Een portret van prostitutie in de 19e eeuw, in casu gesitueerd in het broeierige, bokkige Londen, dat door Fabers smeuïge beschrijvingen en eigenzinnig evocatieve stijl onweerstaanbaar wordt opgeroepen? Ja, onder andere. De ware grootsheid van ‘Lelieblank, scharlakenrood’ gaat evenwel schuil in de breedte waarmee Faber naar dit specifieke tijdsgewricht kijkt, of nauwkeuriger gezegd: naar de positie van de vrouw in het algemeen.
Uiteraard is er Sugar, die eerst misbruikt wordt als kind, en daarna gebruikt om de goorste erotische fantasieën mee te verwerkelijken – merkwaardig trouwens, hoe Faber zonder details te geven toch het idee van transgressie feilloos weet over te brengen. Daarnaast is er echter Agnes, een vrouw die waanzinnig wordt omdat niemand haar ooit verteld heeft dat er zoiets bestaat als menstruatie – dat Faber dit geloofwaardig weet over te brengen, is een prestatie op zich, niet? Verder is er dochter Sophie, die in totale beslotenheid opgroeit en vermoedelijk in de wieg is gelegd voor hetzelfde lot als haar moeder, want ook zij wordt door niemand geïntroduceerd in de wereld van het feminiene, integendeel – zij wordt verstoten bij de gratie van haar vrouwelijkheid, of brengt Sugar daar verandering in? En tot slot Emmeline Fox, nog zo’n schepsel dat zich geen houding weet aan te meten ten aanzien van de seksueel onderdrukkende (zeg gerust: hypocriete) moraal van die tijd (want mannen mogen schijnbaar alles, toch?), en bovendien als sterke en onafhankelijke vrouw overal op weerstand stuit. Geen wonder dat Faber de pater familias van dit verhaal, de centrale mannelijke spil, aan het slot in zijn hemd zet, wil laten boeten voor wat hij bewust én onbewust allemaal aanricht...
Knap is alleszins dat Faber zijn tijdsdocument weeft door subtiel de heersende krachten in beeld te brengen die destijds overheersten: mannen (Ashley & Bodwell, of course!), de kerk en haar krampachtige ethiek (Henry), de society en haar onbarmhartige oordeel (lady Bridgedow, my dear?), en – niet te vergeten – de rol van centen, want wie zich geen hap kan veroorloven, gaat eraan, simpel.
Faber brouwt dus uit dit mengsel van verhaallijnen, op basis van louter een handvol personages, een schitterend panorama van de 19e eeuw, van Londen, van het vrouw-zijn in een era waar mannen de plak zwaaien…en dat doet hij met een hypnotiserende verteltrant en weelderige taal. En toch is het boek zo’n kwart te lang. Een pageturner tot rond bladzijde 650, doch nadien almaar meer van hetzelfde... De formule blijft kortom niet echt boeien, en het plotse einde lijkt er op te duiden dat ook Faber niet goed wist hoe hij dit monumentale project moest neerleggen?
3,75*