menu

Waagstukken - Charlotte Van den Broeck (2019)

mijn stem
3,88 (4)
4 stemmen

Nederlands
Ideeƫnliteratuur / Reis

272 pagina's
Eerste druk: De Arbeiderspers, Amsterdam (Nederland)

Poëtisch-historische reisessays met mislukte architecten als rode draad, over de ambitie iets groots te maken. In 'Waagstukken' presenteert Charlotte Van den Broeck dertien teksten over tragische architecten. Het zijn de verhalen van bekende en vergeten bouwmeesters die zelfmoord pleegden op of in een door hen ontworpen gebouw, of omwille van dat gebouw. Hun ingreep in de openbare ruimte mondt uit in een mislukking, of wordt door hen op een fatale wijze zo ervaren. Ze hanteren het gereedschap van de hoogmoed, maar falen.

zoeken in:
avatar van Theunis
In Turnhout, waar haar ouders wonen, vindt Van den Broeck haar eerst verhaal. Over het plaatselijke zwembad. Als je de echte verhalen erover wilt horen dan moet je naar de cafetaria, daar waar Danny uit de Driekuilenstraat elke dag rond de middag zijn Duveltjes drinkt. “De twee kilometer naar het stadspark legde hij af in een gemotoriseerde rolstoel. Via het OCMW had hij er gratis een kunnen krijgen, omdat hij lijdt aan zwaarlijvigheid en een vette lever. Hij houdt het lijden en zijn recht op uitkering in stand door elke dag tussen de twaalf en veertien Duvels te drinken.” Onmiddellijk bij de start van het boek ligt de vergelijking met andere favoriete schrijvers op de loer: Verhulst, Vlaminck zijn niet ver weg. Danny vertelt over de eerste problemen die rond het zwembad ontstonden. Er zouden er nog vele volgen. Dit eerste en tevens jongste verhaal is exemplarisch voor de overige verhalen in het boek. Het boek laat zien hoe wisselend ambitieuze bouwprojecten kunnen eindigen in gezichtsverlies met de zelfgekozen dood van de architect tot gevolg. Maar het boek gaat verder dan dat. Niet alle verhalen zijn even interessant, maar Van den Broeck tilt dit boek veelvuldig boven het thema en haar potentie uit. Op schitterende wijze vervlecht ze de verhalen over de architecten en hun bouwwerk met flarden van haar eigen jeugdherinneringen, diepzinnige overpeinzingen en filosofische gedachtes die ergens linken aan één van de dertien verhalen. Op deze manier laat ze de lezer ademen, creëert ze aangename golven waarop je je al lezend laat mee dobberend en af toe, na weer een briljante passage, waakt ze ervoor dat je wakker blijft, dat je aandacht niet verslapt. Dit lukt meestal.

Zo begint ze midden in een verhaal een intermezzo over de werking van haar lichaam en hoe ze als tiener haar lichaam begon te wantrouwen en ook die van anderen. “Legde ik het hoofd op de borst van mijn toenmalig lief, dan plaatste ik mijn oor precies op de plek waar mijn schelp de hele klop van zijn hart opving. Niet om het sentiment ervan, eerder als stethoscoop. Hij heeft een groot hart, een atletenhart dat veel bloed rondpompt. Als hij klaarkomt, pompt het zo hard, zo hard, dat het dreigt stil te vallen. Soms duurde het een hele nacht voor ik de klop durfde loslaten, voor ik erop vertrouwde dat de klop ook zonder dat iemand hem hoorde bleef bestaan in zijn lichaam.” De schrijfster laat je dichtbij komen. Midden in het verhaal over de architect van een gebouw in Oostende, legt ze een diepe, persoonlijke angst op het papier. Je voelt het hart van haar ex-vriend zelf kloppen. Sterker nog, je voelt je eigen hart kloppen en zelf voel je ook even die angst. En die angst neem je mee in het verhaal terwijl je leest over de ziekte van een vriend van de architect. We kennen allemaal de limiet van ons frêle lichaam. Van den Broeck weet in twee bladzijden de angst van de lezer, de architect en de schrijfster met bovenstaande intieme persoonlijke ontboezeming op prachtige wijze met elkaar te verbinden.

Het spelen met taal zal geen verrassing zijn na haar eerder gedichtenbundels. Zo schrijft ze over twee architecten die kort na elkaar stierven dat ze niet zonder elkaar konden lezen. “Dat is een fysieke vaststelling. De verbinding was definitief.” Om vervolgens met deze prachtige zin te komen: “Ze stierven elkaars dood.” Of deze wrange passage, over het instorten van een theater. “Hij had gewild dat er in dat nietsontziende lawaai ruimte was geweest voor menselijke weerstand, hoe klein ook. Het deed de steen en het staalt niets dat er botten uit hun vlees werden getrokken, de verplettering was vanzelfsprekend, men had geen schijn van kans.” En deze ellenlange zin, die ook zomaar over de huidige Amerikaanse president zou kunnen gaan: “Ziet hij om zich heen niet de bankdirecteuren, de effectenmakelaars, de Congresleden, de erfgenamen en hun gemene delers: bulkende geldbuidels en het totale gebrek aan verbeelding waar al dat geld in godsnaam aan uit te geven, allen in de valstrik van een burgerlijk bestaan getrapt, aan de ketting van hun gezapig comfort, klerken van de hebzucht, snakkend naar afleiding van dit schrijnende zelfinzicht, van het schaduwspel op de wand van hun ingekapselde grot, hun begeerte naar schijnwerelden, vaudeville, filmprenten, jonge actrices met reeënogen, concerten, rode lopers en noem maar op?” Amen!

Af en toe viel er ook nog wat te lachen bij het lezen. Zo is er het verhaal over Madame Maquin en de torenspits van Verchin. Madame Maquin is de “president van de Europese Vereniging voor gedraaide torenspitsen”. Het presidentschap duurt zeven jaar en ze neemt haar taak zeer serieus. Ook de passage over de millenniumwisseling was erg geestig. Van den Broeck schrijft over een optreden van de D-Devils en de angst dat om twaalf uur de wereld zou vergaan omdat computers niet voorbereid zouden zijn op de komst van het jaar 2000. “Twee als duivels verklede mannen predikten met vervormde stem op repetitieve housebeats dat de zes poorten van de hel openstonden en dat we moesten dansen met de duivel. Mijn broer werd uitzinning. ‘And dance with the devil!’ zong hij schuddend en schokkend. Ik hield mijn ogen dicht. Toen het voorbij was en de klok twaalf uur sloeg, schoten uit de twee kanonnen op het podium luide knallen die verpulverden in zilveren confetti. We waren niet ontploft. Er was niet eens iets veranderd. Na het uitblijven van de voorspelde Apocalyps brak mijn broer zijn single van de D-Devils in twee stukken.”

Een halve pagina verderop gaat het ineens over het streven naar perfectie, iets dan bij de architecten, maar ook bij de schrijfster terugkomt. Ze geeft aan dat ze “voor weinig dingen zo bang is als voor voltooiing. De verantwoordelijkheid voor volledigheid zou ik nooit op mij kunnen nemen. Het is veel veiliger om te stellen dat iets streeft naar voltooiing, want in dat streven is er ruimte voor verbetering. Altijd kan het beter.”

Ik merk dat ik nog wel even door kan gaan. Nu ik na het lezen de passages die ik gemarkeerd heb terughaal, realiseer ik me dat het er erg veel zijn. Halverwege het boek kwam de gedachte in me op dat ook dit boek zo af en toe de perfectie naderde. Toch vond ik een paar verhalen daarvoor niet boeiend genoeg, wat mij alleen maar meer geïnteresseerd maakt naar de schrijfster. Ik kan mezelf gerust stellen. Van den Broeck kan zich een leven zonder schrijven niet voorstellen. Ergens in het boek schrijft ze dat “de gedachte van het ophoudt, omringd (is) door leegte”. Het schrijven hoort bij haar. “Het is altijd aanwezig. Het hoort bij me, zoals ik me kan inbeelden dat je bij een geliefde hoort, of bij een kind, of bij een andere moeder, evengoed bij een stel katten. Het bepaalt wie ik ben en dat is geruststellend.” Geruststellend is daarom ook de gedachte dat er meer boeken zullen volgen. Ik wacht met smart.

Gast
geplaatst: vandaag om 16:52 uur

geplaatst: vandaag om 16:52 uur

Let op: In verband met copyright is het op BoekMeter.nl niet toegestaan om de inhoud van externe websites over te nemen, ook niet met bronvermelding. Je mag natuurlijk wel een link naar een externe pagina plaatsen, samen met je eigen beschrijving of eventueel de eerste alinea van de tekst. Je krijgt deze waarschuwing omdat het er op lijkt dat je een lange tekst hebt geplakt in je bericht.

* denotes required fields.

Let op! Je gebruikersnaam is voor iedereen zichtbaar, en kun je later niet meer aanpassen.

* denotes required fields.