Fiabe Novelle e Racconti Popolari Siciliani: Volume Terzo - Giuseppe Pitrè (1875)
Italiaans
Verhalenbundel
Sprookje
406 pagina's
Eerste druk: Luigi Pedone Lauriel,
Palermo (Italië)
In dit derde deel van de tetralogie ‘Siciliaanse Sprookjes, Novellen en Volksverhalen’ zijn negentig van dergelijke losse vertellingen of reeksen daarvan opgenomen. Die zijn genummerd van 111 tot en met 200. Daaronder zijn een aantal vertellingen over de, volgens Pitrè typisch Siciliaanse, Firrazzanu. De slimme Firrazzanu zit vol met grappen en grollen maar komt daar, door het plezier dat hij mensen geeft, vaak mee weg. In ‘La Mugghieri di Firrazzanu e la Riggina’ (‘De Vrouw van Firrazzanu en de Koningin’) haalt hij een oude grap uit. Hij maakt zowel zijn vrouw Cicca, als de koningin, wijs dat de ander doof is; zodat de twee tegen elkaar beginnen te schreeuwen. ‘Firrazzanu e lu Purcàru’ (‘Firrazzanu en de Varkenshoeder’) beschrijft hoe hij de kudde van de hoeder achter diens rug om weet te verkopen, de prijs in ontvangst neemt en kopers en hoeder tegen elkaar weet op te zetten. Een andere reeks uit de bundel betreft de persoon ‘Giufà De Dwaas’. ‘Giufà e la Statua di Ghissu’ (‘Giufà en het Gipsen Standbeeld’) vertelt hoe hij kleding aan een standbeeld verkoopt, dat uiteraard weigert te betalen. In ‘Giufà e lu Judici’ (‘Giufà en de Rechter’) wordt een stuk vlees verkocht aan vliegen, die evenmin betalen. De rechter geeft Giufà het recht vliegen dood te slaan, maar dan landt een vlieg op het hoofd van de rechter… Van diverse vertellingen, los of uit een reeks, zijn als extra ook meerdere ongenummerde varianten opgenomen.