Paradisets Vägar: Noter till ett Förlorat Manuskript - Peter Cornell (1987)
Alternatieve titel: De Paden naar het Paradijs: Noten bij een Verloren Manuscript
Zweeds
Ideeënliteratuur
109 pagina's
Eerste druk: Gidlunds,
Stockholm (Zweden)
Dit boek over de zoekers naar het hogere, het ideaal, het paradijs, heeft een bijzondere vorm: het bestaat uit voetnoten bij een verloren manuscript. Die vorm past perfect bij de inhoud, want al die verschillende zoektochten zijn dwaalwegen, het zijn omcirkelingen van iets wat op zichzelf nooit in zicht komt, iets wat voor alle zoekers verschilt, iets wat niet alleen niet bestaat, maar nog onkenbaar is bovendien. Tijd speelt geen rol in 'De paden naar het paradijs'. De kinderkruistocht figureert naast Mozes' uittocht, de achttiende-eeuwse geestenziener Swedenborg naast de quasi-spion Enbom uit de jaren vijftig, Malevitsj naast de bouwmeester van Salomo's tempel. Het gaat Cornell om een beeld van het mijmeren, dromen en dagdromen over een ideale, toekomstige, aan het aardse ontstegen wereld, en dat met ten minste één been in de werkelijkheid. Iedereen is bij Cornell een personage, of het nu mensen zijn die in de buitenwereld hebben rondgelopen of figuren die nooit buiten de band van een boek zijn gekomen. Die personages laten zich niet weerhouden door de grens tussen verstand en waanzin; hun fantasieën en dromen houden pas halt bij de grens van het voorstelbare. Soms zijn het berekenende karakters Mallarmé bijvoorbeeld, met zijn meticuleuze cijferwerk voor Le Livre. Vaker zijn het mensen die het midden houden tussen onbelemmerd geesteswaaien en geestelijk evenwicht: Freud, de surrealisten, de 'land artist' Smithson. Hen zou je mythofielen kunnen noemen; bij anderen overweegt de mythomanie. Cornell beschrijft -manen en -fielen met evenveel liefde.