Zelf beschouwde Camus De mens in opstand als zijn belangrijkste boek. Het is in ieder geval, van wat ik las, zijn meest filosofische. Een essay, geen roman.
Een van de grondideeen van het boek betreft de persoonlijke opstand, waarvan de revolte van de slaaf tegen de heer het prototype is. Die opstand zit in ieder mens, 'het enige schepsel dat weigert te zijn wat het is'. Die opstand is goed, het is een poging de wereld te herscheppen tot iets beters, er eenheid aan te geven.
Cruciaal is dat door deze opstand slechts een deel van de werkelijkheid wordt afgewezen, juist met een beroep op een ander deel van die werkelijkheid.
Camus beschrijft uitgebreid (dit vormt het grootste deel van het boek) hoe de opstand ontspoord is, zowel in de filosofie als in de geschiedenis. Die ontsporing vindt plaats in een ontgoddelijkt heelal, waarin absolute waarden niet meer bestaan.
Allereerst de filosofische kant, de metafysische opstand. Een van de hoogtepunten van het boek is voor mij het gedeelte waarin het romanpersonage Iwan Karamazov en Nietzsche naast elkaar worden geplaatst. Iwan Karamazov wijst de totale werkelijkheid af (en dan is alles geoorloofd), Nietzsche aanvaardt de totale werkelijkheid (dan is eveneens alles geoorloofd).
Ondanks het respect dat Camus toont voor de denkkracht van deze twee lijnen wijst hij ze radiaal af. Hij verwerpt vooral het nihilisme, omdat dat leidt tot moord en terreur, en wil vasthouden aan morele grenzen.
Dat laatste komt aan bod in hoofdstuk vijf, de bij vlagen briljante conclusie waarin Camus aantoont dat de opstand zelf haar grenzen definieert. Zodra die grens wordt overschreden houdt de opstand op te bestaan, wordt het misdaad. De slaaf rebeleert tegen onbegrensde macht van zijn meester, stelt de totale vrijheid aan de kaak en zal dus voor zichzelf geen totale vrijheid kunnen eisen. De eis van de opstandige zelf is tegelijk haar grens. Terwijl absolute, goddelijke waarden verdwenen zijn ontstaat op die manier opnieuw een moraal.
Terug naar deel 3, over de revoluties in de geschiedenis: de historische opstand. Ook daar ontsporing. Het doel van revolutie in de toekomst plaatsen (zoals in het communisme deed) is een nieuw geloof, een nieuwe transcendentie creeeren, in naam waarvan geen offer te groot is. Aan de andere kant kan ook de loop van de geschiedenis worden vergoddelijkt (Hegel) en dat rechtvaardigt eveneens terreur. Het eerste leidt tot een verheerlijking van de beul door de slachtoffers, het tweede tot een verheerlijking van de beul door de beulen.
Camus daarentegen pleit in het vijfde hoofdstuk voor de opstand die zich geen absolute doelen stelt maar concreet is, geheiligd door zijn middelen. Daarmee wordt geen paradijs op aarde gecreerd, Iwan Karamazovs leed om het lijden blijft bestaan. Maar het leven kan wel een stukje beter worden.
Albert Camus schrijft niet zonder pathos, maar door de bevlogenheid is zijn betoog oprecht en ontroerend. Vooral het tweede en het laatste hoofdstuk vond ik geweldig goed. Elke zin is dan raak. Haarscherp worden filosofische en historische stromingen onderzocht en ontleed tot in de uiterste consequentie. Pas in hoofdstuk vijf worstelt Camus zich uiteindelijk een eigen plaats in eeuwen van opstand.
De mens in opstand is een indrukwekkende studie van een filosofische en historische kernwaarde, maar uiteindelijk vooral van de mens. Geen eindeloos getheoretiseer dat alleen standhoudt binnen een gedachtesysteem, maar een levensvisie die werkelijk van waarde is. Daarmee een van de beste filosofische essays dat ik ken.