Boeiend, maar niet altijd even pakkend.
Filosofische fictie is altijd een lastig compromis tussen filosofie en fictie, tussen het rigoureus uitwerken van ideeën en het vertellen van een verhaal. Als een schrijver te veel aandacht besteedt aan zijn ideeën kan dat ten koste gaan van de emotionele betrokkenheid bij het plot, maar als hij zich te veel richt op het vertellen van een verhaal, dan komen zijn ideeën niet goed naar voren en word je als lezer niet geprikkeld.
De Fantastische Verhalen van Borges zijn voor mij een goed voorbeeld van de eerste hoorn van dit dilemma. Deze collectie zit vol prikkelende ideeën, of beter gezegd: vol memorabele beelden van ideeën. Van een gemeenschap die niet alleen theoretisch overtuigd is van de waarheid van metafysisch idealisme maar daar ook naar probeert te leven, via een samenleving waarin alles beslist wordt via een onzichtbare loterij, naar een bibliotheek waarin alle kennis van de wereld verzameld is: het zijn stuk voor stuk erg boeiende gedachte-experimenten die als intellectuele exercitie zonder meer zijn geslaagd.
Het probleem is alleen dat filosofische fictie idealiter meer moet zijn dan een intellectuele exercitie, en op dat punt is deze collectie voor mij niet helemaal geslaagd. Hoe prikkelend de fantastische werelden ook zijn die Borges schetst, ze slagen er zelden in om je te raken, te doen voelen. Zijn schrijfstijl is vaak ontzettend droog, alsof hij een verhaal schrijft in de vorm van een essay, recensie of encyclopedie-artikel, en van personages of gebeurtenissen die de lezer bij de werelden betrekken is vaak amper sprake.
Voor mij is deze bundel daarom niet helemaal geslaagd. De filosofie prikkelt, maar de fictie pakte me vaak niet. Desalniettemin vond ik de bundel zeker de moeite waard en ga ik ook De Aleph zeker eens proberen. Hopelijk raakt Borges' werk me meer als ik er met realistischere verwachtingen aan begin. Voorlopig 3.5*.