Het is inmiddels al vier jaar geleden dat ik
Geteld, geteld voor het eerst las. Toentertijd kon ik nauwelijks wachten op de vertaling van dit tweede deel, maar omdat ik uiteindelijk besloot om te wachten tot de gehele trilogie vertaald was, heb ik nu pas
Te licht bevonden gelezen. Een wijs besluit, want ik had het in twee weken uit en ben erg blij dat ik niet nog drie jaar op het vervolg hoef te wachten.
Er is ongeveer een jaar verstreken sinds
Geteld, geteld. László leek zich in het vorige deel volledig te gronde te hebben gericht, maar het blijkt altijd erger te kunnen. Er wordt een pijnlijk patroon zichtbaar: iemand heeft oprechte sympathie voor László, hij laat zich voor een tijdje nederig helpen en liefhebben, totdat zijn trots en drang naar zelfdestructie weer de kop opsteken en hij grondig en welbewust zichzelf in de afgrond stort, ondertussen harten brekend en bruggen achter zich verbrandend. De voornaamste slachtoffers hiervan uit het eerste deel, Fanny Berédy en Klára Kollonich, zijn hier duidelijk nog altijd niet van hersteld. Een confrontatie met de vrouwen of echte catharsis voor Lászlo blijft vooralsnog uit; het is een van de dingen waar ik het meest benieuwd naar ben in het slotdeel. Overigens vind ik het bewonderenswaardig dat Bánffy niet alleen steeds nieuwe personages sympathie laat opvatten voor László, maar dat hij ook mij als lezer nog steeds aan het lijntje houdt: ook ik blijf hopen op verlossing.
Bálint en Adrienne leken het vorige boek ook op een dieptepunt te zijn geëindigd. Als zij elkaar na lange tijd bij toeval weer ontmoeten, is elke weerstand echter meteen verdwenen en de met zoveel tranen beëindigde affaire wordt weer opgepakt. Gelukkig slaagt de schrijver erin om te voorkomen dat dit afbreuk doet aan het dramatische slot van
Geteld, geteld. Enige tijd lijkt het paar gelukkig, maar waar zowel Bálint als Adrienne al voor vreesde wordt waar: de spaarzame geheime ontmoetingen zijn niet meer voldoende, ze kunnen zo niet verder leven. Tegen beter weten in proberen ze een huwelijk te regelen, daarbij gehinderd door Bálints heerszuchtige moeder en Adriennes instabiele echtgenoot. (Instabiel is overigens een subtiele manier om Uzdy te beschrijven. Tsjechovs geweer op benen had ook gekund. Ik was mild verbaasd dat als er uiteindelijk
een poging tot moord gedaan wordt, dit met een stuk hout gebeurt. Ik ben duidelijk op het verkeerde been gezet.) Net toen ik begon te denken dat het tweede deel minder emotioneel aangrijpend was dan de voorganger volgde een laatste plotwending die mijn vermoeden ontkrachtte.
Naast de persoonlijke drama’s is er ruim aandacht voor kleurrijke bijfiguren, de jacht, sociaal commentaar en natuurlijk politiek. Het Hongaarse parlement is een niet-functionerende chaos, waar het er soms zo absurd aan toegaat dat het lachwekkend zou zijn als er niet constant een dreiging op de achtergrond speelde. De trein rijdt met volle snelheid richting een ravijn en de bemanning maakt ruzie over wie er bij het raam mag zitten. Meer nog dan in het eerste deel wordt duidelijk dat het in heel Europa broeit. Het is niet eens noodzakelijk om het gecompliceerde web van allianties en ontwikkelingen te begrijpen. Bánffy beschrijft Europa als een Jenga-toren die door allerlei handen wordt gemanipuleerd. Het is nog geen 1914 dus de toren zal nog even overeind blijven, maar het is duidelijk dat de instorting van de dubbelmonarchie, en het oude Europa, onvermijdelijk is.
Alle lof die ik bij
Geteld, geteld geschreven heb is ook op het tweede deel van toepassing, dus ik zal niet in herhaling vallen. Ik ben bijna huiverig om te beginnen met het laatste deel. Ik hoop dat we nog iets meer te zien krijgen van de vrouwelijke personages, met name de ernstig beschadigde Judith. Verder verwacht – en vrees – ik vooral dat we veel personages met de trein het ravijn in zullen zien verdwijnen.