Zeventig bladzijden lang vermochten de wederwaardigheden van Menno van der Staak me niet heel erg te boeien, en was er sprake van enigszins plichtmatig leeswerk. Het aardigst was nog het feit dat Campert een Zweedse dichter "Torf Mölm" had gedoopt, maar met dergelijke humor zit je natuurlijk wel in het vaarwater van Adriaan en Olivier ...
De laatste 20 bladzijden zorgden ervoor dat ik het boek toch met een prettig gevoel dichtsloeg. De hoofdpersoon
komt in een steeds grotere chaos terecht; zowel hijzelf als zijn vriendin houden zich bezig met overspel en er is gebrek aan nachtrust in combinatie met overmatige alcoholconsumptie. Dit alles eist zijn tol: Van der Staak verliest het contact met de werkelijkheid en begint te “zweven”. Uit de wolk van stemmen die hij dan hoort bereiken hem allerlei flarden uit de Dada-manifesten van Tristan Tzara (waaraan ook de titel ontleend is) en uit diverse gedichten. We zitten dan in hoofdstuk 24, bladzijden 78-79 (van de derde druk uit 2004, maar die telt evenveel bladzijden als de eerste druk, dus ik neem aan dat de nummering gelijk loopt).
Ik heb, ter lering en ter vermaak, eens uitgezocht naar welke bronnen Campert hier verwijst:
(Bladzijde 78, regel 3-6, 8
(Bladzijde 78, regel 10-11
(Bladzijde 78, regel 20-24
(Bladzijde 78, regel 24-27
(Bladzijde 79, regel -7
(Bladzijde 79, regel 7-10
(Bladzijde 79, regel 10-12
(Bladzijde 79, regel 12-13 (Naar Archangel -- Jan Hanlo)
(Bladzijde 79, regel 13-16
(Bladzijde 79, regel 16-18 (dat is overigens ook het motto van
dit boek van Campert.
(Bladzijde 79, regel 18-21
(Bladzijde 79, regel 21-26
(Bladzijde 79, regel 26-27