een schrijver van de onbeholpen soort
Sommige schrijvers zijn niet de meest bekwame schrijvers. 'Onbeholpen' is het goede woord: hun stijl komt wat 'onbeholpen' over. Dat levert dan boeken op waar stilistisch best wel wat op aan te merken valt. Bij dichters komt dit ook voor.
Hans Dorrestijn is bijvoorbeeld een dichter die nogal eens metrumfouten maakt of halfrijmen gebruikt. Toch vind ik Dorrestijn fantastische teksten schrijven. Zijn onvolmaaktheden horen bij zijn geluid. Ook bij schrijvers hoeft het niet noodzakelijkerwijs slechte boeken op te leveren. Neem
Theo Thijssen: ik zal de laatste zijn om te beweren dat Thijssen een fantastische schrijver is. Zijn boeken bevatten zeker stoplappen, ze beginnen steevast traag en ongemakkelijk, et cetera. Toch heeft Thijssen boeken geschreven die ik erg kan waarderen.
Ook Anton Koolhaas is een schrijver van het onbeholpen soort. Helaas stoorde die onbeholpenheid mij zodanig dat ik het boek niet erg kan waarderen.
Koolhaas kiest voor de hand liggende metaforen, veel beeldspraken komen totaal niet over (en dat terwijl hij soms erg lang de vergelijking zit uit te leggen), andere passages zijn zo hoogdravend dat het haast humoristisch wordt en soms schrijft Koolhaas (per ongeluk) opeens in een andere tijd. Dan is er bijvoorbeeld ineens een alinea in tegenwoordige tijd, terwijl de rest in de verleden tijd staat.
Het boek gaat over een jeugdliefde. Koolhaas probeert de gevoelens zó analytisch te beschrijven en zó te psychologiseren dat het boek er ongeloofwaardig van wordt. Het gevoelsleven van de kinderen wordt kapot geanalyseerd en het hele boek gaat er een beetje aan kapot. Alles klinkt te bedacht en Koolhaas slaagt er niet in het zo op te schrijven dat het natuurlijk of vanzelfsprekend wordt en de lezer gelooft wat hij leest.