Boekenweekbashing #1
Dit is het eerste boekenweekgeschenk dat ik las en het viel me echt niet mee.
Het uitgangspunt van het verhaal deed mij enigszins denken aan Federico Fellini’s film ‘8½’. In deze sterk autobiografische film kampt een succesvol regisseur met een gebrek aan inspiratie. Terwijl de mensen om hem heen hem bewonderen en veel van hem verwachten, vervalt hij in gedroom over zijn verleden, waarbij fantasie en werkelijkheid door elkaar lopen. Woody Allen maakte later de film ‘Stardust memories’, een liefdevolle ode/schaamteloze rip-off [zelf doorhalen wat niet van toepassing is] van Fellini’s film. Overigens maakte Bob Fosse eerder dan Allen al de musicalfilm ‘All that jazz’, die ook sterk op het uitgangspunt van Fellini lijkt.
Om de gelijkenis tussen ‘8½’ en ‘Jas van belofte’ te zien, moet je de autobiografische elementen in dit werk kunnen herkennen; je moet weten dat Arthur Siebrandi eigenlijk gewoon Jan Siebelink is en dat Siebelink dus in dit boekje op zijn eigen werk en leven terugblikt. Als je niets van het werk en leven van Siebelink weet, heb je feitelijk niets aan dit boek, daarvoor staat het boek te weinig op zichzelf. Dat maakt dit boek in mijn ogen eigenlijk behoorlijk arrogant - zeker omdat het een boekenweekgeschenk is.
Is er iets goed aan dit boek? Ik zou eigenlijk niets weten te noemen. Alleen de naam van van de hoofdpersoon vind ik al belachelijk: Siebrandi. "Nee, dit boek gaat niet over Siebelink zelf, hoor: het gaat over Siebrandi!" Hoe kinderachtig kun je zijn. Als je dan toch namen verzint in een overduidelijk autobiografisch boek, verzin dan iets fatsoenlijks. Maar kom dan niet met een naam die klinkt als je artiestennaam als goochelaar (“Hier is… de Grote Siebrandi!”). Sjezes.
Daar komt ook nog bij dat de schrijver Siebelink het zijn personage Siebrandi eigenlijk geen moment moeilijk maakt. Sterker nog: Siebrandi wordt opgehemeld. Iedereen adoreert hem, de verteller (de schrijver) incluis. Op een gegeven moment ben ik de complimentjes aan Siebe...Siebrandi's adres gaan omcirkelen. (Omdat het toch een geschenk is, ben ik enthousiast in het boekje gaan strepen. Met pen.) Hier is een selectie: “Hartstochtelijker nog dan ervoor gaf hij les.”, “‘Wat jij voor je leerlingen overhebt, doet geen collega,’”, “‘Ze bezaten samen een schat aan kennis.’”, “‘Je verhaal heb ik gelezen. Beklemmend.’”, “‘Wonderbaarlijk hoe jij met Loet Petit-Fer omgaat. Dat lukt niemand.’”, “‘Ik wil meer dan die volmaakte roman.’”, “‘U heeft gevoel voor dat tijdperk.’”, “‘Jouw kijk op decadentie en symbolisme interesseert me.’”, enzovoorts, enzovoorts … En als Arthur dood is: “‘Ik heb zijn roman gelezen,’ zegt de verpleegster. ‘Dat heeft veel met me gedaan.’” Tsss.
Stilistisch is het boek ook idioot. Neem het volgende fragment.
Ze begon zijn buik te kussen. Ze bewoog haar hoofd heen en weer, met het volle, kastanjebruine haar, maar niets in haar op dit moment was ontkenning. Alles was bevestiging. Ze kwam terug bij zijn buik.
Hij dacht aan Caroline, bij de mand met de poes.
Lisettes gezicht was boven hem. Ze opende haar mond, sloot haar lippen om de zijne. Zij voedde zich als het ware met vuur.
Hoe moet ik dit nou voor me zien? Ze kust zijn buik. Daarbij beweegt ze haar hoofd heen en weer. Omdat het daarna over ontkenning gaat, zie ik dit heen-en-weer-gaan voor me als ontkennend hoofdschudden. En ondertussen is ze nog altijd die buik aan het kussen, dus dit is al een bezopen beeld. En vervolgens komt ze terug bij zijn buik…? Hoezo? Is ze dan weggeweest? Heeft ze zo wild met haar hoofd heen en weer bewogen dat haar mond de buik even kwijt was? Eerlijk gezegd vermoed ik (door de context waarin dit fragment staat) dat Lisette Siebrandi oraal bevredigd heeft, maar dat Siebelink niet de ballen had om dat op te schrijven.
Hij dacht aan Caroline, bij de mand met de poes.
Nou, ondertussen denkt Siebrandi dus aan Caroline die thuis op de poes aan het letten is. Dit is op zich al vreemd, maar ik moet ook nog opmerken dat eerder in deze “seksscène” Siebrandi al aan vruchtdood gedacht heeft en aan het onprettige gelach van Edwin, zijn redacteur. Toch staat er “Hij [=Siebrandi] onderwierp zich.” Ik vraag me af wat die onderwerping dan helemaal voorstelt als hij met zijn gedachten continu afdwaalt en die arme Lisette maar aan het kussen en schudden is.
Dan staat er “Lisettes gezicht was boven hem.” Volgens mij was dat toch al de hele tijd het geval?, denk ik dan, maar dan komt er: “Ze opende haar mond, sloot haar lippen om de zijne.” Blijkbaar is ze met haar bevestigende schudden alweer van zijn buik naar zijn lippen gegaan. Een schrijver hoeft zeker niet alles te beschrijven (zeker als hij niet goed schrijven kan), maar als je eerst alles heel minutieus beschreven hebt, is zo’n sprong opeens gewoon raar. Tot slot vind ik de zin “Zij voedde zich als het ware met vuur.” (met die totaal overbodige ‘als het ware’) echt superlelijk. Bovendien klopt die zin inhoudelijk ook niet helemaal, vind ik. In die zin wordt namelijk Arthur wederom centraal gezet, want de zin impliceert dat hij het vuur schenkt waaraan Lisette zich voedt. Maar is Lisette niet veel vuriger? Arthur zit daar maar als een zoutzak aan de poes te denken, terwijl Lisette al het werk doet!
Maar goed, er zijn nog veel meer van dat soort dingen in het boek. Ook zitten er van die kleine domme foutjes. Neem het volgende fragmentje:
Hij [=Edwin, Siebrandi’s redacteur] hamerde op het grondthema: de jongen vindt de gabardine jas.
Volgens mij is een thema in de literatuur, zeker een grondthema, iets abstracts. Die Edwin weet dus niet waar hij op hamert en valt daarmee door de mand als slechte redacteur.
Een heleboel ontwikkelingen komen volledig uit de lucht vallen en een heleboel blijft wat in de lucht hangen. De onderwijsvernieuwing, religie, liefde, angst voor de dood, het wordt allemaal aangestipt, maar niets wordt uitgewerkt. Het motto van het boek is een citaat van Albert Verwey: ‘De liefde die vriendschap heet.’ Dit lijkt het meest van toepassing op Siebrandi’s relatie met Loet IJzertje. Er hangt een vreemd soort homoseksuele spanning om die relatie. Maar ook dit blijft in de lucht hangen, dus het motto slaat ook al nergens op. Zelfs de titel ‘Jas van belofte’ is onzinnig.
Ik snap niet waarom het CPNB het Boekenweekgeschenk niet gewoon aan jonge auteurs uitbesteedt. Die zullen zich bescheidener opstellen, zodat je geen waardeloos egodocument krijgt dat nauwelijks op zichzelf kan bestaan. Veel beginnende auteurs schrijven bovendien ook korte verhalen, dus dat komt ook nog van pas.
Dit is gewoon een waardeloos, megalomaan, egocentrisch, flutwerkje.
Ziezo, mijn eerste boekenweekbashing zit erop. Volgend jaar weer!