Ik heb (nog) geen van Murakami's romans maar inmiddels wel deze verhalenbundel gelezen. Ik lees hier vooral negatieve berichten over Murakami's korte verhalen - ze zouden vooral proeftuintjes zijn voor zijn romans en niet altijd goed zijn of werken - maar ik vind ze wel allemaal goed werken en reeds deze 'korte' verhalen zijn nogal wijdlopig zodat ik op voorhand niet goed kan voorstellen wat de lange romans voor meerwaarde kunnen hebben anders dan nog meer van hetzelfde. In feite zijn zelfs de korte verhalen wat monotoon omdat ze (bijna) alle dezelfde stijl en thematiek hebben. Er wordt wel gezegd dat elke schrijver slechts één verhaal schrijft en dat lijkt zeker voor Murakami te gelden. Wel weet Murakami zijn verhaal in telkens weer een ander jasje te stoppen, om welke reden juist het korte verhaal fijn is omdat dan tenminste het jasje snel wisselt.
Ik heb bij elk verhaal een (zeer) kort commentaar of analyse geschreven die men hier vindt:
Haruki Murakami: De Olifant Verdwijnt (verhalenbundel; 1993) – De filosoof leest… - defilosoofleest.wordpress.com.
Als voorbeeld geef ik hier die van twee verhalen uit de bundel waarbij Het laatste gazon van de middag - zoals ik beschrijf - wel heel kenmerkend voor Murakami kan worden gezien.
De dansende dwerg (1984)
Dit is een van de meest absurdistische maar ook beste verhalen van de bundel waarin werkelijkheid en droom erg dicht bij elkaar blijven en het verhaal doet denken aan een sprookje. Het opent met een droom maar “Ik besefte heel goed dat ik droomde” waarmee de hoofdpersoon in zekere zin toch ook wakker is waarna bij navraag de dansende dwerg die hem in zijn droom bezocht ook in de werkelijkheid blijkt te bestaan. Omgekeerd is die werkelijkheid nog bizarder dan de droom want magisch: hij werkt in een fabriek waar ze olifanten vermenigvuldigen door ze eerst te verdunnen en dan te reconstrueren. Wij zien niet dat het resultaat maar voor 1/5 echt is en de olifant “heeft er ook geen weet van”. Het lijkt ook een kritiek op onze productieproces of beschaving waarmee we het natuurlijke transformeren in het kunstmatige. Het magische zit echter ook al in de droom, want daarin deelt de dwerg hem mee dat hij elke dag met de dwerg zal dansen in het woud omdat dat “zo is besloten”. En dat lot wordt inderdaad door middel van nog meer dromen en magie werkelijkheid.
De dwerg lijkt symbool te staan voor wat je een dionysische kracht kunt noemen: datgene wat ons in vervoering brengt en ons de controle doet verliezen over ons lichaam en onze geest. De dwerg kan dan ook niet zomaar goed dansen: hij ís de dans en daarmee een kracht die ons onbewust kan meevoeren en ten gronde kan richten (om welke reden hij eerst in onze dromen verschijnt maar ook beslist echt is). Het verhaal houdt tot het einde toe de hoofdpersoon de keuze voor: kiest hij voor controle over zijn lichaam (en voor de beschaving) maar daarmee ook voor een gewoon, saai leven of accepteert hij als het ware de dans waarmee hij in een staat van verrukking komt te verkeren maar waarmee zijn lichaam definitief door de dwerg dus oerkracht is overgenomen en hij buiten de beschaving komt te staan. Hij wint een soort weddenschap met de dwerg die lijkt op de mythe van Orpheus en Eurydice waarbij hij het meisje krijgt als hij de hele avond kan zwijgen (hetgeen hem na een horrorervaring die ook in Frankenstein zit lukt door z’n ogen te sluiten), maar zijn verbondenheid met de dwerg drijft hem alsnog in de armen van de dwerg want voor de autoriteiten is de dwerg en dus nu ook hij de vijand: elke (apollinische) ordening dus beschaving of beheersing wordt vernietigd door de extase van de dionysische dans.
Het laatste gazon van de middag (1982)
Het verhaal is in alle opzichten typisch voor Murakami: het lijkt autobiografisch – de verteller is iemand die fictie verkoopt en verhaalt een gebeurtenis uit z’n jeugd waarbij hij opmerkt dat herinneringen net fictie zijn of fictie net als herinneringen – en bevat het bekende thema van verlies en vervreemding (“mijn lichaam leek aan iemand anders toe te behoren”) die de vorm krijgt van ruimtelijke afstand (de tienerjongen van het verhaal had een vriendin op afstand en koos ervoor gazons zo ver mogelijk weg te maaien maar ook de herinnering als zodanig is in zekere zin ver weg). Het bevat de voor Murakami kenmerkende, sfeerscheppende metaforen (bv. “Binnenshuis hing een lichte, als het ware in water opgeloste duisternis, die daar al tientallen jaren geleden haar domicilie leek te hebben gekozen”) en de jongen raakt door de combinatie van zomerhitte, arbeid en alcohol in een slaperige, dromerige roes die het surrealistisch door elkaar lopen van werkelijkheid en fictie (herinnering) ook binnen de herinnering versterkt. En er is de erotische spanning – het verhaal lijkt te gaan over de seksuele affaire met een meisje die in de vorm van het gazon maaien bij vreemde vrouwen in nieuwe vormen terugkomt of op de achtergrond blijft spelen met als hoogtepunt van het verhaal de oudere, eenzame en drinkende vrouw die hem een meisjeskamer in haar huis laat zien, daarmee suggererend dat de vrouw haar dochter is verloren, waarbij hij dat (verdwenen) meisje voorstelt als zijn ex-vriendin, zoals hij als verteller van het verhaal ook zijn jeugd is verloren (elke herinnering is in wezen een herinnering van iets wat niet meer is dus een verlies). En het verhaal gaat over het feit dat hij gazons maaide en daarvan hield waarmee het verhaal mysterieus is in z’n betekenis daarvan (waarnaar hij ook aan het begin lijkt te verwijzen als hij zegt dat een verhaal – een herinnering – vormeloos slingert en lijkt “op een nest vermoeide, op elkaar gestapelde katjes”): wellicht dat zijn grote zorgvuldigheid bij het maaien van gazons verwijst naar hoe de verteller zijn fictie of herinneringen niet ruw opdient maar zorgvuldig bewerkt. Het is een sterk en ook goed verteld verhaal dat tegelijk alles bevat wat kenmerkend is voor een verhaal van Murakami.