Als ik mij niet vergis was het niemand minder dan de God der Nederlandse letteren, Harry Mulisch dus, die mij voor het eerst prikkelde om deze brief van Kafka eens op te zoeken. In
‘De ontdekking van de hemel’ staat dit werk namelijk beschreven als één van die boeken die men in zijn collectie moet hebben – aldus Max Delius, als ik mij niet vergis.
Dan komt men, 6 maanden later, een recensie tegen uit een oude krant, zorgvuldig bewaard en met stip gemarkeerd door één der gezinsleden. En vervolgens duurt het nog maar eens 6 maand vooraleer men
‘Brief aan Vader’ als bij toeval in de schoot geworpen krijgt bij een bibliotheekbezoek. Een geschenk uit de hemel, want deze zonderlinge brief weekt meer emoties los dan een mens op een doordeweekse woensdag lief is.
‘Brief an den Vater’ laat zich niet zo eenvoudig omschrijven: het is enerzijds een vlijmscherpe analyse van Kafka over hoe zijn eigen vader hem voor de rest van het leven getekend heeft, maar anderzijds een ontwapenende bekentenis van een geniale man met een alles overheersend minderwaardigheidscomplex. De auteur geeft zichzelf volledig bloot, zonder te zwelgen in zelfmedelijden. Deze brief is ontzettend eerbaar, maar zelfs daar gaat Kafka in de laatste bladzijden aan twijfelen. Niets wat hij doet (of
kan doen) is gerechtvaardigd, laat staan geoorloofd, in het aanschijn van de tirannieke figuur die zijn kinderen stuk voor stuk ten gronde heeft gericht.
De emoties, het verdriet, de melancholie spatten hier werkelijk van de pagina’s af. Na het nogal archaïsche
‘Het Proces’ is
‘Brief aan Vader’ een verfrissend meesterwerkje.
4*