1941) en kunstschilderes Natalja Gontsjarova (1881-1962; de achterachternicht van de gelijknamige vrouw van de dichter Alexander Poesjkin). Door de connectie met Poesjkin, komt Tsvetajeva op het idee een essay over beide Gontsjarova’s te schrijven en ontmoet zij de kunstschilderes vaker in de loop van 1928. De eigen verhalen van haar gesprekspartner zijn daarbij niet genoeg: Tsvetajeva verdiept zich tevens in boeken van derden over de twee Gontsjarova’s, zodat ze in haar essay onderzoek en interviews kan combineren. Haar essay begint met het hoofdstuk ‘Straat’, een verwijzing naar het adres '13, rue Visconti' in Parijs, waar het atelier van de kunstschilderes was gevestigd. Het beeld van dat atelier, met de jeugdherinneringen van Gontsjarova, is voor Tsvetajeva ook een aanleiding herinneringen aan haar eigen Moskouse jeugd op te halen; aan plaatsen, waar de geest van de kunstschilderes voor het oog van Tsevetajeva in haar jeugd naar boven kwam, aan plaatsen en gebeurtenissen die zij beiden kenden. In het vervolg van het essay is Gontsjarova opener over haar eigen ongelukkige jeugd, dan over de latere perioden uit haar leven, terwijl Tsvetajeva lijkt aan te geven meer geïnteresseerd te zijn in de persoon uit haar essay, dan in de schilderijen die die persoon maakt. Uit het essay blijkt ook impliciet de verbintenis tussen beiden: Tsvetajeva had een hoge waardering voor Gontsjarova en vond ook dat ze veel dingen gemeen hadden.