Voor mij is de politieke allegorie 'De Laatste Zomer van de Rede' (1999) van de Algerijnse Tahar Djaout één van de sterkste dystopische romans over islamisme. Over de beklemming van een boekhandelaar die het geweld richting zijn stiel ziet toenemen, omdat er steeds meer maatschappelijk draagvlak komt om andere waarheden uit te vlakken dan die van de geloofsbroeders. Het is een droefgeestig en bitterzoet verslag van Boualem Yekker - een personage gelijkend op de auteur zelf - voor wie alleen nog melancholische mijmeringen resten naar de vrijheid van weleer. (Het boek blijft pijnlijk onafgemaakt met een open einde, want schrijver Tahar Djaout zou in werkelijkheid zelf één van de eerste intellectuele slachtoffers worden van de Algerijnse Burgeroorlog.) Ook 'Een Dag van Stilte en Lawaai' (2004) van de Syrische Nihad Siries is een sombere dystopie, maar in deze korte roman komt de onderdrukking allerminst vanuit radicale geloofsdwang. Hier een dictatuur waar de luimen gevolgd worden van 'de grote leider' terwijl er een propaganda-industrie omheen bestaat om zijn macht te legitimeren.
Hoofdpersoon Fathi Sjien is een verzetsschrijver in het vooroorlogse Syrië waar hij zich moet verhouden tot de absurditeit van een dictatoriaal regime. Op die ene beslissende dag in de roman komt Sjien in een apocalyptisch labyrint waarin de tentakels van corruptie, bureaucratie en geweldsdreiging zich steeds nauwer sluiten rond zijn persoon. In een onmogelijke spagaat tussen stilzwijgend toezien hoe poëtische taal een leeg vehikel wordt om mensenrechtenschendingen mee te bedekken, of het knetterende verzetslawaai waarmee een schrijver wordt gedwongen eigen lijf en leden in de waagschaal te stellen. De vraag 'is het me dit allemaal nog waard?' loopt als een rode draad door zijn bespiegelingen heen. En als de geest van een kunstenaar niet kan worden gebroken, dan zijn er altijd nog mensen uit diens directe omgeving die het regime kan gebruiken als wisselgeld voor haar eigen doelstellingen.
'Een Dag van Stilte en Lawaai' (2004) moet het niet hebben van mooie zinnen of een originele stijl. Wel is het opgezet als geslaagde kafkaëske roman, waarin de levendige beschrijvingen van straatrumoer, demonstrerende groepen mensen en de zomerhitte een broeierige, beklemmende sfeer neerzetten. Al zijn het de passages waarin het omgevingsgeluid verstomt en de kilte toeslaat, dat hoofdpersoon Fathi Sjien zich serieuze zorgen maakt over zijn onzichtbare tegenstander. Het regime speelt namelijk als een kat met de vrijdenker: ze verleidt hem of straft hem af, maar op die momenten van introspectie dringt pas een besef door van fundamentele onvrijheid. Dat engagement, een sociaal geweten en betekenisvolle kunst het altijd zullen afleggen tegen de geraffineerde machinerie van een dictatoriale propaganda-industrie. Waar het regime de verhalen bepaalt en niemand anders. Anders dan Tahar Djaout wist Nihad Siries op tijd zijn thuisland te vluchten, maar ook deze korte roman geeft een ontnuchterend beeld van hoe weinig kunst soms vermag tegenover het bittere cynisme van censuur en propaganda.