Rebecca Ley schrijft met ‘Voor als ik er niet meer ben’ haar debuutroman. Ze is journaliste en werd bekend met haar columns over haar dementerende vader in The Guardian.
Ik voelde al een bepaalde spanning in mijn inborst bij de start van dit boek. Ik kan niet duiden vanwaar dit gevoel kwam maar na het lezen van het eerste hoofdstuk werd dit gevoel bevestigd. Enkele verwoordingen in dit hoofdstuk waren meteen zo raak dat ze een krop in mijn keel bezorgde. Dit zette meteen de toon voor het verdere verloop van het boek..
Sylvia is een zelfstandige eigenwijze jonge vrouw. Ze leert de dierenarts Paul kennen en ze worden verliefd op elkaar ondanks dat beide zo verschild zijn. Sylvia is uitbundig en komt zelfzeker over. Paul is eerder rationeel en down to earth. Beide zijn gelukkig samen en starten een gezin. Ook hun kinderen zijn erg verschillend; Megan is intelligent en bedachtzaam terwijl Jude eerder roekeloos en hyperactief is. En dan is er nog Rosa.. Sylvia krijgt op 38-jarige leeftijd te horen dat ze kanker heeft. Borstkanker. En ze is terminaal. Ze besluit een handleiding te schrijven voor Paul met handvaten hoe hij de kinderen dient aan te pakken wanneer zij er niet meer is.
Volgens mij heb je het niet geaccepteerd, ook niet na wat dokter Z. zei. Je lijkt je eigen vliegroute te volgen, en ontkenning houdt je in de lucht. Ik weet dat je alleen zo in staat bent ’s morgens op te staan, de kinderen naar school te brengen, mijn hand vast te houden. Maar ik mis het gevoel dat we op dezelfde bestemming afkoersen.
Het verhaal bestaat uit verschillende hoofdstukken; nu, toen, handleiding/brief. We volgen Sylvia en Paul tijdens de periode (toen) dat ze elkaar leerden kennen, verliefd worden, kinderen krijgen, … Nu is het moment dat Sylvia overleden is. De emoties die Paul ervaart naar aanleiding van de begrafenis en de manier waarop het gezin zich bijeen raapt. In de handleiding omschrijft Sylvia haar gezin. Ze benoemt zo mooi de karaktereigenschappen van elk kind en de manier waarop er met hen best moet worden omgegaan. Hierin krijgt de liefde van een moeder voor haar kinderen een grote rol. Je weet niet goed hoe dat je jezelf moet voelen. Dankbaar voor hetgeen zij heeft mogen meemaken en anderzijds verscheurd dat ze haar kinderen niet zal zien opgroeien en verder kan begeleiden in hun leven.
Ik vind de gedachte aan jou met iemand anders bijna ondraaglijk. Als ze aardig is, is het nog erger. Dan zullen de kinderen me sneller vergeten en verdwijn ik in de onderste la.
De personages zijn prachtig vormgegeven. Het verhaal is fictie maar toch krijg je het gevoel dat dit boek autobiografisch is. Elk personage heeft zijn specifieke karakter met daarbij zowel prachtige als eerder moeilijke eigenschappen. Sylvia probeert een liefdevolle moeder te zijn maar struggelt anderzijds met zichzelf. Ze is eigenlijk heel onzeker, heeft bang voor afwijzing en is zelfdestructief. Dit geeft het verhaal een realistisch karakter.
Naar het einde toe wist ik niet meer goed welke richting het verhaal uitging. Er was een inkijk gekomen m.b.t. vroeger, nu en de handleiding maar wat verder? Hierdoor nam heel op het einde mijn interesse wat af. Toch is er een mooi en hoopvol einde waarbij het gevoel optreedt dat het verhaal effectief afgerond kan worden.
Een verhaal dat je gevoelens alle kanten doet opgaan; puur geluk, machteloosheid, liefde, hoop, …