
De Meeste Mensen Deugen: Een Nieuwe Geschiedenis van de Mens - Rutger Bregman (2019)
Nederlands
Ideeƫnliteratuur
528 pagina's
Eerste druk: De Correspondent,
Amsterdam (Nederland)
De mens is een beest, zeiden de koningen. Een zondaar, zeiden de priesters. Een egoïst, zeiden de boekhouders. Al eeuwen is de westerse cultuur doordrongen van het geloof in de verdorvenheid van de mens. Maar wat als we het al die tijd mis hadden? In dit boek verweeft Rutger Bregman de jongste inzichten uit de psychologie, de economie, de biologie en de archeologie. Hij neemt ons mee op een reis door de geschiedenis en geeft nieuwe antwoorden op oude vragen. Waarom veroverde juist onze soort de aarde? Hoe verklaren we onze grootste misdaden? En zijn we diep vanbinnen geneigd tot het kwade of het goede?
We staan niet voor niks boven aan die piramide.
Maar toch; eRCee heeft een punt en dat maakt mij ook wel weer nieuwsgierig.

Dit boek doet me verder ook wel denken aan het werk van Maarten Boudry, die ook dergelijke titels heeft: Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat en De redelijke optimist: Waarom vooruitgang geen geloof is.
Toch kan ik mij niet aan de indruk onttrekken van Rutger Bregman als de Erben Wennemars onder de sociale wetenschappers: positiviteit en optimisme, maar met een flinke dosis naïviteit.
Zou dat toch niet direct zeggen. Ik ken het werk van Bregman via De Correspondent vrij goed en als hij bijvoorbeeld de beroemde psychologische experimenten uit de jaren '60 en '70, die door iedereen klakkeloos worden aangenomen, debunkt dan kan je dat toch moeilijk naïef noemen. Ook in de fijne podcast samen met Jesse Frederik (held!) komt hij niet gemaakt positief of optimistisch over. Overigens verkondigt Bregman bijvoorbeeld de theorie dat de meeste verandering komt vanaf de flanken, doordat het kader verschuift door mensen met radicale ideeen, dus ja, daarin past zo'n boek ook wel.
Maar ik snap ook wel dat dat vorige boekje niet de ruimte liet om uitgebreid te nuanceren, laat staan de paar minuten spreektijd in een talkshow. Hoe anders is dat in een vuistdik boek?! Des te meer reden om het te gaan lezen. Ik zou er niet rouwig om zijn als mijn (voor?)oordeel over hem een verkeerde blijkt te zijn.
En het schijnt dat Bregman wordt bijgetreden door niemand minder dan primatoloog Frans de Waal in zijn meest recente boek.
"De meeste mensen kunnen deugen"
Maar er is ook heel veel wel goed aan dit boek. Vooral de eerste helft, waarin Bregman de filosofen Hobbes (de mens is slecht en wordt beteugeld door een dun laagje beschaving) en Rousseau (de mens is goed, maar wordt gehinderd door onze 'beschaving') tegenover elkaar plaatst, vond ik om te smullen. De strijd wordt op overtuigende wijze beslecht in het voordeel van de Fransman. Dat doet Bregman door allerlei gezaghebbende onderzoeken en denkbeelden te tackelen. Hij pleit voor meer vertrouwen in en meer zorg voor elkaar. En dat wordt op een heldere manier gebracht.
Uiteindelijk toch een fijn boek, waar ik echter het revolutionaire niet zo van in zie.
(In mijn psychologie boek van begin jaren '00 stond het Milram-experiment nog in geuren en kleuren beschreven.)
In het eerste deel probeert Bregman beroemde sociale experimenten die uitgaan van het slechte van de mens te ontkrachten en te bewijzen dat de mens heus wel deugt. Vooral dit deel vond ik ontzettend voorspelbaar. Ik kende de filosofische ideeën, de experimenten en de stukjes geschiedenis die Bregman aanhaalt (en de kritiek die Bregman levert) al dus voor mij was het vooral een herhaling van zetten. Bovendien vind ik Bregmans 'bewijs' voor zijn stelling dat mensen van nature goed zijn niet echt overtuigend. Je zou waarschijnlijk met gemak een tegenovergestelde these kunnen onderbouwen. Uiteindelijk zijn de zaken natuurlijk ook niet zo zwart-wit als Bregman en de mensen tegen wie hij ageert willen doen geloven. Het hele denken in goed vs. kwaad vind ik zelf eigenlijk ontzettend ouderwets; een valse tweedeling die nauwelijks recht doet aan de veelvormige werkelijkheid.
Bregmans uitgangspunt voor het tweede deel is zijn conclusie uit het eerste deel: mensen deugen, maar ze worden gecorrumpeerd door externe factoren. In dit deel geeft hij voorbeelden van samenlevingsvormen die ervoor kunnen zorgen dat we het beste uit onszelf kunnen halen en die recht doen aan onze goede natuur. De meeste voorbeelden in dit deel waren voor mij nieuw en ik vond dit deel dan ook een stuk interessanter dan het eerste deel. Sommige van die voorbeelden spraken me ook wel aan. Het optimisme van Bregman werkt aanstekelijk moet ik zeggen, maar ik krijg wel het gevoel dat dat optimisme op een simplificatie van de werkelijkheid gestoeld is; daar veranderen die enkele mooie voorbeelden uit het verleden niks aan. Maar misschien deug ik niet genoeg om iets met dit boek te kunnen.

Ten eerste moet ik in alle eerlijkheid toegeven dat ik zelf het geluk heb dat ik mensen steevast met vertrouwen tegemoet treed. Ik geloof niet dat een mens van nature goed of slecht is. Ik geloof wel dat een mens altijd goed wil zijn en dat zijn mate van goedheid afhangt van de context waarin hij zich bevindt. Ongetwijfeld heeft mijn overtuiging in mij kunnen cultiveren doordat ik een relatief goede jeugd heb gehad. Maar, vraag ik me steeds vaker af, hoe kun je ooit geloven dat de meeste mensen deugen als je je naasten al niet eens kan vertrouwen? Als je opgroeit met ruziënde ouders? Als je opgroeit in oorlog?
Ik merk dat ik nu al afdwaal. Voordat ik nu al te snel tot een conclusie kom wil ik graag een paar interessante punten uit het boek noemen. Ten eerste roept Bregman Hobbes en Rousseau het toneel op. Deze filosofen staan met hun denken lijnrecht tegenover elkaar. Waar Hobbes uitging van de slechtheid van de mens, ging Rousseau juist uit van het tegenovergestelde. Volgens Hobbes had de mens de beschaving nodig om in het gareel te blijven, om ons in toom te houden. Rousseau geloofde echter dat de beschaving ons juist in de weg staat, dat de mens juist slecht wordt door de manier waarop wij onze wereld hebben ingericht, door de manier waarop we naar onszelf kijken. Bregman laat overtuigend zien dat de Rousseau wel eens gelijk zou kunnen hebben.
In de inleiding stipte ik de onderzoeken uit jaren zestig en zeventig al even aan. Lang hebben we in die waarheid gelooft. Bregman komt tot een andere conclusie. Hij ziet dat proefpersonen veelal en verleid en gedwongen zijn zodat de uitslag, dat de mens van nature slecht is, van tevoren al leek vast te staan.
“Als je hard genoeg aan mensen trekt, als je hen bewerkt en boetseert, verleidt en manipuleert, dan zijn velen van ons tot het kwaad in staat. De weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen. Maar het kwaad ligt niet aan de oppervlakte; het moet met veel moeite omhoog worden gepompt. En belangrijker nog: het moet zich steevast vermommen als het goede.”
Als je het over goed en kwaad hebt, kun je de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust niet onbenoembaar laten. Lang is het gangbare beeld is dat de mensen achter het Nazi regime puur kwaad in de zin hadden. In zijn boek Vrouw wijdt Karl Ove Knausgård bijna driehonderd pagina’s aan Adolf Hitler. Hij schetst de jaren voordat hij aan de macht kwam en durft de vergelijking met zichzelf te trekken. In hoeverre was Adolf Hitler van nature slecht? Door een samenloop van gruwelijke toevalligheden is hij Het Kwaad geworden waarvoor we hem achteraf een onmens zijn gaan noemen. Maar juist dat, zijn huiveringwekkende handelen buiten het menselijke plaatsen, is gevaarlijk, stelt Knausgård, omdat we dan zouden zeggen dat zoiets niet opnieuw zou kunnen gebeuren. Kijk je grondig naar wat het is wat Hitler aanzette tot zijn haat, als je de oorzaken bestudeerd en daaruit objectieve conclusies trekt, dan leren we wat ons tot kwaad kan aanzetten. Met andere woorden: Hitler was niet goed of fout, maar door de context waarin hij opgroeide kreeg hij de kans om te worden wat hij uiteindelijk werd. Met alle gevolgen van dien.
Zoals Knausgård naar Hitler kijkt, zo schrijft Bregman over het proces van Eichmann, één van de kopstukken van nationaal socialisten.
“In 1.300 pagina’s aan interviews, vol verknipte ideeën en fantasieën, wordt door iedere lezer duidelijk dat Eichmann geen gedachteloze bureaucraat was. Hij was juist een fanaticus. Hij handelde niet uit onverschilligheid, maar uit overtuiging. Net als Milgrams proefpersonen deed hij het kwade omdat hij dacht dat het goed was.”
Ook Hitler werd niet zomaar gehoorzaamd, maar zijn volgelingen probeerden wel te doen wat zij dachten dat hij goed vond., schrijft Bregman.
Ook Bregman’s opmerkingen over empathie blijven me bij. Empathisch vermogen heb ik altijd gezien als één van onze belangrijkste eigenschappen. En dat is het ook. Maar het heeft ook een keerzijde. Bregman stelt dat empathie een beperkte emotie is en dat het alleen bij onze naasten werkt.
“Mensen die we kunnen ruiken, zien horen en voelen. (…) Het mechanisme is steeds hetzelfde: we zetten een felle schijnwerper op onze naasten en raken blind voor het perspectief van onze vijanden, die buiten ons blikveld zijn.”
Toch fietst Bregman hier wat mij betreft kort door de bocht. Is empathie niet één van de fundamentele instrumenten om ervoor te zorgen dat de meeste mensen blijven deugen? We zullen alleen altijd de vraag blijven stellen: hoe zorgen we er steeds opnieuw voor dat we onze vijanden weer in ons blikveld kunnen krijgen? Wat is hier steeds opnieuw voor nodig? Daar komt Bregman weer in beeld: het vertrouwen dat de meeste mensen deugen lijkt volgens hem vooral bij machthebbers niet altijd door te dringen.
“Machthebbers geloven vaker dat de meeste mensen lui en onbetrouwbaar zijn. Vanuit dat negatieve mensbeeld concluderen ze dat we bestuurd en bespioneerd, gemanaged en gereguleerd, gecensureerd en gecommandeerd moeten worden.”
Machtelozen daarentegen voelen zich juist onzeker en durven minder goed hun mening te geven. Bregman stuurt langzaam richting mogelijk oplossingen, richting nieuwe manieren waarop we onze samenleving kunnen inrichten.
“Pas als iemand (de) lucht verhuurt, dat strand voor zichzelf opeist of de rechten op dat sprookje claimt: gaat het opvallen: wacht even, denk je dan, dat is toch van ons allemaal?”
De Engelsen hebben er een mooi woord voor: ‘the commons’: datgene dat door een gemeenschap wordt gedeeld en op democratische wijze wordt beheerd. Zijn er niet veel meer dingen die van ons allemaal behoren te zijn? Waarom zou je een sprookje claimen als je een ander vertrouwt? Dan heeft het claimen ervan toch geen doel meer? Iets verderop in het boek:
“Als iemand je huis toetakelt met graffiti, noemen we dit vandalisme. Maar als het om reclame gaat mag je de publieke ruimte gerust bekladden. Economen spreken dan van ‘groei’.”
Zo wordt langzaam de kritiek op het huidige kapitalistische systeem. Past dit systeem nog wel bij dit nieuwe mensbeeld? De nieuwe geschiedenis van de mens, zoals de ondertitel luidt, heeft een nieuwe, een andere toekomst nodig. We zouden anders tegen de mens aankijken dan we in het verleden gedaan hebben. Tijdens het lezen hoor ik steeds vaker de echo’s van Yuval Noah Harari die met zijn boek Sapiens de wereld aan het veroveren is. Hij stelt in zijn boek dat de mens nu minder gelukkig is dan in de tijd van de jagers en verzamelaars. Sinds we ons zijn gaan vestigen op één plek is particulier bezit een noodzaak geworden. Bezit brengt wantrouwen met zich mee. We hebben een systeem nodig dat ons beschermt tegen ons zelf. Nu is dat de markt. Maar we merken dat we hierin doorslaan. Het is voor Bregman tijd om historicus aan het woord te laten:
“De geschiedenis leert ons dat de mens een coöperatief wezen is, een Homo cooperans, en dat we al heel lang instituties die op lange samenwerking gericht zijn bouwen, en dat telkens na een periode van snelle marktwerking en privatisering.’”
Richting het einde van het boek bleef er iets knagen. Tijdens het lezen was ik overtuigd geraakt en ging ik mee in het aanstekelijke positivisme. Wist ik wel voldoende over de feiten waarover Bregman schreef? Kan ik een inhoudelijk mening over het boek geven? Ik merkte dat ik dat lastig vond. Daarom leek het me beter om iemand anders aan het woord te laten om van daaruit tot een eindconclusie te komen. Onlangs las ik namelijk East of Eden van John Steinbeck. Ik moest tijdens het schrijven van dit stuk aan de volgende passage denken:
“In uncertainty I am certain that underneath their topmost layers of frailty men want to be good and want to be loved. Indeed, most of their vices are attempted short cuts to love. When a man comes to die, no matter what his talents and influence and genius, if he dies unloved his life must be a failure to him and his dying a cold horror.”
Aan het einde van het boek wordt het wereldberoemde kerstverhaal van de soldaten in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog genoemd. Even werd er niet gevochten. Even had men oog voor elkaar. Soldaten van beide kanten realiseerden zich dat ze elkaars gelijken waren. Een monumentaal voorbeeld dat kan inspireren, dat correspondeert met de titel van het boek. Toch ging de oorlog verder. Misschien is dat waar de schoen wringt. Verandert er wel iets als we allemaal zouden concluderen dat de meeste mensen deugen? Zelfs als alle mensen deugen, kunnen we dan nog voorkomen dat het af en toe mis gaat? Steinbeck geeft misschien het antwoord al.
Laat me alsjeblieft geen cynicus zijn, zeg ik tegen mezelf. Laat me alsjeblieft zo idealistisch blijven als Bregman. En toch, ik kan heel ver met hem meegaan in zijn overtuiging, maar het gevoel dat overblijft na het lezen van het boek is dat Bregman misschien wel iets te veel wil. Ja, misschien is dit boek wel iets te ambitieus. Is deze geschiedenis tenslotte wel zo nieuw? Bregman surft mee met een wereldwijde beweging die gaande is en waarbij inzichten vanuit meerdere wetenschappen steeds vaker worden gebundeld om een ander licht op de geschiedenis van de mens te laten schijnen. Het is goed dat Bregman dit geluid door Nederland laat galmen. Wellicht had de hoofdvraag iets genuanceerder gekund. Is goed en kwaad, deugen of niet deugen, bovendien wel zo passend? Ergens ontneemt zijn stelligheid bovendien iets van de kracht van wat al duidelijk wordt uit de feiten en verhalen die hij heeft verzameld.
Bregman is in dit boek kritisch op zichzelf, op eerdere boeken die hij schreef. Als hij over een tijdje terugkijkt op dit boek, dan zal hij wellicht schrijven dat hij een heel eind op weg was, en dat klopt ook, het is belangrijk en goed boek. Maar het zou me niets verbazen als hij dan kritisch zou zijn over zijn eigen voortvarendheid, dat hij zichzelf, of wellicht de lezer, iets meer tijd had moeten gunnen om stil te staan na het eerste deel van dit boek. Dat had dit boek nog krachtiger kunnen maken.
De voornaamste reden dat het boek goed scoort is omdat het een boodschap verkondigt die mensen graag willen horen. Er is per slot van rekening al genoeg narigheid op de wereld.
Minder positief vind ik het veel te grote lettertype en het lichtelijk populaire taalgebruik van Bregman. Het komt over als een kunstje, die stijl. Misschien bereik je daar wel veel mensen mee, dus het doel heiligt de middelen zullen we maar zeggen. Ik begrijp het ook wel. Wanneer je hebt gestudeerd dan weet je hoe afschuwelijk droog en belabberd wetenschappelijke boeken vaak zijn geschreven. Daar win je geen zieltjes mee. Dus de vorm die Bregman kiest is niet verkeerd. Je moet er alleen tegen kunnen om als een debieltje te worden toegesproken.
Toen ik het boek uit had, vroeg ik mij af in hoeverre Bregman een autoriteit is op zijn vakgebied, en hoe authentiek hij nu eigenlijk is. Aan de ene kant is zijn boek bijzonder interessant, aan de andere kant is het ook een boek waarmee je scoort in de grachtengordel en op sommige feestjes. Want de boodschap is zo lekker en feelgood daar houden wij van.
Bijkomende bedenking. De kennis die Rutger Bregman etaleert is niet nieuw, en het kan niet anders dan dat dit soort zaken ook bekend is bij de elites van deze wereld. En dan kan je je de vraag stellen in welke mate de media (in handen van diezelfde elites) worden ingezet om zoveel mogelijk zurigheid te spuien en mensen - sheeple - zoveel als mogelijk in negativiteit te wentelen en onder de knoet te houden, verdeel en heers, met het oog op het vasthouden van de eigen elitaire positie.
Ik heb dit boek met genoegen geluisterd de afgelopen weken (staat gewoon op Spotify, was voor mij gewoon een soort podcast die erg lekker weg luistert).
Ik vind het enkel in het Duits op Spotify

Ik kan 'm niet meer vinden! Ben bang dat ze het luisterboek eraf gehaald hebben.

Soms naïef of te kort door de bocht maar al met al wel boeiend. Zeker de behandelingen van enkele bekende historische psychologische experimenten. Maar ook de manier hoe hij twee filosofen tegenover elkaar zet is leuk gedaan. En al met al komt het overtuigend over. Ongetwijfeld ook door cherry picking van hetgeen Bregman maar net uitkomt, maar toch.
Af en toe spiegelt hij het een en ander wel te simpel voor. Bijvoorbeeld over luxuezue gevangenissen die beter werken. Allicht, maar ik mis het stukje hierin wat de slachtoffers daarvan vinden en hoe dit rijmt met vergelding, één van de hoofdredenen om mensen te straffen. Bregman belicht vaak beide kanten, maar niet altijd. Ik mis bij Bregman af en toe ook wat. Bijvoorbeeld rond het altruïsme, dat de mens gemaakt is om samen te werken. Is dat altruïsme of egoïsme om de soort vooruit te helpen? Lijkt me een terechte vraag, maar die wordt niet gesteld laat staan dat een antwoord wordt gezocht. En zo is dit best een boeiend boek maar weet net niet diep genoeg te gaan. 3,5*.
mjk87: Natuurlijk is de mensheid klaar voor alternatieve gevangenissen! De slachtoffers of nabestaanden weten immers dat daders vroeg of laat terugkeren naar de samenleving. Zij moeten zich dan ook verzoenen met het gegeven dat “onvrijwillige opsluiting” voldoende is als straf, en bovenal moeten zij doordrongen geraken van Bregmans centrale these dat het niet de mens zelf is die als moordenaar door het leven gaat, maar dat er quasi altijd omstandigheden zijn die dergelijk gedrag in iemand naar boven halen. Laat ons dat samen geloven, oké?
Theunis: Uiteraard ging de Eerste Wereldoorlog uiteindelijk verder, omdat – zoals Bregman netjes uitlegt – de machtigen zich ver van het front bevinden, en die afstand geneert de mogelijkheid om abstractie te maken van het menselijke leed dat er plaatsvindt. Bovendien wordt ook aangestipt dat net die machtigen oorlog nodig denken te hebben (vaak niet ten onrechte) om hun eigen maatschappelijke positie te vrijwaren. Vandaar dat er met Kerstmis 1915 overal gebombardeerd werd. Orders van bovenaf. Idem voor 1916. En 1917, of wat had je gedacht?
aeverhoog, handsome_devil, Pecore: de ideeën zijn inderdaad niet nieuw, maar Bregman presenteert ze toch niet als dusdanig? Hij verwijst steeds met naam en toenaam naar bestaande onderzoeken en onderzoekers. Wel “nieuw” (althans in mijn beleving) is dat hij in een uitgesponnen narratief tot een nieuw mensbeeld probeert te komen. De bundeling van onderzoek, van waaruit hij geduldig een theorie opbouwt: heb je dat elders al gelezen?
Pleun: vergis je niet, op een toegankelijke manier (eenvoudige taal, heldere opbouw, theorie die vanuit praktijkvoorbeelden wordt gepresenteerd, groot lettertype) benaderd worden hoeft niet te betekenen dat je een debiel bent, toch? Ik erken dat Bregman de lezer hier en daar echt bij de hand neemt, op het belerende af. En toch: is dat niet wat de beste journalisten en de beste leraren ook doen, met name de balans bewaken tussen complexiteit enerzijds en iedereen bij de les houden anderzijds? Vergeet niet dat niets zo gemakkelijk is als een “moeilijk boek” schrijven!
Dr.Strangelove, thomzi50: hoog tijd om die vooroordelen aan de kant te schuiven. Ik had ze eerlijk gezegd ook, en wat blijkt? ‘De meeste mensen deugen’ leest als een (kleine) openbaring, een boek dat bepaalde misvattingen over de mensheid ontmantelt, dat ontleedt hoe die misverstanden zijn ontstaan en dat aanstipt waarom en hoe het anders moet. Geen exhaustief pleidooi, maar een hartverwarmende en – ondanks zijn taal en zijn format – wat mij betreft intelligente uiteenzetting die ons collectief aan het nadenken zet. eRCee, waar wacht je op?
Noodzakelijk, dit boek. En moedig. Want lees bovenstaande, en concludeer: negativiteit lijkt tegenwoordig een natuurlijke reflex van ons, mensen. (Of zijn we gewoon allemaal te veel verslingerd aan de media, die niets anders doen dan het negatieve filteren en het op ons loslaten alsof het een doorsnee is van de mens zoals ‘ie is? Juist, dat idee heb ik van Bregman.)
4*

Een theorie baseren op onderzoek is het fundament van de wetenschap, niets nieuws dus. Het leuke aan sociale wetenschap is dat dat geen exacte wetenschap is en vooral heel veel natte-vinger-werk. En dus lang niet onomstreden. Dat bij een boek waar heel gewichtig over gedaan wordt, wat kritische kanttekeningen geplaatst worden, is best gezond.
Mijn kritiek ging trouwens meer over de grabbelton met citaten en anekdotes waaruit Bregman een greep doet om zijn stellingname kracht bij te zetten.
Zou Bregman het eens zijn met die conclusie?

Ik snap sowieso niet waarom je al die recensies aanhaalt om aan te tonen dat we allemaal zo ontzettend negatief zijn. Niemand gaf het boek een onvoldoende, en meerdere zelfs hetzelfde cijfer dat jij het geeft.