Buddenbrooks - Thomas Mann (1901)
Alternatieve titels: De Buddenbrooks | De Buddenbrooks: Verval van een Familie | Buddenbrooks: Verfall einer Familie
Duits
Streek/Familie / Psychologisch
616 pagina's
Eerste druk: Fischer,
Berlijn (Duitsland)
Het verhaal van vier generaties Buddenbrook, een voornaam koopmansgeslacht uit Lübeck. Johann Buddenbrook sr., de patriarch van de familie, en diens zoon Johann jr. hebben de grondslag gelegd en uitgebouwd voor de solide en machtige familie- en firmatraditie. Maar de kinderen van Johann jr. vertonen symptomen van decadentie die het imperium van degelijkheid en welstand dreigen te ondermijnen. Dochter Toni weet zich geen duidelijk doel in het leven te stellen, Christian is het voorbeeld van een zoon die niet wil deugen en Thomas, die de leiding van het bedrijf overneemt, is veel te kunstzinnig voor de harde handelspraktijk. In Thomas' zoon Hanno, de vierde generatie, bereikt de tegenstelling tussen burger en kunstenaar een symbolisch hoogtepunt.
- nummer 16 in de top 250
5*
Voor mij is deze roman trouwens niet het inluiden van het begin van de decadentie, maar veeleer een overwinning van de vrije geest op de beperkte rationele visie van de koopmansfamilie, maar het is natuurlijk de paradox tussen de twee die het boek zo boeiend maakt.
Een dijk van een roman, na meer dan een eeuw nog steeds door publiek en kritiek bejubeld, en absoluut terecht. Voor zover ik weet Manns toegankelijkste boek, maar een om te zoenen!
Wel jammer, want dat Thomas Mann een groot schrijver is merk je wel. Ben daarom wel benieuwd naar de Toverberg.
Wederom een prachtig stuk literatuur van Mann. Vooral de karakters en het langzaam verval dat je meesleurt naar de afgrond. Ik heb me tussen het lezen door regelmatig afgevraagd hoe het zou aflopen, hoe het met Tony of Thomas of de andere zou aflopen. Langzaam ontrafelt het slot, of beter gezegd: dooft de Buddenbrook kaars geleidelijk uit. Als je niet meegesleurd wordt in die beleving, dan kan ik me voorstellen dat het einde lang duurt. Voor mij was dat geenszins het geval.
Dikke 4*. Een halfje lager dan De Toverberg omdat deze laatste mij meer persoonlijk raakte.
Voor mij is deze roman trouwens niet het inluiden van het begin van de decadentie, maar veeleer een overwinning van de vrije geest op de beperkte rationele visie van de koopmansfamilie!
Wel een overwinning die bitter smaakt.
We volgen een koopmansfamilie te Lübeck zo’n goede 45 jaar lang. Hoewel, niet zozeer een familie (zoals de plot stelt) maar eerder Tony en Thomas Buddenbrook, met kort hun vader en zoon Hanno aan het eind. Maar deze broer en zus zijn de hoofdpersonen. Bij het begin van het verhaal leven zij al, tegen het eind enkel Tony nog maar Thomas tot bijna aan het eind ook. De opkomst van het geslacht, de opbouw van het bedrijf, dat krijgen we niet mee. Aan het begin is het reeds een voorname familie en neemt Johann jr. de zaak over van vader, vanaf dan kan het enkel naar beneden gaan.
En dan is er dus ruim de tijd voor de verschillende personages. Thomas is een nette jongeman, en verandert langzaam in een zekere oudere man en uiteindelijk in een hoopje ellende. En dan Christian, voor niets goed, maar niet per se een slecht persoon. Hij kan het gewoonweg niet. De overige personages worden net voldoende uitgewerkt om ze te laten leven, maar het blijven bijpersonen, zelfs Johann jr. en Hanno . Maar het absoluut mooiste personage is Tony. Wat het is met (mannelijke) schrijvers en jonge meisjes, geen idee, maar ze zijn altijd prachtig uitgewerkt. Of het nu Natasja uit Oorlog en Vrede of Sonja van Dostojevski is, altijd heerlijk verbeeld. Zo ook deze Tony. Van naïef jong ding (‘Een gansje was ik’) tot behoedster. Nu eens een zeur, tot het vervelende af, dan weer volledig voor de familie met een groot hart en ook gewoon een goede moeder.
Nu lijkt Mann in meer op zijn illustere Russische voorgangers. Hij heeft een zelfde verteltrant. Een alwetende verteller, deze kruipt in de geest van de belangrijke personages, geeft ruim beschrijvingen van anderen, zowel in hun uiterlijk, innerlijk als achtergrond. Ook het hele leven is mooi opgetekend, evenals de stad Lübeck, de politiek, de handel, de vakanties en ga al maar door.
En dan het verval, of eerder de verandering in de familie. Het is niet zozeer enkel deze familie, een familie waar we Manns eigen afkomst in kunnen herkennen, maar staat ook voor de bourgeoisie in het algemeen. Dit is af en toe prachtig weergegeven. Het verdwijnen van God en zekerheid met Thomas, het uiterlijk vertoon van hem dat hij belangrijk acht, ook al gaat het minder, het chocodrankje bij het ontbijt, de rottende tanden van het vele slechte eten, maar ook het verdwijnen van het Frans met de volgende generaties. Mann zelf is een schrijver, een kunstenaar, die getuige enkele passages ook veel van muziek af weet. Ik denk ook dat hij niet die losgekomen vrije geest (die Freud hierboven noemt) van Hanno als het kwaad ziet, wellicht wel de decadentie van dure kleren en goed voedsel. Mede door zijn eigen geschiedenis die hierin is verwerkt is dit wel degelijk een commentaar, met al zijn eigenschappen.
Dan houden we nog enkele schitterende scènes over met de vakantie in Travemünde en de schooldag van Hanno (die laatste zin, heerlijk) als hoogtepunt. Ook de rest is interessant en afwisselend genoeg, Dan weer een gedachte van Mann, dan weer een stuk in briefvorm. Daarnaast weet Mann altijd snel aan het begin van een hoofdstuk duidelijk te maken wat er komen gaat, of in wat voor periode de familie leeft. Dat getuigt van groot schrijverschap, en dat al op je 26e.
Zo kan ik wel even doorgaan, over hoe subtiel het verval is opgetekend, of nog meer over de personen, maar ik kan ook enkel zeggen: lees het en ontdek het zelf! De wet was inderdaad een incident lijkt het, en ik ben benieuwd naar meer werk van Thomas Mann.
5*, absoluut.
Ik wil dit boek binnenkort gaan lezen. Hebben jullie hem allemaal in het Nederlands gelezen, of is het in het Duits ook wel te doen? Mijn Duits is redelijk, maar het is wel een tijd geleden dat ik er voor het laatst iets mee gedaan heb...
Ik vind Manns Duits pittig. Hier de hele tekst, lees eens een stukje, dan heb je een idee: http://www.gutenberg.org/files/34811/34811-h/34811-h.htm
Personages waren, naar mijn mening, zeer levendiger na mate het verhaal vorderde en mooi uitgeschreven. Het feit dat Thomas van ooit een wellustige arbeider naar een uitgebluste ziel ging is mooi om te lezen en dat hij de eer van de familie boven de familie zelf zet is briljant neergezet. De jonge Tony die tegen de aristocratie was en in latere jaren de familie als verheven gaat zien geeft blijk aan de kracht van Mann als schrijver.
Een dikke 4.5*
Het boek is, na ongeveer anderhalf maand, eindelijk uit. Dit klinkt negatief maar dat is het zeer zeker niet. Een prachtig boek over een familie in verval.
Personages waren, naar mijn mening, zeer levendiger na mate het verhaal vorderde en mooi uitgeschreven. Het feit dat Thomas van ooit een wellustige arbeider naar een uitgebluste ziel ging is mooi om te lezen en dat hij de eer van de familie boven de familie zelf zet is briljant neergezet. De jonge Tony die tegen de aristocratie was en in latere jaren de familie als verheven gaat zien geeft blijk aan de kracht van Mann als schrijver.
Een dikke 4.5*
Hier heb ik nou iets aan, en toch ook niet. Ik begrijp wat je wil zeggen, maar ook die 'anderhalve maand' sluipt door mijn kop, maar vooral dat 'eindelijk'. Was het de verveling ten top? Een boek meeslepen, en slepen tot het ...eindelijk! uit is. En dan zeggen: 'het was goed' maar het heeft veel, misschien te veel van me gevraagd. Ik ben nog altijd in dubio over dat soort boeken eigenlijk.
De hoofdpersonen worden op een realistische en soms kwetsbare manier neergezet, alhoewel wel duidelijk doorklinkt dat het boek meer dan een eeuw oud is. Tony Buddenbrook die roept dat ze geen "gansje" meer is, of die meerdere malen met trots verkondigt dat zij "het leven kent", omdat ze getrouwd is geweest. Hoewel de Buddenbrooks zelf niet direct uitstralen dat ze hoogmoedig zijn, zou je wel kunnen zeggen dat het spreekwoord 'hoogmoed komt voor de val' enigszins van toepassing is en het begrip 'hybris' als een soort rode draad door het boek heen loopt.
Ik vond Hanno echter de sympathiekste persoon. De opzet van het boek verwonderde me nogal. Het boek bestaat uit elf delen, waarbij Hanno in het bijzonder in het laatste deel wordt belicht. De eerste hoofdstukken in deel elf beschrijven een schooldag van de 15-16 jarige Hanno en het tweede hoofdstuk sluit ook af met: "Dit was een dag uit het leven van de kleine Johann." Het zou zelfs het begin van een (nieuw) boek kunnen zijn en dat hoofdstuk gelezen hebbende smaakte het ook echt naar meer. Het boek is dan al echter bijna ten einde en als klap op de vuurpijl overlijdt Hanno dan een paar bladzijden verder aan de tyfus. Ik had echter al een boekverslag van tevoren gelezen, dus het verraste mij niet geheel. Maar jammer was het wel!
Ik heb de Nederlandse vertaling gelezen, die inmiddels uit 1989 stamt, dus als het inderdaad zo is dat een vertaling zijn 'houdbaarheid' na 30 jaar verliest, dan zou er binnenkort weer een nieuwe vertaling uit moeten komen. Deze is echter nog steeds prima leesbaar wat mij betreft en heb er veel leesplezier aan beleefd!
4,5 *
Voor de liefhebbers van dit boek: de literaire stadstour door Lubeck, georganiseerd door het Buddenbrookshaus, is zeer aan te bevelen als je in de buurt van Lubeck bent! De begeleidende vrouw wist op alle locaties relevante passages uit haar hoofd voor te dragen, op een zeer fraaie wijze. Daarnaast gaf ze veel achtergrond informatie bij de locaties, en wat ze betekenen voor de familie Mann etc...
Het Noord Duitse, de nuchterheid, het Lutherse, af en toe wat dialekt (Platduits) en de levendige presentatie van de 'spelers' die allemaal langskwamen: ik kon het erg waarderen en nu wordt het tijd om de Buddenbrooks te lezen.
Wat voor mij vooral interessant is aan De Buddenbrooks, is de veronderstelling dat dit soort boeken hoogst bederfelijke waar is. Ja, het is een epos. Ja, het laat de overgang van het naturalisme naar het symbolisme (een beetje) zien. Ja, de ondergang van de bourgeoisie zeker ook. Maar het hele boek laat mij anno 2020 volkomen koud, met uitzondering van het business v.s. art-conflict dat zich tussen de regels door aandient in de laatste honderd-nogwat bladzijden. Ik voelde me vervreemd van de beschreven diners, de uiterlijke kilheid van de karakters en de onzichtbare institutie familie Buddenbrook. Die vreemd aandoende wereld ,zo ver van mij afstaand, heeft me toch nog kunnen laten genieten van dit boek.
Jammer dat die laatste Buddenbrook vroegtijdig aan tyfus moest overlijden van Mann. Maar misschien was de beste man het schrijven moe.
Boeiender is te lezen hoe de personages zich verhouden tot het verwachtingspatroon dat een geprivilegieerde familie(onderneming) met zich meebrengt. Zoals al veel aangehaald zijn de personages Tony en Hanno daarin het meest boeiend. Tony komt me voor als een vrouw die te geëmancipeerd is om zich te kunnen voegen naar de mores van een vooraanstaande familie. Later komt ze tot het inzicht dat het familiewezen het enige is dat haar bestaan nog betekenis geeft, waarop ze zich ontpopt tot meest rabiate verdediger van de familiegeschiedenis. Hanno is bij uitstek het soort persoon dat de meesten van ons zijn; nergens buitengewoon begaafd in, gematigd getalenteerd in sommige dingen, en de drang missend om daar verandering in te brengen.
En hij weet dat van zichzelf. Zoveel maakt de ‘dag uit het leven van de kleine Johann’ duidelijk. In dat hoofdstuk leren we meer over Hanno dan in de rest van het boek bij elkaar. Niet toevallig zijn scènes als deze, ook de vakantie van Tony en de dinerscene aan het begin, voor mij het meest memorabel. Hierin vertraagt de tijd en komen we dichter op de huid van de personages te zitten. Verder is het over de lange tijdspanne die het verhaal beslaat toch vooral een optelsom van de bekende familiaire en bedrijfskundige hoogte- en dieptepunten; geboortes, trouwerijen, overlijdens, scheidingen, een zakelijk jubileum en soms wat geschiedkundige scènes op de achtergrond. Toch kruidt Mann het met veel details die het lezenswaardig houden. Het verloop van tijd (en hoe men zich daar toe verhoudt) komt o.a. mooi tot uiting via de beschrijvingen van de kleding en de persoonlijke verzorging van personages.
Aan het begin van het boek zien we de familie Buddenbrook nog in goede tijden, en lezen we hoe ze het toppunt van hun macht en aanzien bereiken. Het boek voelt daarom soms lang, maar dit zorgt ervoor dat het onomkeerbare verval daarna des te harder aankomt.
Wat is de oorzaak van dit verval? De familiezaak, de 'firma Buddenbrook', is meer dan alleen een bedrijf. Het is een entiteit die in zekere zin boven de familieleden staat en waaraan ze in feite onderworpen zijn. Het dicteert hoe ze hun leven moeten leven: welk beroep dat ze moeten uitoefenen, de sociale kringen waarin ze moeten omgaan, met wie ze moeten trouwen. Bij de oudere generaties is dit geen probleem, omdat deze zaken al in overeenstemming zijn met wat ze zelf willen in hun leven. Het verval van de familie ontstaat wanneer bij de jongere generaties hun wil en hun eigen verlangens van het leven niet meer gelijk staan aan de verplichtingen die lid zijn van de familie Buddenbrook met zich meebrengt. Derde generatielid Thomas treedt nog wel in de voetsporen van zijn vader en grootvader, hoewel dit hem heimelijk opbreekt. Bij zijn zoon Hanno wordt de tegenstelling tussen persoonlijke verlangens en familieverwachtingen vervolgens definitief beslecht.
De passage die de thematiek van het boek het beste illustreert is wat mij betreft tegen het einde van het boek. Thomas leest per toeval een stuk uit Schopenhauers meesterwerk De Wereld als Wil en Voorstelling, en vindt hierin het inzicht dat hem verlossing kan bieden van de onvrede met zijn leven. Hij neemt zich voor om zijn leven helemaal om te gooien, maar helaas. Zijn burgerlijke instincten blijken te sterk en uiteindelijk verandert hij niets. De weg naar de ondergang is bezegeld.
Dankzij 'De Buddenbrooks' gooi ik dit beeld nu overboord. Thomas Mann is een speelse, ironische schrijver, iemand die de 19e-eeuwse romanwetten terzijde schoof, een vernieuwer. Zijn personagekarakterisering doet in de verte weliswaar denken aan Tolstoj, maar is (nog) een stap moderner. De manier waarop hij het verhaal buigt en kneed is eerder vergelijkbaar met tijdgenoot Conrad, de relativerende toon vind je ook bij Hamsun. En ik heb ervan genoten; wat kan deze Mann schrijven!
Een paar dingen uit het boek wil ik naar voren halen, omdat ze nog niet echt aan bod zijn gekomen hier. Allereerst de manier waarop de ondertitel, 'Verfall einer familie' doorwerkt. Het vooruitwijzen naar de afloop kwam geloof ik in Griekse tragedies al voor, maar zoals Mann hier zijn ondertitel gebruikt om 400+ pagina's spanning te genereren, ik vond het bijzonder. Telkens denk je dat een stap of voorval de ondergang inluidt maar dat is eigenlijk niet zo. Hoogstens wordt de basis van de Buddenbrook-glorie steeds smaller. Pas helemaal aan het eind valt alles in elkaar. En waarom? Omdat de koopmansgeest het begeven heeft.
Het tweede is de humor van het geheel. Niemand schrijft hoe grappig het boek is. De introductie van een nieuw personage is telkens een soort spotprent, waarin uiterlijkheden en innerlijkheden genadeloos worden blootgelegd. Daarnaast laat Mann steevast zien hoe banaal alles is. Na de gruwelijke dood van de oude consulsvrouw zitten de kinderen te ruziën over lepels en vorken. En dan heb je nog de 'running gags', bijvoorbeeld de eetlust van de arme en immer magere Klothilde ("Klothilde had wonderen verricht bij de avondmaaltijd", schrijft Mann dan bijvoorbeeld op, heerlijk).
Tenslotte de verbinding van de thema's aan de karakters, iets wat Mann altijd doet. Sowieso al heel mooi hoe je bepaalde scènes uit de kinderjaren meeneemt door het boek heen: Tony die haar catechisatieles hakkelend opzegt en Christian die een leraar imiteert waarbij Thomas hartelijk mee lacht. Dit onschuldige beeld blijft hangen als je over hun volwassen handelingen leest. Het probleem van de Buddenbrooks (na de overgrootvader) is in wezen een gebrek aan koopmansgeest. Hun hart is eerder adelijk, neigt naar het appreciëren van het goede, ware en het schone maar ook naar fatalisme en Weltschmertz, niet naar handel. Dit wordt over de generaties steeds sterker, niet in de laatste plaats door de huwelijken die worden gesloten. Hanno uiteindelijk heeft geen enkele praktische zin voor het leven. Hij is bijna etherisch. Zijn talent ligt in muziekcompositie, maar de familieplicht laat niet toe dit als levensinvulling zien, voor zichzelf ook niet. Daarom wil hij sterven. De tyfus is bijzaak, zoals Mann duidelijk maakt, en daarmee geen onbeholpen plotontwikkeling. De mannelijke Buddenbrooks, zij die voor koopman moeten spelen, houden het leven steeds korter vol, ze sterven steeds vroeger aan ... niets (jawel, aan zichzelf).
'De firma' wordt zo een soort monster dat z'n eigen kinderen opslokt. Thomas Buddenbrook is het meest verscheurde en tragische personage en ook degene die de meeste indruk achterlaat. Onder meer de inspanning waarmee hij het uiterlijk ophoudt en die passages over het nachtelijke inzicht, met dank aan Schopenhauer (zien we hier iets terug van Vorst Andrej uit Oorlog en Vrede?).
Een schitterende roman dus, Buddenbrook: verfall einer familie. Soms valt het wat stil, soms zit de spotlust tegen het goedkope aan en met name de eerste helft voelt soms als literaire soap (alsnog niet verkeerd), maar wat overblijft is dus gewoonweg schitterend.
Een groots boek dus, deze ‘De Buddenbrooks’, ook al ontgoochelde de afwikkeling mij enigszins. Die ene dag uit het schoolse leven van Hanno is erg geestig, maar als culminatiepunt van een roman van dit kaliber eerder mager, ja zelfs een beetje ontregelend. Niettemin, het is een kanttekening bij een leeservaring die steeds het midden houdt tussen hilarisch en tragisch. Groots, jazeker!
Waarom eRCee toch nog (proberen) aanvullen? Welnu, hierom:
Het probleem van de Buddenbrooks (na de overgrootvader) is in wezen een gebrek aan koopmansgeest. Hun hart is eerder adelijk, neigt naar het appreciëren van het goede, ware en het schone maar ook naar fatalisme en Weltschmertz, niet naar handel. Dit wordt over de generaties steeds sterker, niet in de laatste plaats door de huwelijken die worden gesloten.
Vraag is of het verval onvermijdelijk is (het determinisme van eRCee’s “hun hart is…”), dan wel geïnduceerd door de familie zelf? De lezer leert Thomas doorheen de roman steeds beter kennen, waarbij het accent steeds minder bij zijn fijnbesnaarde natuur en zijn eloquentie komt te liggen, als wel bij zijn maniertjes, zijn ijdelheden, zijn uiterlijkheden. Dat laatste vormt voor mij de essentie: de twee eerste Johannen uit het geslacht Buddenbrook leggen in hun opvoeding sterk de nadruk op uiterlijk vertoon. En dit wreekt zich…
Christian, de (over)gevoelige ziel die zich van kindsbeen af niet kan voegen naar de geijkte sociale normen, moet het bekopen met een verbanning (eerst uit het gezin, later uit zijn huwelijk en uit de samenleving). Hij kan én mag niet aarden binnen de familiale kring, en wordt uiteindelijk de verschoppeling die zijn ouders en grootouders van hem gemaakt hebben. Zijn manische episodes, zijn wispelturige imitaties en vertellingen waaruit zijn tomeloze verdriet ineens opduikt, zijn psychosomatische zenuwpijnen (een huiveringwekkend mooie vertaling van wat ook in de klinische praktijk voorkomt, zoals eRCee zal kunnen beamen): Christian krijgt nooit de kans samen te vallen met wie hij werkelijk is, of had moeten zijn.
Ook Clara wacht een soortgelijk lot: ze laat zich wegroven uit de aristocratische navelstaarderij, omdat het klimaat voor haar eveneens van meet af aan te verstikkend aanvoelt. Kinderen kunnen niet tot wasdom komen binnen dit koopmansgezin, waarin niets van waarde wordt geacht behalve als het te gelde kan gemaakt worden en de socio-maatschappelijke positie van het geslacht bestendigt, of als het legitieme religieuze gronden heeft.
De instituten macht en geld enerzijds en het religieuze register anderzijds: dit lijken de enige pijlers binnen het geslacht. Voor Johann senior en Johann junior zijn deze spreekwoordelijke steunpilaren nog voldoende, want hun persoonlijke streven kunnen zij enten op deze externaliteiten. Voor Thomas, als meer vrijgevochten intellectueel, volstaat dit echter niet meer. Hij bereikt aan het einde van zijn korte leven de grenzen van wat voor hem financieel en politiek is weggelegd, en die wetenschap induceert moedeloosheid. Toch blijft hij redeneren vanuit de familiale retoriek omtrent macht: wanneer een selfmade koopman zonder respectabele stamboom in de senaat wordt verkozen, stort zijn universum als het ware in elkaar. Dat een generatie eerder al gewone werklui op straat komen om meer democratische inspraak te eisen, lijkt hem compleet ontgaan te zijn.
Hierin schuilt voor mij de factor van het verval: de tijden kantelen, maar het denken binnen de familie blijft star en onveranderlijk. Datzelfde dogmatisch-atavistische redeneren maakt dat Thomas zich niet kan verhouden tot de muzikaliteit van Hanno. Zelfs met zijn behoorlijk ontwikkeld reflectief vermogen kan hij niet bevroeden dat er voor zijn eerstgeborene geen carrière als koopman weggelegd is. Thomas droomt ervan om een tweede zoon – die hij uiteraard nooit zal krijgen – naar de academie te sturen, kortom een kind op te voeden dat losbreekt uit de wetmatigheden die hem zelf aan zijn armzalige bestaan gekluisterd houden. Het verval dat ook Thomas al belichaamt, krijgt hij zelf niet te zien. Over tragiek gesproken…
In zekere zin preludeert Antonie’s levenswandel op wat het hele geslacht – en de lezer met hen – te wachten staat. Niet naar de intuïtie, niet naar het waarachtige gevoel, niet naar het hart wordt geluisterd en geleefd, want Morten mag en zal ze niet huwen. Wel Grünlich, die karikatuur van de leegheid van de koopmansgeest. Het is uiterlijk vertoon pur sang. Ook met Permaneder gaat het fout, want die is op zijn beurt een wandelende metafoor voor al wat zich niet edel en verheven voelt of voordoet in het leven.
Ook Tony’s dochter loopt door een sociaal en financieel gemotiveerd huwelijk met haar open ogen in de val. Antonie’s hele wezen valt kortom samen met een achterhaalde filosofie die niet langer verdedigbaar is in snel veranderende tijden: ze meent dat haar familienaam haar hele DNA herbergt, maar precies omdat ze zich door haar stamboom laat definiëren, stevent haar biografie af op een pijnlijke afgrond. (Hoe onweerstaanbaar is de scène waarin ze de lokale roddelpers eerst veroordeelt, om er vervolgens diep geschokt door te worden – ze is nu eenmaal meer noch minder dan een society-figuur…maar hoe aandoenlijk mooi te boek gesteld door Mann!)
Wat had de Buddenbrooks kunnen redden? Meer openheid, minder tunnelvisie. Meer gevoel, meer artisticiteit, minder fixatie op rang, stand of succes. De achterflap leest dat “artistieke impulsen en een expansief gevoelsleven de robuuste vitaliteit van het handelsimperium ondermijnen”, doch wat mij betreft is een belangrijke voetnoot dat de familie haar vitaliteit zelf ondermijnt, door kortzichtigheid, door een ingebakken bourgeoismentaliteit, door het onvermogen te empathiseren met een veranderende tijdsgeest, die zich zowel op straat (protesten!) als in de schouwburg (Wagner!) laat voelen.
Zodoende houdt ‘De Buddenbrooks’ ons als lezers allemaal een spiegel voor ogen: niets is op de lange termijn zo toxisch als het eigen gelijk – openheid is de sleutel tot welzijn.
De papieren stamboom vormt de leidraad. De Buddenbrooks zijn geen adellijke familie, maar behoren tot de nieuwe rijken in de negentiende eeuw. Door een handelsfirma op te richten hebben ze zich opgewerkt tot de hogere burgerij. Hun herenhuis met personeel in de vrije Hanzestad Lübeck straalt grootsheid en prestige uit. Politieke zitjes verzekeren hun positie in het maatschappelijke kluwen. De kinderen moeten de catechismus van buiten leren en de goede naam van de familie in ere houden.
Bij de jongere generaties gaat het mis. De mannen missen het koopmansinstinct; de vrouwen stranden in mislukte huwelijken. Politieke rivalen, oplichters en uitzuigers kruisen hun pad. Antonie moet kiezen tussen passie en plicht. Wanneer Hanno een streep trekt onder zijn naam op de stamboom, kondigt hij z'n eigen dood aan. Mann beschrijft deze tragische gebeurtenis niet als een sentimentele treurzang, maar door droogjes de symptomen van tyfus op te lijsten. Het is het uitsterven van een dynastie, de Götterdämmerung.
Het is ten dele een sleutelroman, want de oudere generaties zijn gebaseerd op de familie van Thomas Mann. Zijn overgrootvader richtte een bedrijf op in Lübeck; z'n grootvader was consul; z'n vader was senator; z'n tante had twee mislukte huwelijken. Qua karakter vertoont de introverte Hanno gelijkenissen met de schrijver zelf, maar er zijn ook grote verschillen. Hanno vertoont aanleg om componist te worden; het schrijftalent zit bij z'n boezemvriend Kai. De familie Mann is niet uitgestorven, maar de koopmansgeest heeft plaats geruimd voor een intellectuele kunstenaarsgeest.