Het gaat natuurlijk niet om het uiterlijk, maar de titel en de omslagafbeelding van deze bundel maken dat ik er niet zo snel mee in de trein zou zitten of zo.
'Verliefd verlangen' vind ik ook niet zo'n mooie of goede titel. In het Nederlands krijg ik meteen smartlap-associaties bij een woord als 'verlangen'. Het doet mij gelijk denken aan smartlapparodieën, zoals
Een lied van verlangen van Wim T. Schippers en
Verlangen brandt van Marijke Boon.
In andere talen kan je wel gerust met een woord als 'verlangen' wegkomen. Bob Dylan maakte bijvoorbeeld in de jaren zeventig het plaatje '
Desire' en geen moment heb ik daar ooit smartlap-associaties bij gehad, maar ik zou niet zo snel een Nederlandstalig album beluisteren dat 'Verlangen' heet. Het Nederlands heeft toch een onverklaarbaar andere gevoelswaarde, blijkbaar.
De gedichten in deze bundel zijn allemaal liefdesgedichten. Ik kan mij wel voorstellen dat jonge mensen (basisschool- of brugklasleeftijd) misschien best deze gedichten zouden kunnen waarderen, vanwege eventuele herkenbaarheid. Helaas was er voor mij, buiten de herkenbaarheid hier en daar, niet echt iets te genieten. De gedichten zijn uitermate simplistisch en saai, zowel wat de vorm betreft als de inhoud.
In ieder gedicht staat het gevoelsleven en het bewustzijn van de ik-persoon centraal. Omdat de bundel over verliefdheid gaat, zou je misschien verwachten dat Die Ander ook wel in het bewustzijn van de ik zou rondspoken, maar dat is eigenlijk nauwelijks het geval. Het draait allemaal om de ik, en dan vooral hoe zielig die ik is. Nu is dat op zich natuurlijk helemaal geen probleem - wat gaat er immers boven het zwelgen in zelfmedelijden? - maar de manier waarop deze gevoelens beschreven worden, is gewoon te saai. De gevoelens van verliefdheid en zelfmedelijden leveren helaas geen geen al te boeiende poëzie op, omdat het allemaal te zwart-wit en te basaal is. Liefde is een uitermate boeiend onderwerp waar eeuwig over te schrijven valt, maar als je in een gedicht "verliefdheid" schrijft als je ook "verliefdheid" wil zeggen, levert dat waarschijnlijk niet al te boeiende poëzie op. Nergens ontstijgt Kuiper echt het niveau van het benoemen van iets alledaags. Het is rechttoe rechtaan, en meer niet. Omdat er al zoveel over de liefde geschreven is, voelt de liefdespoëzie in deze bundel aan als één grote open deur. De paar gedichten die niet per se over de liefde gaan, maar handelen over de "gewone" sociale omgang (dus bijvoorbeeld over het contact met de ouders en de klasgenoten) zijn al een pak interessanter. Ook dit zijn geen grootste gedichten, maar het is in ieder geval wat beter dan de rest.
Nannie Kuiper komt in deze bundel op mij ook niet over als een al te taalvaardig dichter. Haar grootste troef is het natuurlijke ritme dat ze in haar taal weet te stoppen: de gedichten hebben over het algemeen een fijn metrum. Maar dit helpt Kuiper compleet om zeep door het knullige rijm aan het einde van ieder vers. Jan van Ciollie omschreef dit als volgt:
Formeel valt vooral het bijzondere gebruik van het rijm op. In alle gedichten rijmt de slotregel op een van de voorgaande regels waardoor de kern van het gedicht, die erin verborgen zit, even oplicht. Rijm als een soort hefboom of lichtflits, wat echter niet altijd even doeltreffend werkt. Op de duur lijkt het soms een trucje en werkt het niet echt verhelderend. (Jan van Coillie in De Poëziekrant)
En dan is Jan ook nog veel positiever dan ik. De rijm in deze bundel is gewoon zwaar irritant en het lijkt bij vlagen zelfs een onbedoelde parodie op poëzie. Soms rijmen de woorden ook niet eens goed: dan gebruikt Kuiper zogenaamde schrikkelrijmwoorden. Midden in een gedicht hoeven rijmcombinaties als 'plaveien / zwerfkeien' en 'kruis of munt / mikpunt' niet te storen, maar als afsluiting van het gedicht is het hoogst onbevredigend.
Ook weet Kuiper voor mijn gevoel ook niet altijd de goede stem te vinden. Zo laat ze de ik-figuur, een puber, spreken over het "vergaren van kennis" als het over school gaat (alsof een scholier dat ooit zegt) en als het over ruzie met ouders gaat, spreekt het lyrisch-ik over "luid protest / en tegendraads gepraat". Dat vind ik ook geen geloofwaardige woorden uit de mond van een puber: een puber zal zichzelf toch niet 'tegendraads' noemen? 'Een rebel' misschien, maar 'tegendraads'? Als je zelf (denkt dat) gelijk hebt, zul je jezelf toch niet tegendraads noemen?
Tot slot vond ik de zwart-wit illustraties van Petra van Bloemendaal ook niet zo geslaagd. Misschien hadden die in kleur de bundel nog wat opgefleurd, maar op deze manier hadden ze er net zo goed niet kunnen zijn, want ze voegen qua beeld of inhoud ook niet zo veel toe. Overigens viel mij de kleding in de tekeningen op: als ik op basis van de kledingstijl van het meisje in de tekeningen zou moeten gokken uit welk decennium deze bundel komt, had ik waarschijnlijk de jaren tachtig gegokt. Dat haar, die grote sieraden en die beenwarmers... Beetje Cindy Lauper-esque. Maar blijkbaar komt de bundel toch echt uit de jaren negentig.