Dit mooi gebonden boekje, met de perfecte omvang van 128 bladzijden, kreeg ik van mijn oudste zoon voor mijn verjaardag. Het was de achttiende druk van december 2019. Inmiddels was het boek alom gelauwerd en had het de NS-publieksprijs in de wacht gesleept. Grote stapels in de kiosken op de Top 10-tafel. Een postuum eerbetoon, want Martine overleed al na de negende druk van haar boek.
De keuze van mijn zoon voor dit boek lag wel voor de hand. Ik ben verpleegkundige en beroepsmatig veel in contact met mensen die met een hersenaandoening zijn opgenomen. Een interessegebied, voor mij, maar nu bekeken vanuit de beleving van de schrijfster. Haar soms bijtend nauwkeurige observaties van die vreemde ziekenhuiswereld om haar heen liegen er niet om. Niet de meest makkelijke patiënt, denk ik, ook niet de meest gelukkige. Ze houdt zichzelf staande midden in haar angst en verwarring, tegen de klippen op. En heeft niet alleen oog voor haar eigen ellende maar ook voor die van haar medepatiënten. In korte zinnen raakt ze de kern van haar observaties. Scherp waar het moet, met wrange humor, maar zonder cynisme.
Terecht een veelgeprezen boekje. Een bericht uit een andere wereld. Martine Bijl kende ik natuurlijk al bijna mijn leven lang. Vooral van haar liedjes en als panellid in Wie van de Drie, met Albert Mol, Lous Haasdijk (ja, met die bril) en Kees Brusse. Toch wel een uiterst correct Avro-familieprogramma, waar je voor op mocht blijven. Martine was altijd lief, blond en onschuldig. Zo zag ik haar. Het tegenovergestelde van bijvoorbeeld Adele Bloemendaal. Maar na lezen van dit boekje, zie ik wie ze was. Haar positivisme was geen houding maar een een taaie overtuiging. Haar humor ging niet ten onder bij alle ellende die ze meemaakte door haar hersenbloeding en gebroken heup. Ze bleef zichzelf, moedig, bij alles wat wegviel en voor de meeste mensen onverdraaglijk moet zijn. Een stoere schrijfster.