Mijn tweede Den Uyl. Opnieuw een paar ijzersterke verhalen, aan elkaar geregen met gedichten, hersenspinsels. Deze bundel trof me niet zo als het eerste wat ik las, Gods Wegen Zijn Duister en Zelden Aangenaam. Het unieke schrijftalent blijft gemakkelijk zichtbaar. Zo is er het verhaal getiteld “Elsie”, geschreven over vanuit het oogpunt van een adolescent die verliefd wordt op een “sprookjesachtig wezen” genaamd Elsie. Het verhaal begint zo:
“Mijn god, het seksuele leven van twintigjarige knapen in de jaren na de oorlog! Een ellende! Goed, we wisten ons te handhaven, al was het voornamelijk door grootspraak onder vrienden.”
Dat belooft veel goed. De hoofdpersoon besluit achter Elsie aan te gaan, want “wie Elsie had bezeten hoefde in het vervolg helemaal niets meer te zeggen, zonder meer zou hij de leider zijn geweest naar wie met eerbied werd geluisterd”. Dat kan niet goed gaan. Op een gegeven moment ziet de hoofdpersoon Elsie aankomen. Ze groette. Het vervolg wordt schitterend en met veel humor beschreven.
“Ik groette terug en probeerde tijdens mijn hoofdknik een uitdrukking van brandende liefde in mijn ogen te leggen. Nou is zo iets erg moeilijk, het is best mogelijk dat het leek of ik een flinke griep onder de leden had.”
De hoofdpersoon besluit, als een soort stalker, op jacht te gaan naar Elsie. Hij belt vanuit een telefooncel naar haar huis aan waarna een man opneemt. De man kent twee Elsies, zijn vrouw en zijn dochter. Onze protagonist zakt bijna door de grond.
“Mijn eerste impuls was de hoorn neer te werpen en naar Australië te emigreren. Wat was dat nu voor flauwekul. Was Elsie getrouwd, had ze een dochter? Onmogelijk. De man riep een paar maal hallo.”
Het verhaal gaat vermakelijk verder. Ook de andere verhalen zijn zeer de moeite waard al missen ze de urgentie van de bundel die een paar jaren later zou verschijnen. De gedichten zijn ook van wisselend succes. Laat ik afsluiten met een van de meest geslaagde intermezzo’s.
“Gauw tevreden zijn is een gave, maar ver kom je er niet mee. En dat is maar goed ook, want als je ver komt moet je een heel eind teruglopen.”