Dit schreef ik in het kwartaalboektopic:
Vandaag ben ik overigens in Konrád begonnen en ik vind het boek voorlopig verre van moeilijk. De Bezoeker is natuurlijk geen pageturner, maar met enige concentratie is het allemaal erg begrijpelijk wat Konrád opschrijft. Na het enorm poëtische en vage De mooie gekken van de grote steden van Fanus Neagru is de heldere en 'saaie' Konrád een verademing.
Vlak na dat bericht las ik verder, en kwam Konrád los. Hier echter geen ongrijpbare vreemdheid, maar schokkende opsommingen van wat voor zaken de verteller achter zijn bureau bij de sociale dienst te verwerken krijgt. Hieruit blijkt dat zijn taak hem zwaar valt en de twijfels over de zinnigheid van wat hij doet zijn dan ook niet echt verrassend. De kracht van
De bezoeker zit dan ook vooral in de uitwerking, de preciesheid waarmee gedachtes zijn uitgeschreven. Fascinerend vind ik ook dat de verteller werkelijkheid en mogelijk toekomstige werkelijkheid in elkaar laat overgaan; niet altijd is (direct) duidelijk in welk werkelijkheidsgehalte het verhaal zich bevindt.
Een sterk boek, ik ben van plan meer van Konrád te gaan lezen. Voor een impressie van de schrijfstijl nog een paar citaten:
Ik benijd Bandula [de vader die zelfmoord pleegde]; in zijn kamer die doet denken aan een stalletje op de rommelmarkt moet hij door geen enkele twijfel geplaagd in een discipline geleefd hebben zo zuiver als teer, zonder in de verleiding te zijn gekomen om de zin van zijn handelen te achterhalen. Zijn zelfmoord is tenslotte net zo'n consequente gebeurtenis als het loslaten van een zich bovenaan verjongende regendruppel van een telegraafdraad.
op deze leeftijd legt een mens nog maar moeilijk nieuwe contacten. De jonge man heeft een prettig gezicht, misschien zou hij alleen maar zeggen: 'O ja?' en dan zijn cognacje door zijn keelgat gieten. En je zou hem dan het liefst een trap in zijn buik geven en de twee uiteinden van zijn rode sjaal zo hard aantrekken dat uit zijn neus en zijn mond - kortom, je sluit geen vriendschap.
Vervolgens leg ik me er bij neer dat ik mijn pupil [het jongetje uit de plotbeschrijving] met geen mogelijkheid tot de wereld van de plicht kan verleiden. Hij blijft zijn leven lang een kind, ik moet hem accepteren zoals hij is, hij kan - bijna zonder enige uitzondering - doen wat hij wil." Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de verteller deze uitsprak eigenlijk geldig vindt voor al zijn cliënten; ze hebben altijd wel een excuus voor hun afwijkende gedrag, ze laten zich zelden echt in goede banen leiden.