De Mythe van de Parlementaire Democratie - Wilfried Dewachter (1992)
Nederlands
Politiek
475 pagina's
Eerste druk: Acco,
Leuven (België)
Met de titel van zijn werk is meteen de toon gezet. Volgens de Grondwet vormt het (federale) parlement (Kamer en Senaat) de kern van de federale wetgevende macht. Dat is de theorie. Uit de praktijk blijkt duidelijk dat de uitvoerende macht (de regering) een doorslaggevende rol speelt op wetgevend vlak. (Het overgrote deel van de wetten stamt uit regeringsinitiatief). Bovendien staan in diezelfde Grondwet niet eens een aantal belangrijke actoren vermeld: de Europese Unie, drukkingsgroeperingen, politieke partijen... Dewachter ontleedt in zijn boek minutieus de doorslaggevende politieke actoren in het proces van politieke besluitvorming in België. Uit zijn onderzoek blijkt overduidelijk dat het institutionele model haaks staat op de werkelijke machtsverhoudingen. De autonomie van het parlementslid is een papieren illusie. Het zijn trouwens de politieke partijen (en niet de kiezers) die bepalen wie parlementslid kan worden. "De kiezers verdelen alleen het aantal zetels onder de politieke partijen". Met overvloedig cijfermateriaal toont Dewachter aan dat de machtshiërarchie van de top in politiek België er grondig anders uitziet dan de voorstelling ervan in de Grondwet. Uit uitgebreid onderzoek in 1967 en 1990 rond de macht verbonden aan hoge politieke posities in België blijkt o.m. dat de machtshiërarchie zeer sterk afwijkt van het institutionele model. De meeste posities in het model zijn grondwettelijk niet eens voorzien (partijvoorzitter, voorzitters van de vakbonden en van de werkgevers, voorzitters van financiële groepen enz.). Dewachter gaat uitvoerig in op het theoretisch model van besluitvorming: "Besluitvorming is een maatschappelijk proces waarbij de beschikking over een voldoende mate van macht een voorwaarde is om mee te kunnen spelen". Hij onderscheidt daarbij vier fasen: probleemformulering, het ontwerpen van oplossingen, de keuze en tenslotte de realisatie. Hij concretiseert het theoretisch model door een onderscheid te maken in zes types van besluitvorming: de institutioneel-democratische besluitvorming, het strijdpunt, de pacificatievorming, de overlegbesluitvorming, de technocratische besluitvorming, de onderhandse besluitvorming. Elk type komt uitvoerig aan bod in een afzonderlijk hoofdstuk.