menu

Eine Frau Erlebt die Polarnacht - Christiane Ritter (1938)

Alternatieve titel: Een Vrouw in de Poolnacht

mijn stem
4,50 (1)
1 stem

Duits
Autobiografisch / Reis

191 pagina's
Eerste druk: Propyläen, Berlijn (Duitsland)

In de zomer van 1934 reist de zesendertigjarige Christiane Ritter haar man achterna naar de Noordpool – ze is voordien nooit ver van huis geweest. Samen met hem en Karl, een Noorse jager, woont ze in een onvoorstelbaar primitieve hut op de afgelegen noordelijkste punt van Spitsbergen. Behalve de natuur en de leegte is er niets, ze zijn helemaal op zichzelf aangewezen. Terwijl de maanden durende poolnacht begint en de mannen lange periodes weg zijn voor de jacht, komt zij alleen de hut uit om die na een sneeuwstorm uit te graven.

zoeken in:
Recensie door Truusje
Uitgeverij Querido Fosfor

Alles draait hier om het naakte bestaan

Wanneer de Oostenrijkse Christiane Ritter in de zomer van 1934 een telegram ontvangt van haar man Hermann met de woorden 'Laat de boel de boel en kom ook naar de Noordpool', heeft ze even haar bedenkingen. Haar man kon niet loskomen van Spitsbergen en is er gebleven na een wetenschappelijke expeditie. In de zomer gaat hij er met de boot op uit om te vissen en tijdens de winter jaagt hij op pelsdieren. Het idee om daar de eenzaamheid op te zoeken (Ach eenzaam? De buurman woont maar 90 km verderop!) en kou te lijden trekken haar niet meteen, maar de berichten van haar man die haar bereiken, wekken toch haar belangstelling, dus... haar nieuwsgierigheid wint.

'Ik zag de kleine winterhut in een steeds vriendelijker licht. Als huisvrouw hoefde je de gevaarlijke tochten ’s winters tenslotte niet mee te maken. Je kon in de hut bij de warme kachel blijven zitten, sokken breien, vanachter de ramen het landschap schilderen, ver van het werelds gewoel dikke boeken lezen en niet in de laatste plaats uitslapen zo lang je wilde.'

Per schip - met meer bagage dan haar man haar had aangeraden mee te nemen - bereikt ze Spitsbergen en wordt ze in de Kongsfjord aan land gezet, waar haar man - Hermann, hoewel ze hem nergens bij naam noemt - op haar wacht. Samen trekken ze verder naar het noorden, waar Hermann een hut heeft gehuurd in Gråhuken, tussen de Woodfjorden en Wijdefjorden. Een heel jaar zullen ze er verblijven, samen met Karl waar haar man mee bevriend is geraakt.

[...] 'een brave, fatsoenlijke kerel. Hij komt uit Tromsø en is eigenlijk ijszeeschipper, harpoenier van beroep. Hij stond al op het punt om naar huis te gaan toen ik hem van de zomer vroeg of hij nog een jaar in het Noorden wilde blijven. Hij aarzelde geen moment en zei ja. Karl is een Spitsbergenfanaat.’

Eenmaal in de hut - met zwarte wanden door kachelrook - aangekomen zorgt ze er voor alles netjes en schoon te krijgen. Vers brood wordt gebakken en er komen creatieve maaltijden op tafel die onder andere bestaan uit vis, zeehonden-, sneeuwhoender- of berenvlees. Haar grootste zorg is dat er weinig vitaminerijke groenten zijn, omdat scheurbuik op de loer ligt.

Via deze link is een virtuele tour te maken door de Ritterhut in Gråhuken.

In haar dagboek schrijft Ritter over haar zorgen en angsten, maar die maken steeds gemakkelijker plaats voor verwondering over de idyllische schoonheid van de natuur, de zomer in het licht en de eindeloos lijkende donkerte van de winter. Hoe moeilijk ze het ook vindt om zich over te geven aan de gedachte dat er vallen worden gezet om aan hun vlees te komen, toch verandert ze na verloop van tijd haar houding ten opzichte van de omstandigheden en kan ze zich steeds beter conformeren met het Arctische bestaan en probeert uiteindelijk zelf ook te gaan jagen. Ze beseft ze dat kleinzieligheid er zijn niet op zijn plaats is.

'Ik bekijk het leven nu ook met andere ogen. Vergeten zijn alle uiterlijkheden, hier draait alles om het naakte bestaan. De hut is een hol dat beschutting biedt, zonder hut zouden we buiten doodvriezen, het primitieve voedsel moet ons wel smaken, want het houdt ons in leven. En spelen kun je ook met zwarte kaarten, zelfs als harten en ruiten even zwart zijn als schoppen. Ze helpen ons de zwarte tijd te verdrijven, dat is hun betekenis.'

In de donkere winter daalt de temperatuur gemakkelijk tot een graad of 50 onder nul. Storm en hagel teisteren de hut en drinkwater is niet voorhanden, dus moet er ijs gesmolten worden. Zelfs ín de hut komt er een laag ijs op de wanden en de bevroren aardappels moeten begraven worden om ze te behoeden voor ontdooien. Ze is er slechts zelden op te betrappen dat ze het hoofd hangen en het is uiterst fascinerend om te lezen hoe ze zich herpakt en met een grote mate van positiviteit, flexibiliteit, verwondering, luchtigheid en lichte (zelf-)spot haar dagen beschrijft. Ook als ze voor langere perioden alleen achterblijft wanneer de mannen op expeditie zijn, is ze onverzettelijk om er het beste van te maken.

De extatische beschrijvingen van de natuur zijn zo beeldend beschreven, dat de kou je bijna letterlijk in de kleren gaat zitten, maar hartverwarmend zijn de beschrijvingen van de geluidloosheid en intense rust, de sneeuwvelden door de zon beschenen, de sneeuwwitte vossen en sneeuwhoenders, de betovering van het ijs, de kleuren van het licht en het knusse van hun hut. Vanzelfsprekend zijn er legio ontberingen, maar de spirit die haar woorden uitstralen zijn bewonderenswaardig en getuigen van een krachtige geest.

'Vreemd zijn die heldere nachten. Ze hebben iets bijzonder plechtigs. Het is alsof de golven zachter slaan en de vogels langzamer vliegen – de nacht is als de droom van de dag.'

'Vandaag straalt de hemel in het blauwe licht van de verdwenen dag. In het noorden hangt een roodgele maan voor de nevel. Als de weerspiegeling van een verre vuurzee zweeft in het roodachtige schijnsel het steeds duidelijker wordende poollicht langs de hemel. Het maan- en het poollicht zijn nu het warme gloeiende licht dat contrasteert met het kille blauw van de lucht.'

Wanneer de tijd is gekomen om Spitsbergen weer te verlaten, beseft ze dat ze niet weg kan gaan. Net als haar man is ze verslingerd geraakt aan het leven in de Arctische contreien. Ze besluit bij haar man te blijven tot de herfst.

Deze indrukwekkende getuigenis van de eerste vrouw op de Noordpool is een wonderschoon literair verslag uit de twintigste eeuw dat terecht is opgenomen in de Schwoblijst. Een non-fictieklassieker om van te smullen en die je met een melancholisch gevoel achterlaat.

Gast
geplaatst: vandaag om 09:21 uur

geplaatst: vandaag om 09:21 uur

Let op: In verband met copyright is het op BoekMeter.nl niet toegestaan om de inhoud van externe websites over te nemen, ook niet met bronvermelding. Je mag natuurlijk wel een link naar een externe pagina plaatsen, samen met je eigen beschrijving of eventueel de eerste alinea van de tekst. Je krijgt deze waarschuwing omdat het er op lijkt dat je een lange tekst hebt geplakt in je bericht.

* denotes required fields.

Let op! Je gebruikersnaam is voor iedereen zichtbaar, en kun je later niet meer aanpassen.

* denotes required fields.