Het boek ziet er goed verzorgd uit en geeft behalve een indruk van de eerste Marokkaanse pioniers tussen de regels door ook een beeld van een vervlogen Nederland van vóór de automatisering: met allerlei ingetypte of zelfs handgeschreven officiële documenten, documenten van werkgevers of nog triviale zaken als huurkwitanties. De typische haardracht, inrichting van huizen, auto’s en dergelijke van die tijd blijken en passant uit de illustraties.
In 2005 startte Amsterdam met het project Marokkaanse Culturele Spoorzoekers, waarbij Marokkaanse jongeren Marokkaanse ouderen (hun eigen ouders of willekeurige derden) interviewden over de ervaringen van de laatsten in de loop van de jaren zestig, jaren zeventig en geïnteresseerd waren in het fotobezit van die ouderen. Dat bleek voor die jongeren nogal een verrassing en er kwam onder andere uit naar voren dat die eerste generatie volop in het leven stond, opging in een nieuwe wereld waar zij nieuwsgierig naar was, geïnteresseerd was in de idealen van het flower-power-tijdperk.
Het boek volgt de wat omstreden wervingscampagnes van arbeidskrachten in 1969 van Nederland in Marokko en geeft een scherp beeld van het leven dat de mensen in de jaren vijftig en zestig in Marokko zelf hadden. Het beschrijft dat een ‘emigratiecultuur’ in Marokko eigenlijk totaal niet bestond, tot de koloniale overheersing in de periode 1912-1956 door Frankrijk en Spanje en de onafhankelijkheid daarna.
Door gebrek aan werk in Marokko, lag Frankrijk het meest voor de hand als land om naar toe te trekken. Door het zware werk en de persoonlijke behandeling in eerst de Franse - en later de Belgische mijnen, die ter plekke in Marokko personeel wierven, trok een deel van de Marokkaanse pioniers verder naar het noorden. Door een netwerk van eerder naar West-Europa vertrokken Marokkanen, ontstond een onderling berichtenverkeer over waar werkzoekenden het best terecht konden; ook al was dat in het geval van Nederland een land waar de nieuwkomers eerst geen enkel beeld van hadden.
In eerste instantie kwamen zij ook in Nederland vooral in de (Limburgse) mijnen terecht. Navraag vanuit Nederland leerde dat men elders in West-Europa enthousiast was over de inzet van de Marokkaanse medewerkers. Bovendien had Marokko zelf door de werkloosheid daar belang bij ‘export van arbeidskrachten’, die op hun beurt graag wat van de wereld wilden zien en een gevoel van vrijheid wilden ervaren. Voor sommige andere arbeiders was de gedachte dan weer zo veel en zo hard mogelijk te werken en te sparen, om een toekomst in Marokko op te kunnen bouwen. Na Limburg zwermde het deel van hen dat wilde blijven verder uit over Nederland.
De Marokkaanse pioniers behielpen zich vaak met Frans, soms met Berbers of Spaans, konden in hun specifieke taal uiteraard als tolk fungeren, maar zagen in dat de beheersing van de Nederlandse taal hun mogelijkheden zou verbeteren. Aan Limburgers werd wel gevraagd of ze hun woorden wilden opschrijven, omdat de Marokkanen soms het idee hadden dat ze er een derde taal bij moesten leren…
Vanaf de jaren zeventig raakten een aantal Marokkanen betrokken bij het welzijnswerk. De eerste gedachte was dat dergelijk werk hun emancipatie zou bevorderen, met direct daarna de gedachte dat het het beste zou zijn die welzijnswerkers zoveel mogelijk vanuit hun eigen kringen te rekruteren. Daarnaast zetten zij hun eigen winkels of restaurants op; uit ondernemingsdrang en/of als alternatief voor loonarbeid. Het boek illustreert (letterlijk en figuurlijk) de uitgebreide inspanningen van de Marokkaanse gemeenschap op dat punt.
Aandacht wordt verder besteed aan hun huisvesting; van onterende pensionnetjes, tot eigen woonruimtes. De opkomende eigen ontspanning, recreatie, sport en cultuur worden eveneens belicht. Naast de spaarzame werkers, waren er steeds meer Marokkanen die voor dergelijke zaken vanaf eind jaren zestig tijd vrij en ruimte maakten (of konden maken). De rollen van religie en van arbeidersorganisaties, zoals Amicales, komen uitgebreid aan bod. Dergelijke onderwerpen worden, zoals elders in het boek, opnieuw onderstreept door eigen verhalen en foto’s van de betrokkenen.
In een speciaal hoofdstuk is voor de pioniersgeneratie aandacht voor de keus tussen teruggaan of blijven, de band met het vaderland, het pendelen tussen Nederland en Marokko en de cultuurverschillen, de remigranten en de emotionele problemen die bij dit alles een rol spelen.
In een nawoord maken de schrijvers duidelijk waarom zij de gekozen opzet van hun boek hebben gehanteerd, met een nadruk op het verleden in plaats van op het heden.
Het boek is mijns inziens van belang omdat het een geschiedenis weergeeft die voor de meeste Nederlanders volstrekt onbekend zal zijn en daarmee een aantal stupide vooroordelen (en andere domweg onjuiste veronderstellingen) uit de weg ruimt. Zoals
Bilal030 hierboven suggereert, zou het eigenlijk verplichte kost moeten zijn. Het is wellicht zinnig als de auteurs, met hun medewerk(st)ers uit dit project, hun werk zouden extrapoleren naar de nieuwe generaties. Voor mijzelf zag ik een aantal bekende zaken terug uit de contacten met mijn Marokkaanse kennissen.
Detail: het in dit boek vermelde ouderwetse, ingesproken berichtenverkeer op (casette)bandjes, met de bedoeling die per post te verzenden naar overzeese familieleden, herinner ik mij uit verhalen van mijn eigen (terzijde: niet-Marokkaanse) familie.