Met dit boek had ik moeite om te stoppen met lezen, het leven van kleine Suzy en haar pasgeboren (half-) broertje, begon miserabel zonder een greintje liefde van hun doorslechte moeder. Ze haatte haar kinderen door en door. Onbegrijpelijk. “Gelukkig” werden beide kinderen weggehaald bij hun moeder. Het zoontje kon terecht bij zijn grootouders, Suzy was helaas ook niet gewenst door haar biologische grootmoeder. Ze werd ondergebracht bij de nonnen in een weeshuis in Antwerpen. De kinderen kregen een warm bed en eten, maar eveneens geen sprankeltje vriendschap of liefde van de nonnen, integendeel. Van kleinsaf moesten ze hun kost en inwoon verdienen door te poetsen, wassen, handwerken, koken, voor andere kinderen zorgen, enz. Tegenspraak, of kleine misstap, weer zeer zwaar gestraft, bijna middeleeuws. Suzy onderging haar lot, werd steeds volgzamer, en wist niet beter dan dat de nonnen haar beschermers waren tegen de wrede verdorven buitenwereld, wat ze haar steeds wijsmaakten. Met de jaren werd de sfeer iets gemoedelijker in het klooster, maar nog steeds koud en streng. De nonnen beslisten waar en wanneer ze ging werken, ze beheerden haar loon, ze kozen voor haar een huwelijkspartner, waar het ook erg fout mee liep, ik wou dat ik die man zijn nek kon omwringen
Suzy wist zo weinig over het werkelijke leven dat ze alles onderging, tot de dag dat haar 3 kinderen oud genoeg waren en op eigen benen konden staan……toen is ze voor het eerst in haar leven voor zichzelf opgekomen. Zeer droevig, maar prachtig geschreven boek. Ik leefde zeer met Suzy mee.