Postuum uitgegeven. Ik sluit me aan bij
Theunis.
Fante is een rasschrijver waarbij het onderwerp er bijna niet toe doet. Zijn efficiënte schrijfstijl, sober, droog en desondanks heel muzikaal en ritmisch zijn genoeg om eender wat van hem te lezen. Toch komen vaak steeds weer dezelfde thema's en figuren naar voren: de oervader, metser uit de Abruzzen, dronkelap en niet bepaald liefhebbende vader en echtgenoot en de lijdzame vrouw met de kinderen die het allemaal aanzien. De oudste zoon is schrijver. Een gezin dat ondanks alles toch aan elkaar blijft hangen. En verborgen onder al die ellende vermoed jet toch een primitieve vorm van liefde. Dat is de kunst van Fante: dat op te roepen zonder het expliciet te benoemen.
Dat spreekt hier het duidelijkst in 'Still Little Voices': een nachtelijke, echtelijke ruzie waar de kindern verontrust van wakker schieten. 'Voices that are weaving through the doors'… Pikdonker, niemand doet iets, maar je hoor de bange stemmetjes, de sussende ouders die meteen bijdraaien en hun gekissebis staken, eindigend met een kind dat… 'kom maar bij papa slapen.' je ziet… hoort het zo voor je. Waarachtig, herkenbaar en in al zijn eenvoud ontroerend. Op zich vijf sterren waard.
Verder nog verhalen over Filipino's en episodes, die waarschijnlijk gevist zijn in de tijd dat Fante net het huis had verlaten en allerlei zware, tijdelijke jobs links en rechts deed, een periode die ook al in
The Brotherhood of the Grape ter sprake kwamen. Zo is het ook leuk om bij Fante al die punten weer aan alkaar te verbinden.
In de twee eerste varhalen kruipt Fante in de huid van een kind. En levert de taal af van een tienjarige, taal die ook nog eens litterair is. De virtuositeit van Fante spat niet van de pagina's af, want zo'n theatrale schrijver is hij niet, maar zit ingebakken in dat bedrieglijk simpele proza.