Vorig jaar november lag ik vanwege een blindedarmontsteking 5 dagen in het ziekenhuis. Blindedarmontsteking is een veelvoorkomende ziekte, voor de chirurg is de operatie niet meer dan een routineklusje. Tegenwoordig gebeurt zoiets via een kijkoperatie en kun je zelfs de volgende dag alweer naar huis. Echter, wanneer de ontstoken appendix (het is niet wat veel mensen denken de blindedarm die is ontstoken, maar de appendix, een wormvormig darmpje dat aan de blindedarm bungelt als het ware) is gescheurd - in zo'n geval kan er darminhoud vrijkomen in de buik en zich verspreiden over de gehele buikholte, met het gevaar op buikvliesontsteking waarbij een septische shock kan optreden en een levensbedreigende situatie ontstaat - wordt het allemaal wat ingewikkelder natuurlijk en moet de patiënt langer in het ziekenhuis blijven. Dit was bij mij dus het geval.
Geloof het of niet, maar vlak voor ik ziek werd was ik bezig in de roman 'Two Cities' van Charles Dickens en in welk ziekenhuis kom ik te liggen? Het Twee Steden-ziekenhuis! O, de ironie... Ter verduidelijking, met Twee Steden wordt niet Londen en Parijs bedoeld, maar Waalwijk en Tilburg, maar dat snappen jullie natuurlijk wel. Moet dat boek nog steeds uitlezen trouwens.
Iedere morgen kwam de chirurg even bij me langs om te vragen hoe het met me ging. Ze gaf me nog een standje omdat ik 3 dagen had rondgelopen met een blindedarmontsteking en niet naar de dokter was gegaan. Door de nasleep van de narcose en de dagelijks toegediende pijnstillers verkeerde ik in een zekere roes en ik begon te fantaseren hoe dit alles zou zijn verlopen als ik niet in 1973 was geboren, maar zo'n honderd jaar eerder, in 1873, en de operatie dus was uitgevoerd zo ergens rond 1918. Twee vragen hielden me bezig: hoe ging zo'n operatie in die tijd in zijn werk, maar vooral, had ik die operatie overleefd?
Eenmaal weer thuis ben ik op het internet direct van alles gaan opzoeken over het onderwerp (de geschiedenis van de chirurgie, in het bijzonder de blindedarmoperatie), maar om eerlijk te zijn heb ik niet echt veel kunnen vinden. Waarschijnlijk zocht ik ook niet goed. Tot ik stomtoevallig bij dit boek terechtkwam van Arnold van de Laar ('s-Hertogenbosch, 1969) die als chirurg werkzaam is in het Slotervaartziekenhuis te Amsterdam. Het boek is inmiddels in meerdere talen vertaald en dat is niet zo gek. In het hoofdstuk over ontsnappingskunstenaar Harry Houdini kreeg ik overigens antwoord op mijn vragen.
In het kort (Van de Laar doet dit veel uitgebreider en meeslepender natuurlijk): toen de beroemde boeienkoning op tournee was door Amerika kreeg hij plots een blindedarmontsteking. Pas 3 dagen later (net als ik dus) werd tijdens een voorstelling in Detroit de buikpijn zo ondraaglijk dat er na het optreden een dokter bij werd gehaald. Die stelde vast dat Houdini ogenblikkelijk moest worden geopereerd. De chirurg in het ziekenhuis van Detroit trof een buikvliesontsteking aan en een buikholte die volledig was geïnfecteerd door pus. De operatie werd meteen uitgevoerd maar Houdini knapte na de operatie niet op en vier dagen later moest de buik opnieuw worden geopend om te worden gespoeld. De toestand verbeterde echter niet en antibiotica om de buikvliesontsteking te bestrijden bestonden nog niet. The Great Houdini overleed drie dagen later op 31 oktober 1926, 52 jaar oud. Je zou dus kunnen zeggen dat Houdini net als Tommy Cooper in het harnas is gestorven, aangezien hij tijdens zijn laatste voorstelling eigenlijk al ten dode was opgeschreven. Koppigheid om niet naar een dokter te gaan deed hem tragisch genoeg de das om.
Heel erg boeiend allemaal.
Goddank ben ik zelf dus ternauwernood aan de dood ontsnapt, met dank aan Alexander Fleming.
Ik overdrijf niet als ik zeg dat dit het interessantste boek is dat ik ooit heb gelezen. Ik zou het volledige boek wel willen citeren, je valt van de ene anekdote in de andere. Zeer leesbaar voor een leek als ik. Van de Laar schrijft zeer bevlogen over (de geschiedenis van) zijn vak, de medische verhalen van beroemde personen als Keizerin Sisi (steekwond borst), Bob Marley (tumor in zijn teen) en Lodewijk de Veertiende (anusfistel), dienen als kapstok voor de historische ontwikkelingen van de chirurgie. Het is voornamelijk de relativerende humor die het zo goed maakt, zoals in deze passage over Marlene Dietrich:
De Duitse actrice en zangeres Marlène Dietrich had in de Tweede Wereldoorlog de harten van menig frontsoldaat verwarmd met haar sensuele liedje 'Ich bin von Kopf bis Fuss auf Liebe eingestellt'. Dat was een nogal veelzeggende uitspraak voor een vrouw met zulke lange benen. Van Marlène werd zelfs beweerd dat zij het mooiste paar ter wereld had. Op foto's stond zij dikwijls zwoel afgebeeld met een sigaret in haar hand. Van al die sigaretten slibden uiteindelijk de slagaders van die mooie lange benen dicht en Dietrich moest zich laten opereren door een vaatchirurg. Daar was er in haar ogen maar één van die goed genoeg was om zich aan haar wereldberoemde paar te mogen wagen: Michael DeBakey.
Heel veel wetenswaardigheden ook, om maar een klein voorbeeldje te geven, iets wat ik nog nooit geweten heb: de chirurg (Malcolm Perry) die op 22 november 1963 in het ziekenhuis van Dallas voor het leven van John F. Kennedy had gevochten moest 2 dagen later opnieuw een leven redden, maar nu dat van Lee Harvey Oswald, de vermoedelijke dader. Perry werkte nog maar net als chirurg. Erg bizar. Een echte pageturner trouwens, dat hoofdstuk over Kennedy. Lijkt wel of er een film voor je ogen wordt afgedraaid.
Van de Laar draait er niet omheen, voor hem geen eufemismen. Zo werd een passage in het hoofdstuk over Peter Stuyvesant me echt te gortig en gilde ik het bijna uit van de pijn op het moment dat Stuyvesant onverdoofd een beenamputatie ondergaat. Werkelijk alles wordt in geuren en kleuren verteld. Kortom, je moet tegen een beetje bloed kunnen.
Het boek heeft een appendix.