Ik lees de stukjes van Michel Krielaars met veel genoegen in het NCR. Deze gaan vaak over boeken en schrijvers uit Centraal/Oost-Europa en hij weet het werk met zoveel enthousiasme te brengen dat je toch op zijn minst nieuwsgierig wordt. Ik was hierop benieuwd geworden naar de boeken die de beste man zelf heeft geschreven en om deze aan de BM website toe te voegen heb ik het boek 'Meeuw' uit de universiteitsbibliotheek geleend.
Dit boek heb ik hierop gelezen en dat was een beetje teleurstellend. Opmerkelijk genoeg vond ik op het een recensie bij het NRC, waar Michel Krielaars sinds 2007 zelf werkzaam is als chef van het rubriek Boeken, die het boek redelijk met de grond gelijk maakte. Ik moet bekennen dat ik er niet veel tegenin kan brengen.
Onhandig samenraapsel van emoties - NRC - 4 oktober 1996
Er is niets nieuws onder de zon, wist de Prediker al. Het lijkt wat flauw om deze bijbelse wijsheid juist bij een debuut weer eens aan te halen, maar Michel Krielaars nodigt er met zijn roman Meeuw wel toe uit. Alleen de titel al herinnert aan eerdere literatuur: een roman van Bernlef, een toneelstuk van Tsjechov, een gedicht van Judith Herzberg. En net als bij deze gerespecteerde voorgangers symboliseert de meeuw een verlangen naar vrijheid, een taak die Krielaars' meeuw met verve vervult. Op gezette tijden scheert hij onheilspellend langs het raam, om degene die zich in de kamer bevindt te herinneren aan zijn of haar beperkingen.
Ook in andere opzichten doet dit debuut denken aan wat er al was. Het flatgebouw dat we al kenden uit De tranen der acacia's, de Wolkenkrabber in Amsterdam, duikt ook hier op. De beschrijving van het kille juristenmilieu waarin zich een deel van de gebeurtenissen afspeelt, doet enigszins denken aan sommige romans van Bordewijk en Vestdijk. En een moordaanslag met presse-papier is ook al eens eerder gepleegd.
Krielaars lijkt te passen in een eerbiedwaardige traditie, maar dat is helaas toch niet helemaal waar. Zijn boek doet ouwelijk aan, ietwat belegen zelfs, zowel naar de inhoud als naar de vorm. Bovendien is het zo rijk aan clichés dat het af en toe wel een persiflage lijkt te zijn. Maar een persiflage waarop? Op Tsjechov, of Bernlef, of op de roman in het algemeen?
(...) Krielaars lijkt zijn best te hebben gedaan om een echte roman te schrijven, met een meerduidig perspectief, met flashbacks, met oorlogsgeluiden op de achtergrond, met veel drama en verwikkeling en met een poging tot doodslag als klap op de vuurpijl. Toch is het een wonderlijk samenraapsel van emoties geworden, waaraan elke bodem ontbreekt. Onhandig, dat is wel het goede woord voor dit debuut, dat niet alleen onder zijn gevoelsverwarring, maar ook onder zijn zwakke stijl bezwijkt.
Gelukkig in zijn tweede werk ‘En het Dansen Gaat Door’ waar ik nu mee bezig ben een stuk beter te pruimen.