Drago Jančar weet de lezer goed mee te nemen naar het 16e eeuwse Europa, in met name een gebied dat nu deels bij Slovenië en deels bij Oostenrijk hoort. We volgen de hoofdpersoon Johann Ott, terwijl hij zich in een wereld van pestepidemieën en heksenprocessen begeeft. Het hele boek voelt als een lange koortsdroom, een aaneenschakeling van ellende die je als lezer meekrijgt, zoveel dat het af en toe begint de duizelen. Dat komt misschien ook omdat al dat lijden behoorlijk expliciet is beschreven.
Ik voelde ondanks (of juist dankzij) de hoeveelheid aan gebeurtenissen weinig spanning tijdens het lezen.
Maar hoe de massahysterie een samenleving kan overnemen is erg goed weergegeven. In de samenleving heerst continue angst, wantrouwen, eenzaamheid en bijgeloof. Maar ook voor Johann Ott persoonlijk speelt angst een grote rol in het leven, en die ontwikkeling in het boek springt er voor mij uit. Langzaam maar zeker merk je dat hij zijn angst steeds meer verliest, terwijl de wereld om hem heen daar niet bepaald aanleiding voor geeft.
Je voelt als lezer hoe alle ellende die hij tegenkomt veel dragelijker wordt naar mate de angst en het piekeren bij Johann Ott verminderen of zelfs verdwijnen.
Hoewel het een bijzondere leeservaring was en het een aardig beeld heeft gegeven van hoe het leven zou kunnen zijn geweest voor een eenling in een wereld die gedomineerd werd door de pest, ben ik blij dat ik het boek uit heb, omdat die aaneenschakeling van ellende voor mij net iets te lang duurde.