Madeline (Linda / Maddie) is een veertienjarig meisje dat opgroeit in een voormalige commune waar enkel zij en haar ouders nog van over zijn. Ze slijt haar dagen voornamelijk in haar eentje, slentert rond, zorgt voor de honden, wandelt veel en observeert nog meer.
Vanaf het begin van het verhaal wordt meteen duidelijk; dit is geen doorsnee Amerikaanse tiener en ik kon er niets aan doen, maar ik voelde een treurig gevoel bij Madeline. Ze had duidelijk niet gekozen voor dit leven, maar ze wist niet beter. Het was niet haar schuld dat haar ouders haar in haar kinderjaren te veel alleen lieten, het was niet haar schuld dat haar moeder afstand creëerde door haar 'de directeur' te noemen, het was niet haar schuld dat haar vader haar enkel aandacht schonk wanneer hij mannelijke klusjes voor haar had. Dit alles zorgde er echter wel voor dat de nu veertienjarige geen vriendinnetjes heeft en op school meer gepest en vermeden wordt dan wat anders. Dit zorgt er ook voor dat ze smacht naar aandacht, liefde en genegenheid.
In eerste instantie zoekt ze dit bij haar geschiedenisleraar en dat dit niet gezond is, wordt al snel duidelijk wanneer er geruchten door de school gaan dat deze leraar een andere leerlinge onzedelijk betast zou hebben. Madeline zit middenin deze affaire, maar kijkt op een bepaalde manier ook slechts van een afstandje toe en dit kenmerkt het gebrek aan menselijk contact dat Madeline ervaart: zelfs te midden van een dergelijk schandaal voelt Madeline zich gescheiden. Of is dit slechts het gevoel dat ik als lezer ervaar? Krachtig schrijfwerk van Fridlund zorgt voor dit constante gevoel van afstand maar tevens betrokkenheid.
Het leven van Madeline komt pas echt op haar kop te staan (of ervaart zij dit eigenlijk helemaal niet zo, maar komt ze hier pas later achter?) wanneer ze kennismaakt met haar nieuwe overburen: Leo, Patra en hun zoontje Paul. Madeline wordt de babysitter van Paul en ontwikkelt al snel een diepe band met dit eigenaardige mannetje. Dat er iets niet helemaal pluis is, wordt voor de lezer al snel duidelijk. Helaas gaan de ogen van Madeline pas veel later, dan wel niet, open. Paul is geboren in een christenwetenschappers-gezin waar niet geloofd wordt in medicatie of doktoren en dit moet Paul, tegen zijn schuld in, bekopen met de dood wanneer hij ziek wordt en zijn ouders middels bidden en het bijna obsessief ontkennen van de ziekte, hopen dat Paul er wel weer bovenop komt.
Het leven van Madeline lijkt zo gewoon, maar is tevens zo ongelooflijk anders. Maar is niet ieders leven uitermate saai en tevens bijzonder uniek en enerverend? Zo heeft de ietwat saaie geschiedenisdocent een duistere kant en is de ogenschijnlijk all-American-family een ontwricht geheel dat de grip met de realiteit kwijt lijkt te zijn.
Madeline wordt gevormd door het gedrag van anderen en de wereld om haar heen. Zelf moet ze een weg zien te vinden door dit oerwoud van ervaringen en gevoelens terwijl ze niets anders wil dan acceptatie, liefde en aandacht. Schijnbaar is dat toch nog te veel gevraagd.